Kennisweek 1 Werkgroep 2
Welke invloed heeft je gedrag op je gezondheid?
Als iemand ongezond gedrag vertoont, zie je dit terug in zijn gezondheid.
Wat is gezondheidsgedrag?
Het gedrag dat iemand vertoont, en dit de gezondheid kan bevorderen of verergeren.
Wat is de definitie van gezondheid van de WHO uit 1948?
‘Een toestand van volledig, lichamelijk, psychische en sociaal welbevinden.’
Wat is de definitie van (positieve) gezondheid volgens Huber (2010)?
‘Het vermogen om zich aan te passen en zichzelf te beheren, ondanks sociale, fysieke en
emotionele uitdagingen.’
Wat houdt het biomedische ziektemodel in?
Een model die diagnose gaf op 4 elementen zonder rekening te houden van sociale factoren.
Wat houdt het bio- psychosociale ziektemodel in?
Een model van de gezondheid dat is voorzien van biologische, psychologische en sociale
factoren voor het begrijpen van gezondheid en ziekte.
Wat houdt de medische, monocausale visie op gezondheid in?
De afwezigheid van ziekte.
Wat houdt de biologische visie op gezondheid in?
Het stabiel houden van processen en reacties in het lichaam.
Wat houdt de psychologische visie op gezondheid in?
Het geestelijk vervullen van de behoeften van een persoon.
Wat houdt de sociale visie op gezondheid in?
Het vervullen van de sociale en maatschappelijke rollen van een persoon.
Wat houdt de lekentheorie in?
Wat een persoon begrijpt onder gezondheid en zijn gezondheidsgedrag erbij.
Wat wordt bedoeld met illness, sickness, disease?
- Illnes: cliënt gecentreerd perspectief
- Disease: perspectief van de professional
- Sickness: ziekte-ervaring
Wat is de relatie tussen diversiteit, gezondheid en gezondheidsgedrag?
het verschil (diversiteit) tussen de mens, zorgt voor een bepaalde gezondheid, waarbij een
gedrag van een persoon past, dit gedrag zie je terug/kun je plaatsen bij mensen.
Wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen tussen de WHO-visie en de visie
van Machteld Huber?
- overeen: beiden gaan over lichamelijke, psychische en sociale gevoelens.
- verschil: bij de WHO is het een vaste toestand, de HUBER is vrijer en houdt rekening met het
aanpassingsvermogen.
Wat wordt bedoeld met gezondheidsvaardigheden?
De basisvaardigheden die er voorzorgen dat een persoon gezond kan leven en hier kennis over
heeft, hierin zit: basale functionele vaardigheden, kritische vaardigheden en
interactieve/communicatieve vaardigheden.
Wat houdt zelfmanagement in?
Het zodanig omgaan met chronische aandoeningen dat het optimaal wordt ingepast in het leven.
Wat zijn adaptieve opgaven?
Het omgaan met aanpassingen in medische rol en emotionele management voor iemand met
een aandoening.
Wat betekent zelfredzaamheid en zelfzorg?
- Zelfredzaamheid: activiteiten van het dagelijks leven
- Zelfzorg: activiteiten voor welzijn zelf uitvoeren
,Kennisweek 1 Werkgroep 3
Leg uit wat de jeugdverpleegkundige doet met het jonge kind tijdens de regelmatige bezoeken aan het
consultatiebureau.
Hij/zij checkt of het kind gezond is, qua gewicht, hart en long luisteren. Ook wordt er gevraagd hoe het
kind zicht voelt en de ontwikkeling wordt gevraagd aan de ouders
Het eerste contact met de jeugdverpleegkundige is vaak de hielprik. Leg uit wat er gebeurt tijdens zo’n
hielprik. Leg uit waarom de hielprik belangrijk is.
Tijdens een hielprik wordt er bloed afgenomen, wat vervolgens onderzocht wordt naar
stofwisselingsziektes. Dit kan dan vroegtijdig voorkomen/behandeld worden.
Bij haar werk gebruikt de jeugdverpleegkundige groeicurves. Wat wordt hiermee bedoeld? Geef
specifiek aan waarvan de groei wordt bijgehouden met groeicurves. Leg op eenvoudige wijze uit hoe
dit werkt.
Hoe baby’s over de tijd heen groeien, in verhouding met het gemiddelde, en hoe de verhoudingen
veranderen.
Bij haar werk gebruikt de jeugdverpleegkundige ook het Van Wiechen schema. Welke ontwikkeling
brengt de jeugdverpleegkundige hiermee in kaart? Leg op eenvoudige wijze uit hoe dit werkt.
Het van Wiechen schema is voor de fijne en grove motoriek en de communicatie van een 0-4,5-jarig kind.
Er is dan te zien of hij/zij achterloopt of niet.
De jeugdverpleegkundige is betrokken bij de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma. Leg uit wat
het Rijksvaccinatieprogramma is en waarom het belangrijk gevonden wordt dat zo veel mogelijk
mensen meedoen (zoek uit: wat is dekkingsgraad).
Het programma is voor iedereen en is ervoor om iedereen tussen de 0-12 te laten vaccineren, zo komt er
een 95% groepsimmuniteit en weet je dat we beschermd zijn.
Welke ziekten worden met dit programma voorkomen?
DKTP, HIB-ziekte, BMR-prik, HPV-virus (vrouwen), hepatitis B, pneimokokkenziekte en 4-meningokok.
Leg uit wat de taken van de jeugdverpleegkundige zijn bij de uitvoering van dit programma (denk
vooral aan taken binnen de CanMedsrollen: zorgverlener, communicator en gezondheidsbevorderaar).
Hij of zij verleent hulp naar ouders in de vorm van kennis of uitleg, hij of zij is een communicator voor de
ouders (hoe iets werkt), maar ook naar de kind en het kind wordt gezonder door de checks en de vaccins
die het programma uitvoert.
Noem een aantal andere disciplines met wie de jeugdverpleegkundige veelvuldig samenwerkt.
Logopedisten, podoloog, overheid en vaccinmeesters
,Kennisweek 2 Werkgroep 1
Bestudeer het beroepsprofiel voor verpleegkundigen en schrijf de CanMedsrollen op. Geef per rol in
eigen woorden aan welke verpleegkundige taken hierbij zouden kunnen horen.
Beroepsprofiel is:
- Verpleegsituatie
- Beroepsuitoefening
- Voorwaarde
CanMEDSrollen: (kijk bestand ‘beroepsprofiel’)
[1] zorgverlener: alle dingen als persoon 2 t/m7;
[2] communicator: welke informatie heeft de patiënt nodig in zijn ziekteproces;
[3] samenwerkingspartner: zorg afstemmen met patiënt & naasten;
[4] refelectieproffesional: zoeken naar de beste onderbouwing voor je handeling;
[5] gezondheidsbevorderaar: steunt bij herstel;
[6] organisator: zorgt/regelt voor dingen die nodig zijn voor patiënten;
[7] prof- en kwaliteitsbevorderaar: zorgen voor de beste zorg
Leg in eigen woorden uit wat de bedoeling (de functie) van de beroepscode is.
het is erom goed te kunnen werken, vanuit de normen en waarde vanuit een bedrijf. Als je ergens tegen
aanloopt kun je deze er ook gemakkelijk bij halen.
Leg in eigen woorden uit dat het hebben van een beroepscode een kenmerk is van een professie
Met een beroepscode werkt iedereen vanuit eenzelfde manier, die vanuit de waardes en normen zijn
ontstaan. Als iedereen hetzelfde werkt, krijgt iedereen dezelfde zorg en krijg je een professionele manier
van handelen.
Leg uit hoe de beroepscode samenhangt met het beroepsprofiel van de verpleegkundige
In een beroepsprofiel wordt er verteld welke handelingen een verpleegkundige uitvoert en bij de
beroepscode wordt er verteld hoe een verpleegkundige hiervan uit op een goede manier handelt.
Welk van deze onderstaande stellingen is het meest belangrijk:
- De gezamenlijke waarden en normen van de zorgorganisatie waar de verpleegkundige werknemer
is (zoals beschreven in bijvoorbeeld de CAO en in de gedragscode van diverse gezondheidszorg
organisatie)? Of
- De beroepscode van de verpleegkundige discipline (professie)? Of
- De waarden en normen die de verpleegkundige zelf hoog acht?
- Hoe zou je als verpleegkundige al deze waarden en normen kunnen combineren?
Je kunt de gezamenlijke waardes aanhouden van een zorgorganisatie, zo voer je (volgens de organisatie)
de goede handelingen uit. Als je dat doet, hou je je aan de beroepscodes van je organisatie. Een
verpleegkundige heeft zelf ook waardes en normen, deze moeten tijdens werk niet de handeling
beïnvloeden, maar kun je het beste bespreken met je werkgever
, Kennisweek 2 Werkgroep 2
Lees uit het boek Hawley, G. e.a. Ethiek in de klinische praktijk de inleiding (pag. XVII en XVIII) vat samen
wat de uitgangspunten van het boek zijn.
Ethiek in relatie met de gezondheidzorg, zorg zonder vooroordelen, reflectie op je handelingen. Het is
voor inleidende, gemakkelijk te begrijpen tekst te bieden die tegelijkertijd de hedendaagse
gezondheidspraktijk weerspiegelt door aandacht te geven aan interprofessionele zorg en culturele
sensitiviteit (aandacht).
Wat is specifiek de ethische kant van een vraagstuk?
De ethische kant is het overdenken van en handelen naar het morele gedrag van mensen.
Welke andere aspecten kunnen er nog meer onderscheiden worden?
Moraal gedrag, handel je goed of niet (ook cultuurgebonden)
Lees uit het boek Hawley, G. e.a. Ethiek in de klinische praktijk hoofdstuk 1 en maak activiteit casus 1.1
Meneer Chui (blz. 11)
- De verpleegkundige en fysiotherapeut hebben beide zowel beide ethisch als niet ethisch gewerkt. Ze
zijn bezig met de revalidatie, maar forceren nog dat Meneer Chui een actie moet onder nemen.
- De student heeft niet ethisch gehandel, hij had dit niet voor Meneer Chui mogen doen
Wat zijn drogredenen en goede argumenten?
- Een drogreden is een reden of redenering die niet klopt, maar wel aannemelijk lijkt.
- Een argument is dat wat je aanvoert ter ondersteuning van een bewering.