100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Kennistoets Orthopedie 2 Psychologie Leerjaar 2 €5,99   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Kennistoets Orthopedie 2 Psychologie Leerjaar 2

 39 keer bekeken  7 keer verkocht

De samenvatting Orthopedie 2 Psychologie is uitgewerkt met behulp van de colleges. Onder de uitwerking staan de leerdoelen vermeld die bij dat college horen, zo kun je na het leren jezelf toetsen of je het college begrijpt en de leerdoelen kunt beantwoorden. Daaronder staat ook precies welke litera...

[Meer zien]

Voorbeeld 5 van de 30  pagina's

  • 26 januari 2021
  • 30
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (14)
avatar-seller
ellenfokke
SAMENVATTING
Kennistoets: Orthopedie 2 Psychologie

,Pijn; psychosociale aspecten
Uitwerking
Stellingen
Pijn betekent niet altijd dat er sprake is van weefselschade. Er zijn veel verschillende soorten van
pijn, die niets met weefselschade te maken hebben.

Chronische pijn betekent niet dat een patiënt constant pijn heeft. Chronische pijn betekent dat een
patiënt langer dan 3 maanden pijn ervaart in een bepaalde lichaamsregio.

De ziekte dementie beïnvloedt het pijngedrag van een patiënt. Dementie is een sterk bepalende
factor voor het voelen en beleven van pijn.

Pijn en somatisatie
De definitie van pijn volgens de International Association for the Study of Pain (IASP) in 1994 luidt als
volgt: ‘’Een onplezierige sensorische en emotionele ervaring die gepaard gaat met (dreigende)
weefselbeschadiging of in dergelijke termen wordt beschreven.’’

Pijn is subjectief, ieder individu leert het woord “pijn” te gebruiken, op basis van ervaring met
weefselschade. De belangrijkste functie pijn is beschermen. Het is een protectiemechanisme. Als er
geen pijn kan worden ervaren zou er veel schade op worden gelopen. Pijn is daarom nuttig in de
acute fase, maar heeft ook meer facetten dan alleen de beschadiging van weefsel.

Pijn en somatisatie zijn twee aspecten die sterk met elkaar verbonden zijn. Dit kan onderverdeeld
worden in verschillende componenten, namelijk:
- Psychogene pijn  affectieve (waarneming) of cognitieve componenten
- Nocisensorische pijn  nocisensoren worden geprikkeld
- Neuropathische pijn (in de vorm van hyperesthesie (= versterkt pijngevoel))  er is letsel in
het (perifere of centrale) zenuwstelsel of ontregeling hiervan met veranderde
neuronenfunctie
- Idiopathische pijn  meerdere grondvormen/onduidelijke oorzaak

Bij acute pijn is het gelijk duidelijk dat er iets aan de hand is. Vaak gaat dit gepaard met veel schade.
Bij chronische pijn kan iemand pijn ervaren, maar de reden waarom is niet echt duidelijk. Vaak speelt
deze pijn ook al een langere tijd. Bij chronische pijn worden ook meer de psychologische aspecten
uitgevraagd om zo een oorzaak te vinden voor de pijn.

Somatisatie is de neiging om lichamelijke klachten te ervaren, toe te schrijven aan lichamelijk ziekte
en er medische hulp voor te zoeken, terwijl er geen somatische pathologie gevonden wordt die de
klachten voldoende verklaart. Somatisatie wordt vaak gerelateerd aan klachten als buikpijn en lage
rugpijn. Iemand die somatiseert is dus iemand die lichamelijke gevoelens/signalen koppelt aan een
bepaalde aandoening terwijl er onvoldoende bewijs is dat de klachten van de patiënt mogelijk te
herleiden zijn naar een weefsel, orgaan of ziekte. Mensen die dus somatiseren zijn dus druk bezig om
de signalen te interpreteren en het een bepaalt ‘’label’’ aan te geven die erop is gericht dat iets in het
lichaam niet goed is. Er is een richtlijk SOLK, die gaat over Somatisch Onvoldoende verklaarde
Lichamelijke Klachten.




1

,Het verschil tussen (psychische) ‘’problemen’’ en stoornis:
- ‘’Problemen’’ = overkoepelende term
- Stoornis = wanneer een probleem leidt tot sociaal disfunctioneren
o Somatische stoornis  patiënt heeft lichamelijke klachten waar geen somatische
oorzaak voor is.
o Conversie stoornis  patiënt is ervan overtuigt dat hij/zij een bepaalde ziekte heeft
en gedraagt zich ook alsof hij/zij die ziekte heeft, terwijl daar geen duidelijk bewijs
voor is.
o Hypochondrie  patiënten die bij het horen, zien of lezen van een ziekte en daarbij
zelf ook een klein verschijnsel van tonen, gelijk denken dat zij precies die ziekte
hebben.
o Body Dysmorphis Disorder  patiënten die hun lichaam anders voelen en zien dat
dat ze in werkelijkheid zijn.
o Chronische buikpijn bij vrouwen
o Dysmenorroe  pijnlijke menstruatie
o Prikkelbare darm syndroom

Pijngedrag
In de acute fase zijn mensen veel meer gericht op de mogelijke (weefsel)schade en/of ziekte, maar
wanneer ziekten langer bestaan en mensen gaan zich anders gedragen (verbaal, non-verbaal, fysiek
en motorisch) dan zijn er een aantal zaken nodig van de patiënt of die van invloed zijn op de pijn. Dit
zijn persoonsgebonden factoren als:
- Demografische gegevens (wie ben jij? Waar kom je vandaan?)
- Locus of control
- Attributie
- Coping stijl
- Emoties

Bovenstaande factoren worden altijd uitgevraagd in de anamnese met behulp van SCEGS. SCEGS
staat voor: Somatisch, Cognities, Emoties, Gedrag en Sociaal.

Het Ei van Loeser is een pijnmodel dat bestaat uit verschillende ‘’schillen’’. Het middelste deel is de
nociceptie/pijnprikkel. Er komt dan een signaal die door de nociceptoren wordt getransporteerd. Dan
ontstaat er pijngewaarwording. Vanuit die pijngewaarwording kan daar een pijnbeleving bij kunnen
komen, en dat zou kunnen leiden tot het daadwerkelijke pijngedrag. Het Ei van Loeser kan vaak
worden toegepast in de acute fase, maar niet altijd. Want zoals in de stellingen staat hoeft er voor
het ervaren van pijn niet altijd een noxische prikkel nodig.




2

,De Cranenburgh theorie zegt: ‘’Er kan wel een noxische prikkel zijn die tot nociceptie,
pijngewaarwording en pijngedrag leidt, maar het hoeft niet altijd zo te zijn.’’ Een noxische prikkel
hoeft niet altijd te leiden tot nociceptie. En zo hoeft niet ieder aspect met elkaar samen te gaan. Er
kunnen op die manier veel verschillende manieren zijn hoe iemand pijn ervaart.




Een noxische prikkel, dus er wordt iets beschadigd, maar zonder dat dat leidt tot het gevoel van
nociceptie en pijnbeleving. Het verlies van de pijnzin kan voorkomen bij een aandoening van de
zenuwen (lepra, diabetes (neuropathie), bij anesthesie, bij straling (UV, röntgen, radioactief) en bij
gebruik van chemische stoffen (medicatie).

Nociceptie zonder noxische prikkel kan komen door overgevoeligheid van de amputatiestomp ter
gevolg van littekenvorming in de zenuw. Ook kan het komen door overgevoeligheid van de
zenuwuiteinden bij verwonding of ontsteking. En het kan ontstaan bij allodynie (= overgevoeligheid
voor aanraken, sensitisatie van perifere en/of centrale neuronen). Er is dus wel een prikkel, maar er
is geen schade.

Psychologische terminologie die te maken hebben met pijngedrag zijn conditionering en modeling.
De operante conditionering betekent dat de patiënt door iets te melden of door anders te bewegen
misschien wel vanuit de positieve benadering meer aandacht krijgt, daardoor meer in beeld is en zich
daardoor beter voelt. De andere kant kan zijn dat het een negatief effect heeft en dat de patiënt
vervelende en stressvolle situaties gaat vermijden. Ook kan het zijn dat door een overbezorgde
omgeving/partner de patiënt wordt ontmoedigd van het gezonde gedrag (actief zijn). Bij modeling
wordt er geleerd van hetgeen dat in de omgeving en bij anderen wordt gezien.

Een model dat veel wordt gebruikt in de fysiotherapie bij revalidatie, maar ook in de psychologie, is
het vreesvermijdingsmodel. Wanneer dit model wordt begonnen bij het woord letsel, gaat dit
gepaard met pijnervaring. Vanaf dat moment zijn er twee ‘’cirkels’’ die een patiënt kan nemen.
Wanneer een patiënt geen vrees heeft, zich aanpast en zichzelf er mee confronteert kan het herstel
weer verder gaan. Wanneer een patiënt wel vrees heeft, kan de patiënt dingen/activiteiten gaan
vermijden waardoor het herstel onvoldoende tot stand komt. Daardoor wordt een patiënt in
zijn/haar vitaliteit steeds minder, waardoor de belastbaarheid steeds minder wordt. Daardoor kan
het zijn dat de patiënt mentaal onzekerder wordt en misschien zelfs wel depressief. Dit leidt er dan
toe dat dat de patiënt meer pijn ervaart.




3

, Behandeling
In het RPS-formulier wordt het ICF-model geïnterpreteerd maar ook de gezondheidstoestand van de
patiënt. Alle facetten die daarin voorkomen hebben met elkaar te maken. Een anatomische stoornis
is niet per definitie altijd iets wat leidt tot een direct verlies van activiteit en mogelijk ook daardoor
verlies van hobby, sport of werk, maar dit kan wel zo zijn. Van het ICF-model wordt dan een
interactief model gemaakt waarbij de pijlen alle kanten op kunnen gaan om zo tot een goede
fysiotherapeutische diagnose te leiden en een goede fysiotherapeutische interventie, oftewel de
therapie.

Wanneer er wordt getwijfeld aan het beloop is het altijd verstandig om medische behandeling te
overwegen. Als er andere componenten zijn als een depressie, een sociaal isolement of onvoldoende
voeding kan er ook een multidisciplinaire behandeling overwogen worden. Het probleem van de
patiënt krijgt dat ineens een hele andere context.

Behandeling bij chronische pijn kan gedaan worden met behulp van:
- Pijneducatie (gedrag- en vreesvermijdingsmodel)
- Stimuleren van actieve coping en een gezonde leefstijl
- RET-methode
- Gradual exposure/gradual activity

Daarnaast zijn er ook nog andere technieken die gebruikt kunnen worden bij chronische pijn, zoals:
- Ontspanningstechnieken
- Biofeedback
- Acceptance and Commitment Therapy (ACT)

Chromische pijn is een complex fenomeen. Het is meer dan alleen maar weefselschade, sterker nog
het heeft niet altijd met weefselschade te maken. Zowel sociale als psychologische aspecten moeten
bij de diagnose en de behandeling betrokken worden.

Leerdoelen
1. De student is in staat om het begrip pijn te definiëren.
2. De student is in staat om somatisatie te beschrijven.
3. De student is in staat om te beschrijven hoe het model van Loeser pijn verklaart.
4. De student is in staat om te beschrijven hoe chronische pijn behandeld kan worden vanuit
gedragsmatig perspectief.




4

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ellenfokke. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 70055 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,99  7x  verkocht
  • (0)
  Kopen