GEZINSPEDAGOGIEK
COLLEGE 1: Het gezin in evolutionair perspectief
De rol van het gezin
De ontwikkeling van een kind: genen (G), gedeelde omgeving (C), unieke omgeving (E)
Gedragsgenetica probeert de grootte van de invloeden van genen (nature) en omgeving (nurture) op
het fenotype te schatten. Het fenotype is wie ‘jij’ uiteindelijk bent.
Genen en omgeving kunnen elkaar versterken (correlatie)
Assortative mating = iemand kiest zijn eigen soort mensen uit
Kind kiest omgeving die bij hem/haar past
Omgeving kan uitkomst van een gen versterken
Genetische bagage kind roept reacties uit de omgeving op
Sociale interactie met genetisch verwante personen
Interactie tussen genen en omgeving (GxO). Samenspel van nature en nurture: genetisch bepaalde
ontvankelijkheid bij blootstelling aan omgevingsinvloeden --> Differentiële ontvankelijkheid
- Ouders (C) invloed op keuze peers (E)
- Differentiële ontvankelijkheid (G) invloed op effect ouders (C)
- Monozygote tweeling (G) lokt andere opvoeding uit (C)
Het gezin is de gedeelde omgeving (C)
Evolutionaire kijk op gedrag
Tomasello: ‘Humans are the world’s experts at mind reading’.
Het cruciale verschil tussen de menselijke cognitie en die van andere soorten is de mogelijkheid om
met anderen plannen te kunnen maken en uitvoeren. Mensen hebben gedeelde doelen en intenties.
Daarnaast hebben mensen grotere hersenen en maken ze gebruik van taal.
- Chimpansees (sociaal) hebben geen interesse in wat andere apen willen of bedoelen. Ze hebben
alleen aandacht voor anderen bij competitie.
- Mensen (hypersociaal) willen van nature samenwerken, helpen of geven; echter wel vaak om credit
op te bouwen.
Theory of mind: verplaatsen in de gedachten van anderen, bedenken wat een ander persoon gaat
doen in een bepaalde situatie. Bij apen is dit niet goed ontwikkelt:
- Wel: begrip van doelen en intenties anderen
- Wel: begrijpen wat anderen zien en horen
- Geen: begrip van false-beliefs = apen kunnen niet voorspellen wat iemand gaat doen die verkeerd
geïnformeerd is.
Sociale intelligentie Machiavellian intelligence hypothesis
= gebruik maken van inside information (weten wat een ander weet). Dit is o.a. zichtbaar in:
liegen vs waarheid, beschuldigen vs vergeven, beloftes maken vs breken, regels maken vs
overtreden, misleiden vs bondjes sluiten, etc.
De EEA (environment of evolutionary adaptedness) van een bepaalde soort is het geheel van
omgevingsfactoren waarin de voorouders van die soort leefden en waaraan ze, na een lang proces
van adapties en natuurlijke selectie, aangepast waren. Gehechtheidsgedrag komt hier ook vandaan
(overlevingswaarde).
Bowlby: ‘nabijheid moeder (monotropie) is essentieel voor overleven’.
Maar je kan ook zorgen krijgen door anderen.
,- Hrdy: ‘het overleven hangt af van het kind, de moeder én van anderen (pleistocene)’. > Alloparents
- Ainsworth: ‘kind vertoont gehechtheidsgedrag om te overleven’. Bijvoorbeeld huilen om nabijheid
te zoeken en om vast te klampen.
- Lorenz: ‘kinderen zien er leuk en schattig uit en daarom zorgen we voor ze’ > Kindchenschema
Evolutietheorie: kinderen groeien op afhankelijk van meerdere verzorgers
Natuurlijke selectie van degenen die beter waren in het lezen van andermans mentale staat;
bedenken wie wel en wie niet kan helpen
- Van de geboorte hebben baby’s al meer aandacht voor gezichten. Kinderen hebben interactie en
contact met anderen nodig.
Parenthese: de manier hoe ouders tegen hun baby’s praten. Dit gaat bijna automatisch.
> Long vowels, short consonants & high-pitched voices
Gezinssamenstelling
The hunting hypothesis: de vaders gingen vroeger jagen.
Seks contract: de moeders bleven thuis en zorgden voor de kinderen.
> Hrdy stelde dat dit niet kan niet kloppen, want mensen eten twee keer per dag dus de moeders
moesten ook wel bezig zijn met het verzamelen van vruchten.
- !Kung: ‘25% van de tijd worden kinderen vastgehouden door andere mensen dan de moeders’.
De zorg wordt gedeeld met alloparents, dit geldt bijvoorbeeld ook voor borstvoeding. Dit schept een
emotionele band, wat zorgt voor meer verzekering.
Terminologie van Hrdy
o Coöperative breeding = een systeem waarbij meerdere mensen de genetische ouder(s) helpen
bij het opvoeden van de kinderen
o Alloparenting = individuen ander dan de daadwerkelijke ouders die ook de ouderlijke rol
vervullen (Hrdy spreekt ook vaak van allomothers i.p.v. alloparents)
o Bij een nieuwe baby draagt de moeder nog steeds zorg voor de oudere kinderen. Dit is een grote
belasting en daarom is er vaak hulp van de vader, opa en oma, broer of zus, etc.
Hamilton’s rule: hoe dichter je genetisch bij iemand staat, hoe meer moeite er in de relatie wordt
gestopt. r (relatie tot het kind) x B (voordelen) > C (kosten)
Vroeger konden moeders niet automatisch rekenen op aanwezigheid van vaders. Vaders contributie
was erg belangrijk, maar niet gegarandeerd.
> Tegenwoordig: steun van vader nog steeds geen garantie.
Wereldwijd zijn er 10-25% huishoudens zonder vader. In Nederland woont 18% van de kinderen met
een alleenstaande moeder. In sommige landen loopt dit zelfs op tot 40%, zoals Botswana, Barbados
of Caribbean. Het kan ook zo zijn dat de vader wel aanwezig is, maar de bijdrage aan het gezin
beperkt blijft.
Vaders zijn wel belangrijk, ze dienen als beschermer. Als er goede alloparents zijn, dan is er vaak
niks aan de hand. Wanneer dit niet het geval is, ondervinden kinderen zonder vader later meer
problemen zoals lagere opleiding, jong zwanger, vaak werkloos en vaker in de gevangenis.
Partible paternity: het idee dat slapen met meerdere mannen zorgt dat het kind een stukje van elke
man heeft.
- Monogamie: één man + één vrouw
- Polygamie: één man + meerdere vrouwen
- Polyandrie: meerdere mannen + één vrouw
, - Polygynandrie: meerdere mannen + meerdere vrouwen
Micheal Lamb over gehechtheid aan vaders. ‘Kinderen zijn gehecht aan voltijds moeders, maar ook
aan vaders al bij kort contact’.
Moeders zijn altijd al afhankelijk geweest van alloparents.
o Als er geen alloparents aanwezig zijn:
- Vroeger: kinderen ten vondeling gelegd
- Tegenwoordig: wachten met kinderen, bijvoorbeeld bij weinig geld of geen goede baan. Nu zijn er
namelijk wel voorbehoedsmiddelen.
o Beschikbare alloparents:
- Vroeger: min kwam langs om baby te voeden, of nanny hielp met verzorgen
- Tegenwoordig: kinderdagverblijf of au pair
Gehechtheid en meerdere verzorgers
1. 1990 Leids onderzoek naar een kinderopvang: Als een kinderopvang van goede kwaliteit is,
kan een kind zich prima veilig hechten aan een leidster.
2. De kibboets: kinderen sliepen samen in een soort kinderhuizen en waren daar de hele dag.
Deze hadden een veiligere gehechtheidsrelatie met het kindermeisje dan met hun ouders.
3. Grootouders: wordt tegenwoordig veel vaker gebruikt
Conclusie: kinderen kunnen zich prima hechten aan iemand anders. Een uitgebreid netwerk is de
beste voorspeller voor later functioneren. Kinderen zijn empathischer, onafhankelijker en
succesvoller. Minimaal drie veilige gehechtheidsrelaties zou beter zijn voor latere ontwikkeling.
> Slapen bij de ouder blijkt uiteindelijk toch het beste te zijn.
COLLEGE 2: Het gezin in historisch perspectief
De vorming van het kerngezin
Darwin Natuurlijke selectie
Strijd om bestaan: betere aanpassing = blijven leven.
Familiesystemen zijn ook flexibel, cultureel divers en passen zich aan
- Ecologisch
- Economisch
Het algemene idee over de ontwikkeling van het gezin:
Kennis verkregen door bijvoorbeeld archeologie of kunst
Tegenwoordig (2019) zijn er in Nederland ongeveer 1.6 kinderen per vrouw.
- Hoe was dit voeger?
o Conclusie over dit model. Denk dat er niet
heel veel verandert is vergeleken
vroeger?
o Moeders met 4 of meer kinderen
uitgesplitst
naar migratieachtergrond: vooral niet-
westerse generaties (m.n. Marokkanen,
maar
ook Turken, Antillianen en Surinamers).
o In Nederland leven moeders vooral
met 4 of meer kinderen