Psychiatrische ziekten
- Psychiatrische ziekten = ziekten met psychische klachten en symptomen die gepaard gaan
met lijdensdruk en/of sociaal disfunctioneren
- Psychiatrische en lichamelijke ziekten komen frequent gepaard voor en beïnvloeden elkaar.
Beide beïnvloed door genetische kwetsbaarheid en predisponerende
psycho(traumatische)ervaringen
- Syndroom = combinatie van lichamelijke en psychische klachten en symptomen zonder idee
over de etiologie
- Ziekte = samenhangend inzicht naar het syndroom, de pathogenese van de symptomen en
de etiologie (factoren die de ziekte op gang brengen/onderhouden)
- Psychiatrische stoornis = een stoornis in cognitieve, affectieve en/of conatieve functies
leidende tot subjectief lijden en/of problemen in het (sociaal) functioneren
o Grens tussen normaal en stoornis wordt bepaald door de cultuur en tijd
Diagnostiek en functie
- Groot belang van anamnese – hoe de patiënten hun ‘ziekten’ ervaren en hoe men tot de
ziekte gekomen is
- Indeling psychische functies (trias psychica) = status mentalis :
Cognitieve functies (‘denken’) Affectieve functies (‘voelen’) Conatieve functies
Bewustzijn, aandacht Stemming & affect (‘handelen’)
& oriëntatie Psychomotoriek
Intellectuele functies Motivatie & gedrag
(oordeelsvermogen, taal,
etc.)
Geheugen
Waarneming
Denken
Etiopathogenese
- Complexe interactie tussen predisponerende factoren (leidend tot een
disfunctie in de HPA-as), luxerende en onderhoudende factoren
- Materiewetenschappen = neurobiologie: objectief verklaren van de
ziekte o.b.v. fysiopathogenese, te behandelen met farmaca
o Somatisch = somatosensibiliteit, zintuigen, psychomotoriek
- Betekeniswetenschappen = psychologie: subjectief begrijpen van het
lijden o.b.v. psychopathogenese, te behandelen met psychotherapie
o Psychisch =
Aandacht en oriëntatie
Geheugen, oordeelsvermogen en denken
Emoties en motivatie
Gedrag
- Psychotherapie is gericht op zowel verlichting van symptomen en verbeteren van het
algemeen functioneren door reductie van de draaglast en verbeteren van de sociale
omgeving
1
, Hoofdstuk 2 – Diagnostiek en classificatie (p.28) – Het Psychiatrisch
onderzoek
Doel = classificatie, mogelijke etiopathogenese en vaststellen van ernst en gevolgen
1. Reden van komen – korte kadering van hulpvraag
2. Speciale anamnese – wie, komt met wat, waarom nu, naar hier?
Algemeen: Kaarten van de hoofdklacht
- Begin met open vragen naar klachten - Kwaliteit – wat is de aard, waarmee vergelijkbaar?
- Specifieke vragen na enige tijd – géén kruisverhoor - Lokalisatie – vnl. (onverklaarde) somatische klachten
- Stel patiënt op gemak en moedig aan om meer over - Chronologie – wanneer ontstaan, wanneer treden op,
moeilijke onderwerpen te vertellen (bv. zelfmoord) – beloop?
houd rekening met de relatie (bv. niet over misbruik in 1e - Kwantiteit – hoe ernstig op het moment en de
gesprek) afgelopen periode, invloed op functioneren
- Laat begrip en empathie blijken – erken emoties en vraag - Setting – onder welke omstandigheden
naar de aanleiding - Factoren van invloed – waardoor
- Let op emoties die de patiënt bij uzelf oproept verminderd/verergerd de klacht, e.v. behandelingen
en resultaat
- Begeleidende symptomen
Cave gebrek aan ziekte-inzicht! – belang heteroanamnese : zullen bepaalde symptomen niet
vermelden of kunnen zich de episoden niet herinneren – vragen hierop afstellen (e.v. afleiden uit
medicatie)
4. Sociale anamnese
- Eerste milieu = directe leefomgeving/woonsituatie
- Tweede milieu = werkomgeving of algemene omgeving
- Derde milieu = andere relevante personen in het leven/vrije tijd
- Zowel feitelijke situatie als ervaring door de patiënt – vaststellen van symptomen in
dagelijkse contact, e.v. oorzaken of gevolgen en het sociale steunsysteem
2
, 5. Psychiatrisch onderzoek – status mentalis
- Actief bevragen en onderzoeken van symptomen die passen bij verstoring van de psychische
functies kenmerkend voor bepaalde stoornissen
Eerste indruk:
- Uiterlijk (meerdere lagen, onverzorgd, vreemde juwelen)
- (oog)contact, houding (stil, ingezakt, continu bewegen)
- Klachtenpresentatie
- Gevoelens en reacties van de onderzoeker
TABEL 2.7 – indeling van psychische functies en symptomen P. 40
Trias psychica = Cognitief, affectieve en conatieve functies
Cognitieve functies (denken)
Bewustzijnsdaling – verminderd besef van Korte termijn geheugen
zichzelf en omgeving - Anterograde amnesie: vermogen om nieuwe
- Beperkt (somnolentie) tot subcomateus informatie te reproduceren
(delirium, alcohol) o Specifiek voor dementie en amnestische stoornis
- Objectief moeilijk waarneembaar – zal - Confabuleren: vervalsing met verzonnen feiten of
uiten in subjectieve kenmerken (sufheid, gebeurtenissen, invullen van leegtes (= onbewust,
afwezig) patiënt denkt dat hij antwoord geeft op de vraag)
- Specifiek – delier o O.a. dementie en amnestische stoornis
Aandacht
- Hypovigiliteit – verminderd vermogen om Lange termijn geheugen
aandacht op iets nieuws te richten en - Retrograad: kan oude herinneringen niet terug
voorwerp veranderen (= reactie op ophalen
stimuli vanuit omgeving) o Specifiek voor dementie en amnestische stoornis
- Hypotenaciteit – verminderd vermogen - Dissociatieve amnesie: onvermogen belangrijke
tot aandacht kunnen vasthouden (= persoonlijke ervaringen te herinneren, meestal
concentratie) psychotraumatische aard
Desoriëntatie Ziekte inzicht:
- vermogen om zichzelf te situeren in tijd, - Besef van lijden aan een stoornis, de oorzaak en de
ruimte en persoon (t.a.v. andere mensen noodzaak tot behandeling en dit te aanvaarden
en eigen persoon) - Verminderd bij ‘organische’ en psychotische
- Bv. Delier, dementie – testen MMSE stoornissen
Waarneming
- Zintuigelijk – zien, horen, ruiken, voelen, - Zelfwaarneming
tast o Derealisatie: subjectief ervaren van onaangenaam
- Waarneming gevoel/vervreemding of onwerkelijkheid in relatie
o Illusie: vervorming van een voorwerp van de patiënt t.o.v. de omgeving
(bv. schaduw anders zien), verkeerde o Depersonalisatie: subjectief ervaren van een
interpretatie van een visuele onaangenaam gevoel/vervreemding t.o.v. het
stimulus eigen lichaam
o Hallucinaties: in afwezigheid van een o Specifiek voor acute stressstoornis
stimulus (visueel, auditief of
somatisch)
o Misidentificatie: voor enkele
seconden iets verkeerd
zien/verkeerde interpretatie
o Visuele agnosie: wel objectief zien en
kunt beschrijven, maar object niet
herkent
o Tactiele astereognosie: op tast niet
kunnen herkennen
3
, Denken
Vorm = hoe gaat/uit het denken zich Inhoud = wat is er in wat de patiënt zelf denkt niet correct
- Neologisme: nieuwe woorden - Waan
verzonnen door de patiënt o Overtuiging die in strijd is met de
- Tangentialiteit: patiënt praat langs werkelijkheid en oncorrigeerbaar
het onderwerp van de vraag ondanks voldoende bewijs
(onbewust, komt niet tot het De overtuiging wordt door
antwoord) anderen als onjuist beschouwd
o Specifiek voor schizofrenie Sterke invloed op het denken,
- Ontsporing: beginnen met antwoord emoties en gedrag van de
maar verliezen de draad tot patiënt – volledig
uiteindelijk geen verband gepreoccupeerd met de
o Vnl. manische toestanden overtuiging
- Incoherentie: volledig ontbreken van Specifiek voor schizofrenie en
logisch of begrijpbare samenhang in waanstoornissen
het verhaal (hak op de tak springen) o CAVE – altijd in culturele context
o Specifiek voor schizofrenie plaatsen; soms onduidelijke grens tussen
- Gedachtevlucht: toegenomen aantal waan en gotische gedachten
gedachten met vermindering/verlies o Categorieën: achtervolging,
van doelgerichtheid. Alles versneld, betrekkingswaan, godsdienst,
maar wel enige samenhang – Focus grootheids, etc.
op de vraag ontbreekt - Overwaardige denkbeeld
- Verhoogd associatief: continu o Bepaalde gedachten die veel plek
irrelevante linken innemen waardoor de patiënt daarnaast
leggen/verspringen. Gesproken taal wordt verhinderd in het rationeel
wordt voortdurend onderbroken denken
door nieuwe associaties o Door patiënt zelf niet eigenaardig of
o Specifiek voor manie zinloos ervaren
o Niet gebaseerd op onjuiste of onlogische
veronderstellingen = géén waan of
hallucinatie
o Bv. opgeblazen zelfgevoel (bij manie)
o Overmatige schuld- of
insufficiëntiegevoel (bij depressie)
o Overmatige angst tot ziekte (bij
hypochondrie)
- Dwanggedachten (obsessies)
o Zich herhalende, egodystone (niet-eigen)
gedachten die zich tegen de wil
opdringen – zeer moeilijk onderbroken
o Vrijwel altijd beangstigend en vaak
seksueel of agressieve inhoud
o Specifiek voor OCD (dwangstoornis) – bv.
durven geen mes te gebruiken uit angst
dat ze iemand zouden neersteken
Affectieve functies (voelen)
Stemming = stabiel, algemeen gevoel dat dagen- Affect = gevoelsmatige status op moment zelf, kan
weken aanhoud per seconde verschillen. Schommelt omheen de
- Eufore stemming (overdreven opgewekt – stemming
bv. manie) - Labiel – abrupte wisselend, heel hoog en
- Depressieve stemming – continu down laag (ikv. Borderline, dementie)
voelen - Afgevlakt – geen schommeling
o Anhedonie: onvermogen om te (schizofrenie)
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper eryent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.