Koen Koch – Een kleine geschiedenis van de grote oorlog 412 blz.
e
WO I als Urkatastrophe v/d 20 eeuw
De Europese samenlevingen waren oorlogssamenlevingen geworden die bereid waren
honderdduizenden van hun eigen burgers op te offeren in een eindeloos lijkende oorlog. Oorlog was
geen politiek middel om een conflict te beslechten, maar een middel om elkaar uit te roeien.
Politiek, economisch en cultureel gezien hoorden de Duitsland en Oostenrijk-Hongarije tot hetzelfde
Europa als Engeland en Frankrijk. Ze waren elkaars grootste handelspartners en Duitsland werd
gezien als het brandpunt van de industriële en technologische ontwikkeling.
De oorlog vormde echter een fundamentele cesuur in de Europese en daarmee in de
e
wereldgeschiedenis. Het markeerde het einde van de vreedzame 19 eeuw en het was het begin van
e
de bloedige 20 eeuw. Men maakte kennis met nieuwe oorlogvoering, totale oorlog en de oude orde
werd verwoest. De oorlog werd gevoerd om de wereld veilig voor democratie te maken maar her
resultaat was omgekeerd.
Totale oorlog was het onbedoelde gevolg van de democratische en van de industriële revolutie. De
oorsprong van de miljoenenlegers lag in de Frane revolutie, doordat onderdanen vrije burgers werden
en er belang bij hadden het land te verdedigen. Totale oorlog betekende totale mobilisatie van de
samenleving. Hierdoor vervaagt het onderscheid tussen burger en soldaat omdat beide bijdragen aan
de oorlog. Om een oorlog te beëindigen zal de hele samenleving vernietigd moeten worden. De
vernietiging werd vereenvoudigd door de ontmenselijking van de vijand. In de Eerste Wereldoorlog
was de morele horde dan ook al genomen om burgers welbewust tot militair doelwit te maken.
De massalegers beschikten als gevolg van de industriële revolutie over immense vernietigingskracht.
Dood op het slagveld was geen handwerk meer, maar een mechanisch en onpersoonlijk proces
geworden waardoor in korte tijd grote aantallen slachtoffers gemaakt konden worden. Deze
vernietigingskracht had paradoxaal genoeg het gevolg dat er geen snelle beslissingen meer
geforceerd konden worden.
Autoritaire politieke systemen bleken niet bestand tegen de eisen van de moderne oorlogvoering. De
nieuwe kaart werd op basis van zelfbeschikking getekend. Het beginsel van zelfbeschikking was
alleen van toepassing als het de geallieerde mogendheden uitkwam. Uiteindelijk was er niemand
tevreden en werden de Parijse vredesverdragen eerder aanleiding voor nieuwe oorlogen dan de basis
voor een vreedzaam Europa. Het beginsel van nationale zelfbeschikking gaf onbedoeld een schijn van
legitimiteit aan uitsluiting, afscheiding, discriminatie en massamoord.
De oorlog was een wereldoorlog, niet omdat er over de hele wereld gevochten werd, maar omdat de
grote mogendheden uit Europa om de wereldhegemonie vochten, die ze allemaal verloren aan de VS.
Het leidde tot een economische malaise in Europa waardoor de nieuwe geschapen orde uiterst
kwetsbaar was.
De oorlog was een wereldoorlog, omdat honderdduizenden uit de hele wereld kwamen mee gingen
vechten wat ingrijpende veranderingen zou hebben. Ook bondgenoten van Frankrijk en Engeland
zouden uit eigen machtspolitieke belangen troepen sturen. De oorlog leidde tot nationale
bewustwording en dus tot het machtsverval van de Europese koloniale mogendheden.
De oorlog werd gepresenteerd als een korte, triomfale oorlog, maar dit bleek niet het geval. Het zou
een einde aan alle oorlogen maken, maar het was de basis voor een volgende. De wereld zou veilig
gemaakt worden voor democratie, maar effende de weg voor totalitaire regimes van extreem rechts en
extreem links. Politiek geweld was niet langer een taboe en de scheidslijn tussen strijd tegen een
e
vijand in binnenland of buitenland was verdwenen. De Verlichtingsidealen van de 19 eeuw hadden
e
plaatsgemaakt voor de 20 eeuw met haar totalitaire gewelddadigheid. Opmerkelijk is dan ook dat de
gevolgen al voorzien werden door verschillende tijdgenoten.
De Julicrisis van 1914
De Eerste Wereldoorlog was niet onvermijdelijk. De vraag is niet waarom de oorlog uitbrak, maar
waarom het niet lukte om zoals de jaren ervoor de vrede te bewaren. Alle Europese mogendheden
waren volgens Hollweg vredesgezind, maar de stappen die politici zetten resulteerden in de oorlog.
Geen enkel staatslied had er op het beslissende moment voldoende voor over om de vrede te
bewaren.
Vanaf1848 ging het met het Habsburgse rijk al bergafwaarts. Dit rijk werd in 1867 omgevormd tot
Oostenrijk-Hongarije om Hongaarse onafhankelijkheid te voorkomen. De twee delen van deze
Dubbelmonarchie hielden elkaar vanaf dat moment in een wurggreep. Politieke hervormingen bleven
uit, daar waar de economie groeide en moderniseerde.
Franz-Ferdinand, die een slechte relatie onderhield met Franz-Jozef, speelde met het idee van een
federatie of zelfs trialisme om de nationaliteitenkwestie op te lossen. Hij kwam erachter dat deze
, ideeën alleen maar de splijtende kracht van het nationalisme bevorderden waarop hij besloot voor de
eenheidsstaat te gaan. Hij was een toonbeeld van gematigdheid in de buitenlandse politiek die voor
Oostenrijk-Hongarije uitermate complex was en gedomineerd werd door het machtsvacuüm op de
Balkan. Bij de betrokken landen kwam eigen staatsbelang altijd op de eerste plaats en steeds werd
Europese oorlog verhinderd. Het patroon van compromissen en interventie om escalatie te
voorkomen, herhaalde zich tot in 1914.
Er waren echter stemmen in Oostenrijk-Hongarije die een agressieve politiek aanhingen, zoals Franz
Conrad von Hötzendorff, waarmee hij een tegenstander was van Franz-Ferdinand.
Sarajevo gonsde in die tijd van nationalisme, waar Princip één voorbeeld van was. De link tussen de
groep van Princip en de zwarte hand, waar Dragutin Dimitrijevic(hoofd inlichtingen leger Servië) leider
van was, zorgde later voor complottheorieën. Deze zijn onjuist omdat Dimitrijevic juist in een
machtsstrijd verkeerde met premier Nikola Pasic.
Na de aanslag op 28 Juni verwachtte niemand een reactie omdat het vaker voorkwam. Het werd dit
keer echter aangegrepen door Oostenrijkse politici en militairen om Servië aan te pakken, Hötzendorff
voorop. Berchtold (BZ) werd overtuigd en ging steun verwerven van Duitsland. Dit was niet
vanzelfsprekend omdat economische en politieke belangen op de Balkan van de landen vaak
uiteenliepen. De blanco cheque die volgde gaf het initiatief aan Oostenrijk-Hongarije maar was geen
Duitse keuze voor oorlog.
De Duitse Weltpolitik had de functie om binnenlandse problemen te sussen, niet om dominantie in de
buitenlandpolitiek te ontwikkelen. Het was ook niet de reden dat de andere mogendheden zich tegen
Duitsland keerden. Duitsland verlengde het verdrag met Rusland niet waarna Rusland een verdrag
met Frankrijk sloot, Duitsland verslechterde de relatie met Engeland door de maritieme wedloop en de
retorische steun aan de Afrikaners in Zuid-Afrika, Engeland verbeterde de relatie met Frankrijk(1904)
en Rusland(1907) en Duitsland versterkte deze relaties nog eens met de 2 Marokkocrises(1905 &
1911). Duitsland kwam in een isolement. Hollweg streefde als opvolger van Bülow juist toenadering
na, waardoor de ontspanning van 1914 ontstond. Deze politiek zette hij ook na de moord door omdat
oorlog slecht was voor de economie. Vreedzame dominantie van Duitsland zou gezien de fabelachtige
economische groei een kwestie van tijd zijn. Dreigen met oorlog bleef wel een politiek middel door de
politiek van het gecalculeerde risico. Deze politiek was gevaarlijk en leidde uiteindelijk tot het uitbreken
van de oorlog.
Op 23 Juli kwam er een Oostenrijks ultimatum. Een snelle strafexpeditie tegen Servië waar begrip
voor zou kunnen zijn was het al lang niet meer. Het was van ongehoorde scherpte en de aantasting
van de soevereiniteit kon Servië alleen maar weigeren. Het leidde tot paniek daar Servië militair en
financieel niet nog een Balkanoorlog aankon. Oostenrijk-Hongarije verwachtte dat Rusland ook dit
keer (net als in 1908 met annexatie Bosnië) niet zou ingrijpen.
De Russen o.l.v. Sazonov(BZ) begonnen een vorm van pre-mobilisatie als diplomatiek middel, niet als
stap richting oorlog. Ook hiet werd gebruik gemaakt van de tactiek van het gecalculeerde risico zoals
Hollweg had gedaan. Met steun van de Russen was de Servische houding verzoenend (oogstte lof),
maar de aantasting van de soevereiniteit werd geweigerd. Op 28 Juli werd de oorlog aan Servië
verklaard.
In zowel Frankrijk als Engeland was de Balkanoorlog niet het belangrijkste dat het nieuws bezighield
op dat moment. De veronderstelling dat Frankrijk gedreven door revanchisme uit was op oorlog met
Duitsland is onjuist omdat het door expansie al gecompenseerd was. Engeland bleef onder leiding van
Grey een bemiddelende houding aannemen in de hoop samen met Duitsland de crisis te bezweren,
waardoor Duitsland bleef geloven in een neutraal Engeland en doorging met blufpoker. Na de
Oostenrijk-Hongaarse oorlogsverklaring probeerde Hollweg vergeefs oorlog te voorkomen. Op 30 Juli
kwam er een Russisch bevel tot algehele mobilisatie en hierop gaf Duitsland Rusland en Frankrijk een
ultimatum op 31 Juli. Op 1 en 3 augustus verklaarde het de landen de oorlog, viel op 1 augustus 1914
Luxemburg binnen en na een verworpen ultimatum op 4 augustus België, zoals in het Schlieffenplan
stond.
De aandacht richtte zich nu op de Socialistische Internationale, maar uiteindelijk zouden ze stuk voor
stuk achter hun eigen land gaan staan, net als alle andere politieke stromingen in de landen.
Engeland verklaarde op 5 augustus de oorlog vanwege de schending van de Belgische neutraliteit en
het Ottomaanse rijk op 31 oktober.
Ieder land publiceerde onmiddellijk stukken waaruit de eigen oorlog gerechtvaardigd werd tegen de
agressor. Tijdens en na de oorlog bleef de schuldvraag belangrijk en in de jaren 20 ontstond de
struikel-hypothese, maar deze is onhoudbaar omdat de politici degene waren die de beslissingen
namen. Ook grote structurele oorzaken worden genoemd, maar politici bleven zelf de keuzes maken
en werden door niets of niemand gedwongen. De bondgenootschappen waren niet bindend van
karakter. Ook bewapeningswedlopen en militarisme leidden niet altijd tot oorlog. Oostenrijk-Hongarije