Samenvatting Ethiek
Belangrijke begrippen vooraf:
Beroepscode: beschrijft waarden en normen die binnen de beroepsgroep als belangrijk wordt gezien
en op basis waarvan professionals hun gedrag verantwoorden. Op hoofdlijnen geeft de beroepscode
aan wat in bepaalde morele situaties/dilemma’s prioriteit krijgt.
De meest bekende (maar niet belangrijkste) is de geheimhoudingsplicht. De belangrijkste is de
‘centrale waarde’: het bevorderen dat mensen in hun sociaal culturele context tot hun recht komen.
Client: persoon, burger, bewoners te duiden die al dan niet op eigen verzoek gebruik maken van
diensten van een sociaal werker.
Dialoogethiek: vorm van plichtethiek, waarbij de geldigheid van een plicht op regel wordt bepaald
door dialoog en overeenstemming. Oftewel: een wet of regel die ontstaat door een dialoog of een
debat waarin morele overwegingen zijn meegewogen, kent een grotere democratische legitimiteit dan
bijv. een wet of regel die is vastgesteld omdat het nu eenmaal zo hoort. Dialoog is de kernwaarde in
het sociaal werk.
Ethiek: betreft systematisch nadenken over en reflecteren op het moreel handelen: waarom worden
bepaalde keuzes gemaakt en op basis van welke waarden?
Ethische dilemma: berust op een conflict van waarden.
Moraal: geheel van opvattingen, beslissingen en handelingen waarmee mensen uitdrukken wat zij
behoorlijk vinden. Ook wel: moraal is de optelsom van de waarden
Moreel beraad (morele oordeelsvorming of forum): is een geleide discussie over een ethische
kwestie. Het gaat dan om de vraag met welke gelende waarden en normen ons beroepsmatig
handelen kunnen verantwoorden.
Moresprudentie: is het systematische verzamelen van morele afwegingen, beslissingen en keuzes
die in de beroepspraktijk gemaakt worden. Het komt tot stand middels een moreel beraad en bied
houvast in nieuwe vergelijkbare gevallen; veel afwegingsfactoren zijn veelal herkenbaar
Norm: vertaling van een waarde in gedragsregels voor het juiste handelen. Normen zijn concrete
richtlijnen voor het handelen, gebaseerd op waarden.
Professionele autonomie: is de handelingsruimte die de professional nodig heeft om zelfstandig en
zorgvuldig te handelen. Het impliceert een eigen verantwoordelijkheid van de professional om zijn
functie en taken te toetsen aan de voorwaarden voor een goede en verantwoorde beroepsuitoefening.
Sociaal werker: verzamelnaam voor alle uitvoerende beroepen en functies met een opleiding sociaal
werk
Waarde: zijn opvattingen over wat we over het algemeen als wenselijk vinden.
,Deel A: theoretisch kader waarbinnen moresprudentie ontstaat.
Inleiding deel A.
Zorgvuldige morele oordeelvorming begint met de kunst om het moreel aspect van een gebeurtenis te
kunnen onderscheiden van het waarnemen en beleven van diezelfde gebeurtenis
Drietermenmodel: sociaal werker moet in staat zijn afwisselend het normatieve, cognitieve en het
subjectieve perspectief te hanteren.
Daarnaast moet de sociaal werker kunnen vaststellen of de morele kwestie wel gedeeld wordt door
degenen die door de gebeurtenis worden geraakt.
Een moreel relevantie situatie kenmerkt zich door vrijheid en in het geding zijnde normen en
waarden. Mensen maken zich normen en waarden eigen in hun socialisatieproces.
Hoofdstuk 1. Herkennen van morele keuzes
Sociaal werkers kunnen op verschillende manier naar een situatie kijken:
- Methodische perspectief: welke methodiek is hier het beste
- Empirisch perspectief: wat zijn de consequenties van een beslissingen (zowel voor de cliënt
als voor de instelling)
- Ethisch perspectief: welke morele normen en waarden spelen in deze situatie een rol?
Deze normen en waarden zijn veelal bepalend voor de uiteindelijke keuzes die je als sociaal werker
maakt. Vaak worden deze keuzes impliciet gemaakt, maar achter veel methodische keuzes zitten
ethische of morele keuzes.
Normatieve professionaliteit veronderstelt het vermogen om moreel relevante situaties te
herkennen, te wegen en de hieruit voortkomende keuzes te verantwoorden.
Moreel beraad: discussies over morele situaties.
Moresprudentie: het vastleggen van de uitkomsten van die discussie
Bewustwording, discussie en vastlegging dragen bij aan een hogere kwaliteit van het sociaal werk.
Normatieve professionaliteit en moresprudentie kunnen niet zonder elkaar. Voor het opbouwen van
moresprudentie is het noodzakelijk dat sociaal werkers zich bewust zijn van de beroepsethische
aspecten in het werk en daarover praten, kennis delen en ervan leren.
1.1 Drie perspectieven: normatieve, cognitieve en subjectieve aspecten in het werk
Om de morele aspecten in een praktijksituatie te herkennen wordt er gebruik gemaakt van het
driewerelden model van Habermas.
1.1.1 Cognitief perspectief
Een voorbeeld: stel dat je getuige bent van een situatie dat iemand in tranen uitbarst. Deze situatie
moet jij weergeven vanuit het perspectief van de cognitieve wereld. Vanuit dit oogpunt heb je alleen
toegang tot de zintuigelijk waarneembare wereld: datgene wat je ziet, ruikt en op de tast voelt.
Een kenmerkt van dit perspectief: het is vooral beschrijvend. Er wordt nog geen oordeel of beleving
aan de gebeurtenis toegeschreven.
Ander kenmerk van dit perspectief: het kan gedeeld worden met anderen. Zij kijken met jou mee
naar de huilende persoon: ze zien, horen en ruiken hetzelfde.
Het kan ook zijn dat jouw observaties wel kloppen, maar dat de beschrijving niet concreet genoeg is
(de een heeft bijv. een andere voorstelling bij het gezicht ‘verdrietig’ dan de ander)
1.1.2 Subjectief perspectief
Als je de gebeurtenis van de huilende persoon vanuit de subjectieve wereld benadert, opent zich een
andere werkelijkheid: de beleving van de geobserveerde.
Het subjectieve perspectief kan je met niemand delen. Niemand heeft toegang tot jouw innerlijk.
Niemand kan voelen wat jij precies voelt.
,De uitgingen van jouw gevoelsleven voor anderen zijn niet toetsbaar of corrigeerbaar. Anderen
kunnen zich proberen in te leven in jouw gevoelens.
Volgens Russel doen wij dit op grond van analogie:
- al dan niet bewust leggen wij voortdurend verbanden tussen onze bewustzijnstoestand en de
toestand van onze fysieke omgeving, inclusief ons gedrag.
We schrijven onze verbonden bewustzijnstoestand toe aan de ander wanneer het gedrag van de
ander overeenkomt met ons eigen, eerdere gedrag.
Je bent dus heel erg opzoek naar vergelijkbare situaties.
1.1.3 Normatief perspectief
Het normatieve, morele perspectief gaat over onze waardeoordelen over de werkelijkheid. Wij
betrekken normen en waarden op de werkelijkheid zoals wij die ervaren (bijv. mannen mogen niet
huilen, ze zijn stoer en groot).
Een moreel perspectief kan je delen met anderen, maar niet iedereen zal hetzelfde morele
perspectief hebben.
Wereld Onderwerp Competentie Reductie
Cognitief Feiten Methodisch Verzakelijking
Instrumenteel
Professionaliteit
Normatief Normen en waarden Normatieve Moralisering
professionaliteit
Subjectief Gevoelens Persoonlijke Therapeutiseren
professionaliteit
1.1.4 Driewereldenmodel in de praktijk
Observatietermen: de gebruikte termen moeten concreet zijn.
Beschrijvende/descriptieve ethiek: Beschrijving van morele opvattingen die in een bepaalde groep
of samenleving bestaan.
De beschrijvende ethiek inventariseert uiteenlopende normen en waarden van verschillende culturen.
Samenhang tussen de drie perspectieven
De drie perspectieven zijn van elkaar te onderscheiden, maar tegelijktijdig bestaat er een duidelijke
samenhang.
Het normatieve perspectief veronderstelt het cognitieve perspectief: morele oordelen zijn altijd
oordelen over de werkelijkheid (je oordeelt over iets wat zich heeft voorgedaan, over wat het geval is).
Het subjectieve perspectief zowel het normatieve perspectief als het cognitieve perspectief
veronderstellen elkaar; het gevoelsleven veronderstel zowel een blik op de werkelijkheid als een
moreel oordeel hierover.
Emotie als morele indicatoren
De jonge onderscheidt 3 typen signalen die belangrijk zijn voor het herkennen van een moreel
relevante situatie:
1. Basale primaire signalen: dit zijn emoties die aangeven dat er in moreel opzicht iets aan de
hand is.
2. Specifieke primaire signalen: zijn emoties die uiteindelijk verwijzen naar de waarden die in
het gelding zijn: zij geven aan wat er in moreel opzicht aan de hand is.
3. Secundaire signalen: emoties die opkomen nadat er in de moreel relevante situatie is
gehandeld. Deze emoties zegen iets over de mate waarin de betrokkene gehandeld heeft
volgens zijn eigen morele standpunt.
Onderscheid tussen 3 perspectieven
Volgens de postmodernen is objectieve kennis van de werkelijkheid niet mogelijk; deze kennis is
altijd gekleurd door bijv. onze waarden en behoeften. Wat voor de een kindermishandeling is, is dat
voor de ander niet.
, Modernen keerden zich tegen deze opvatting en probeerden een kennistheorie te ontwikkelen waarin
feiten en waarden van elkaar te onderscheiden zijn.
Verwevenheid van de 3 perspectieven in het dagelijks taalgebruik
Austin onderzocht hoe woorden in het alledaagse leven betekenissen krijgen. Dit leidde tot het inzicht
dat de betekenis van woorden niet in eerste instantie wordt bepaald door waar de woorden naar
verwijzen, maar hoe de woorden in die praktijk gebruikt worden. Het gebruik van de zin bepaalt de
betekenis.
Met iedere taalhandeling doen we 3 dingen: 1. We zeggen niet alleen iets over de werkelijkheid, maar
geven ook wat we willen en uiten onze gevoelens.
Een bekend voorbeeld: “ober, het tocht hier’ >> met deze uitspraak zeg je 3 dingen.
Ten eerste beweert hij dat het toch (cognitieve aspect)
Ten tweede geeft hij aan dat hier iets aan gedaan moet worden en dat het de over is die dit moet
doen
Ten derde uit hij zijn ongenoegen over de huidige stand van zaken en legt hij een relatie met zijn
innerlijk, zijn gevoel.
Feitelijk beweringen Ik ben geboren in Iran
Normatieve beweringen Ik wil niet worden gediscrimineerd
Expressieve beweringen Ik ben verontwaardigd over de uitspraken van
de ouders van Sophie
Leefwereld
De benadering van een morele kwestie vindt altijd plaats tegen de achtergrond van wat we de
‘leefwereld’ noemen. De leefwereld is niet zichtbaar maar kan wel onder oorden worden gebracht,
hoewel niet haar geheel. We kunnen niet zomaar uit onze leefwereld stappen. Per situatie vormt de
leefwereld als het ware de horizon waartegen wij onze situatie interpreteren.
In allerlei socialisatieprocessen maken we onze leefwereld eigen. De leefwereld beschikt over
bronnen waaruit wij kunnen putten om nieuwe situatie te definiëren en op hun beurt weer een plaats te
geven in onze leefwereld, Op deze manier kunnen we nieuwe situaties een plek geven in onze
leefwereld.
Analoog aan de 2 perspectieven kun je de leefwereld indelen in cultuur (cognitief), instituties
(normatief) en persoonlijkheid (subjectief).
1.2 die soorten vergissingen: emotivisme, naturalisme en moralisme
Aan de hand van het driewerelden model kan worden gewezen op 2 vergissingen bij het morele
onderzoek:
- Emotivisme
- Naturalisme
- Moralisme
Perspectief Onderwerp Soort vergissing
Cognitief Feiten Naturalisme
Normatief Normen en waarden Moralisme
Subjectief Gevoelens Emotivisme
1.2.1 emotivisme
In het emotivisme komt een radicaal standpunt tot uiting. De morele normatieve aspecten worden
teruggebracht tot een positief dan wel negatief gevoel. Wat goed voelt is goed en wat slecht voelt is
niet goed.
Binnen het moreel subjectivisme is iedereen het met elkaar eens: jij voelt dat nu eenmaal zo, en ik
voel mij nu eenmaal anders
Kritiek emotivisme: