Inleiding in de Politicologie blok 2:
College 13:
Machtenscheiding NL: regering is wetgevend en uitvoerend. Parlement is mede
wetgevend maar vooral controlerende macht.
Verenigde Staten:
Gemediatiseerd beeld: president in film
1787 (aangenomen)-1789 (actief) Grondwet: representatie en machtenspreiding
1861-1865: Amerikaanse Burgeroorlog, staten kregen minder macht, konden zich
niet zomaar meer afsplitsen.
1917: einde isolationisme grote speler wereldtoneel.
1960s: burgerrechtenbeweging: vrijheid en gelijkheid.
1970-1990: conservatieve revival tegen grote rol staat, federale belastingen en
overheidsingrijpen. Tegenbewegingen tijdens presidenten.
1990-nu: polarisatie: Blue (democraten) vs. Red (republikeinen): tea party.
Grondwet 1787: Doelen:
1. Beschrijven 3 takken overheid.
2. Beschrijving federalisme: wat overkoepelende orgaan (federale overheid) mag
doen = competenties van staten.
Bill of Rights 1789: Eerste 10 Amendementen (voegen alleen dingen aan
grondwetten toe, niet herschrijven).
- Burgerlijke vrijheden: religie, meningsuiting, vereniging, wapens, pricacy.
- Rechtspraak; Federalisme.
Ontworpen door James Madison: ‘Vader van de Constitutie’, doel: zorgen dat de
meerderheid niet teveel macht kan uitoefenen:
- Machtenscheiding, niet alle macht bij 1.
- Checks and balances, machten elkaar in bedwang houden wanneer nodig.
o Congres kan uitvoerende macht terughalen. Voorbeeld: Impeachment:
wetgevende macht kan president afzetten wanneer tegen de grondwet in.
- Federalisme, machtenscheiden tussen nationale niveau en staten.
- Indirecte verkiezingen, presidentsverkiezingen: staten kiezen kiesmannen
electoraal college die kiezen wie de president wordt, hoeven ze niet te doen op
basis van door wie ze verkozen zijn. Allen huis van Afgevaardigden direct
gekozen.
Trias Politica:
- Executive: President + staf
o Staatshoofd + regeringsleider/regeringshoofd: uitvoeren federale wetten =
kerntaak.
o Wetgeving ondertekenen.
o Veto-macht, wetgeving weigert te ondertekenen wet gaat niet door.
o Nominatie rechters Supreme Court, SCOTUS. Benoeming door Congres.
o Onderhandeling over verdragen.
, o Commander in Chief: Inzet <60 dagen. Verantwoordelijk leger, beslist over
inzet minder dan 60 dagen, anders toestemming Congres nodig.
o Monarchistische tendensen van de president: President belangrijker
geworden, meer kenmerken van een Monarch. Bepaald agenda
partijgenoten in Congres (Trump doet dat minder) eigenlijk hoort
president daarna te komen want hij is de uitvoerende macht overlopen,
president gebruikt vaker veto als politiek element (Koning NL en BE ook
Veto-macht maar gebruiken ze niet) en wetgevende macht toegenomen
via decreten: wetten door parlement goedgekeurd maar decreten= vrije
ruimte uitvoerende macht om regels toe te wijzen presidenten maken hier
meer gebruik van (Obama tegen Republikeins proces via decreten ideeën
doorkrijgen, niet criminaliseren illegale migranten). Congres kan dit niet
tegenhouden, alleen Supreme Court. President mag geen oorlog
verklaren en langer dan 60 dagen bepalen maar: Clinton (bommen
Sudan) zonder toestemming en is een oorlogshandeling. Bush na 9/11 vrij
spel om Al Qaida te pakken oorlog beginnen Afghanistan zonder
toestemming. President maakt gebruik van zwak Congres of vrij spel die
het Congres geeft.
o Presidentiële verkiezingen:
§ Voorverkiezingen (primaries):
· Voordeel: publiek debat voeren over koers partij want er
zijn maar 2 partijen. Verschillen tussen kandidaten groot.
· Nadeel: kandidaten kunnen beschadigd raken voor
verkiezingen beginnen. Primaries versterken achterban
aan 1 kandidaat. Donald werd niet geaccepteerd door
meerderheid achterban, steun was laag toen verkozen
was nam steun toe. Identiteitspolitiek: mensen stemmen op
vaste partij.
§ Indirect via electoraal college
· Groter belang voor kleine staten + swing states: staten om
wie echt gestreden moet worden. President niet
afspiegeling van bevolking, popular vote niet noodzakelijk:
electoraal college winnen.
§ Aantal termijnen is maximaal 2 (Roosevelt 4 keer gekozen).
- Wetgevende macht: Congres
o Oorspronkelijk verwacht als toonzettende macht.
§ Huis van Afgevaardigden (lagerhuis).
· 435 leden, termijnen 2 jaar (macht breken, continu
verkiezingen), verkozen per district (probleem: kan leiden
tot gerrymandering = trekken grenzen tussen districten
zodat het aantal zetels gunstig is, verantwoordelijk zijn om
grenzen te trekken. Alle republikeinen in 1 district,
afgevaardigden per district). Supreme Court: niet illegaal.
Sommige stemmen tellen meer dan anderen.
· Gaat over belastingontvangsten
· Bij impeachment moeten ze president beschuldigen.
§ Senaat (hogerhuis).
, · 100 leden, termijnen 6 jaar (verkiezingen elke 2 jaar, deel
vervangen), 2 senatoren per staat.
· Goedkeuren van verdragen.
· Goedkeuren presidentiële benoemingen.
· Veroordeling van impeachment, beschuldiging gebruiken
om tot besluit te komen.
· Impeachment: Nixon (obstructie onderzoek door Nixon,
stapte zelf op), Clinton(onder ede gelogen over seksuele
relatie met Monica Lowinski in een andere zaak, wel
aangeklaagd maar niet veroordeeld) en Johnson 19e eeuw
(wilde iemand wegsturen uit kabinet, congres: wet dat dat
niet mag zonder toestemming, op 1 stem overleefd).
§ Huizen zijn gelijke partners, niet 1 ondergeschikt aan elkaar.
Gezamenlijk budgetrecht, toezicht op uitvoerende macht,
President uit functie zetten en verantwoordelijk voor
oorlogsverklaringen.
§ Congres kenmerken:
· Permanente verkiezingscampagne
· Zwakke rol politieke partijen: gaat om rol individuen binnen
district, minder duidelijke blokken van partijen maar
onderlinge verdeeldheid.
· Sterke rol parlementaire commissies: besluiten voorgekookt
in commissies van afgevaardigden.
· Grote rol voor lobbyisten, pork barrel = uitruil.
· Verhouding Congres en President: (Bi-)Partisanship.
Partijen moeten samenwerken want meerderheid elke
partij in kamers verschillen met partij president = Divided
Houses.
· Jaren 90: Polarisatie.
- Justitiële macht: Supreme Court
o 9 rechters, levenslange aanstelling (behalve terugtreden, pensionering en
impeachment), benoeming door president: levenslange erfenis.
o Institutioneel: Polarisatie (parlement die kiest) leidt tot benoeming ene
partij rechters spanningen.
o Behandeld weinig aanvragen, kiest zelf zaken uit: zaken die dwingende
federale redenen behoeven: grote overtredingen, botsen met eerdere
besluiten/wetten op federale niveau of botst met constitutie of constitutie
die met elkaar botst.
o Meerderheids- en minderheidsstandpunt, rechters geven argumentatie
aan, zelfs als minderheid. Nederland: met z’n alle tot conclusie, geen
minderheidsstandpunt. Voordeel SC: meer duidelijkheid over rolspelende
argumenten. Nadeel: politiseerd: ‘het is ook maar een mening’.
- Checks and Balances: Congress
o Oorlogsmacht, impeachment, onderzoek executieve macht, vaststellen
begroting, bevestiging presidentiële benoemingen (Senaat) en
goedkeuren/ratificatie verdragen (Senaat). Doorslaggevend bij
verkiezingen zonder meerderheid, dan kiest Congres de president.
, - Checks and Balances: SC
o Toetsing wetten, interpretatie van toetsbaarheid van wetten en spreekt
recht over eigen leden.
- Checks and Balances: President
o Vetomacht over wetgeving (overruled door pocket veto 2/3 congres)
o Uitvaardiging decreten, benoemen rechters SC en toekenning pardon aan
veroordeelden.
- Checks and Balances: Impeachment
- Fiscal cliff: balans wetgevende en uitvoerende macht conflict: botsing:
begrotingsmacht Congress met vetomacht President:
o Door Polarisatie gegroeid en door Divided government.
o Gevolg: overheid zichzelf sluiten door afkeuren begroting was er geen
begroting.
§ Poisonous policy package: maatregelen zo verschrikkelijk maar
worden uitgevoerd bij geen begroting: pensioenen niet doorgaan
van veteranen enz. Democraten en Republikeinen dit beide
vermijden idee: moeten wel samenwerken werkte niet. Wie krijgt
de schuld? 2013: Republikeinen, ging over wat goed zou zijn voor
het land.
Amerikaanse politieke cultuur:
- Liberaal individualisme: (economische) zelfstandigheid.
- Formele ‘equality of opportunity’: high school toegankelijk voor iedereen maar
ongelijk niveau van scholen.
- Groot politiek activisme, vooral hogeropgeleiden, rijkeren. Geen gelijkwaardig
niveau.
- Lage verkiezingsopkomst, vooral lageropgeleiden en armen stemmen niet.
- Grotere ongelijkheid dan in EU.
- Rol politieke partijen zwak: partij als breed ideologisch platform = primaire zaak
van individu. Gaat niet om partij. Geen formeel lidmaatschap van partij maar wel
registratie voor gesloten primaries. Veel campagne-geld voor kandidaat-
presidenten Fund-raising belangrijk: in het krijt bij degene die je financieel
ondersteund.
- Grote rol religie: 90% gelovig. Vooral christelijk-rechts bij Republikeinen. Steeds
groter appeal naar religie onder met name Republikeinse kandidaten en top-
politici.
- Spirituele kant in publieke opinie.
- Maatschappelijke polarisatie: progressieve vs conservatieve media. Red vs.
Blue States. Politiek discours is verdeeld.
Staat van de Democratie van Madison:
- Machtsbalans ondermijnd door toenemende macht president: oorlog, veto,
agenda.
- Machtenscheiding ondermijnd door gedeelde macht: oorlog, budget, agenda.
o Bij divided houses risico op blokkade.
- Minder indirecte verkiezingen: Senaat.
- Toenemende maatschappelijke en politieke polarisatie.