Brain & Cognition (Clinical Neuropsychology)
Hoorcollege 1 (3-9-2019) – introduction clinical neuropsychology:
Systematic observations of case studies (Phineas Gage) à relation between brain
and behavior & between structure and function
Clinical neuropsychologist: a scientist practitioner whose focus lies on dysfunction of
behavior and cognition as a result of developmental disorders, brain disease or
psychiatric disorders, relation between brain disorder and behavior (not a brain
researcher) = psychologist for people who have something wrong with their brain
Brain cognition: perception, memory, language, attention, executive functions, motor
skills, intelligence, social cognition (other factors that influence these domains:
psychosocial, somatic, development, performance validity)
International Classification of Functioning (ICF model): to describe consequences of
a disease/disorder (problems a patient can have)
- body structure and function (impairment) à activity (limitation) à participation
(restriction) + environmental factors & personal factors
- relevant for understanding subjective complaints and problems in daily life
- identify target for treatment or optimalisation, identifies moderating factors
The diagnostic cycle: klachtenanalyse à probleemanalyse à diagnoseanalyse à
indicatiestelling (formulate hypothesis à test them à reject them à reformulate)
- Assessment: tests, questionnaires, observation scales, interview techniques
(observation & interpretation of test results, medical record, etiology, functional
neuroanatomy) à goal: differential diagnosis, developmental delay, toxic/side
effects, functional analysis
- Treatment: psychotherapeutic techniques, cognitive training
The neuropsychological method: referral question à medical history à clinical
interview (observation) à test selection and administration (reliability, validity &
normative data available (comparable)) à interpretation and reporting à advice
- Anamneses: informatie verzamelen over klachten en gegevens
(opleiding/werk, medicatiegebruik). Indruk over cognitieve vermogens en
gedrag van patient. Middel om werkrelatie op te bouwen met patient.
- Heteroanamnese: informatie krijgen van
partner/kinderen/ouders/vrienden/huisarts over patient.
Betrouwbaarheid:
, - Test-hertest betrouwbaarheid: in hoeverre een test tot dezelfde resultaten
komt als hij op verschillende momenten bij eenzelfde patient wordt
afgenomen.
- Inter-beoordelaars betrouwbaarheid: de mate van overeenstemming tussen
de uitkomsten van verschillende onderzoekers bij een test.
Validiteit:
- Face validity: de mate waarin een test op het eerste gezicht lijkt te meten wat
hij behoort te meten (een taak die lijkt op een alledaagse cognitieve taak)
- Inhoudsvaliditeit: of een test representatief (alle sub-categorieen bevat) is voor
het onderwerp dat men wil meten
- Construct/begrips-validiteit: de mate waarin het resultaat van een test ook
werkelijk een indicatie is van de cognitieve functie
- Criteriumvaliditeit: de mate waarin een test de prestatie van een patient kan
voorspellen op een extern criterium, iets wat men eigenlijk wil weten maar niet
rechtstreeks kan vaststellen (predictieve en concurrente validiteit)
- Ecologische validiteit: de mate waarin een test voorspelt hoe een patient
functioneert in zijn eigen omgeving
Symptoomvaliditeitstest: test om onderpresteren op te sporen
Hoorcollege 2 (6-9-2019) – Parkinson:
Hypokynetisch-rigide syndroom:
- Ziekte van Parkinson: familial type of PD (genetic), idiopathic PD (without
identifiable cause)
- Atypische parkinsonismen
Primaire motorische symptomen (typically starts on one side (unilateral)):
- Resting tremor: beven van handen, benen of hoofd (kaak) als het
lichaamsdeel niet beweegt.
- Slowness: bradykinesie (langzame uitvoering van beweging, moeite met
herhalende bewegingen) & akinesie (een beweging niet direct beginnen
wanneer daar opdracht toe gegeven is (avolition))
- Rigidity (stiffness): strakheid en spierpijn (tegelijk aanspannen van de
agonistische en antagonistische spieren), schuifelende kleine pasjes en
hypofonie (weinig stemvolume) in combinatie met traagheid
- Postural instability: door een gebogen houding en vertraging van uitvoerende
bewegingen kan dit leiden tot vallen (instabiliteit)
Secundaire motorische symptomen:
- Freezing: bang zijn dat een beweging niet lukt, inability to move
- Micrographia: een steeds kleiner handschrift krijgen door herhaalde beweging
- Hypokinesia: weinig mimiek/maskergelaat, verminderde armzwaai
- Unwanted accelerations: spraak of lopen
Niet-motorische symptomen:
- Hyposmia (gestoord reukvermogen), sleep disorder, mood disorder
- Vermoeidheid, autonome stoornissen (lage bloeddruk, blaasproblemen),
affectieve stoornissen, apathie, cognitieve stoornissen, depressie