Stromingen in de
orthopedagogiek
Er zit systeem in
Inleiding
De systeemtheorie als aanvulling op de bestaande hulp
Het gezin is centraler komen staan voor de wet. De systeemtheorie onderzoekt de invloed
van de omgeving op iemand. Voor een kind is dat het gezin. De systeemtheorie vult de
ontwikkelingspsychologie aan, en spreekt het niet tegen.
Het belang van de dubbele blik
Het is belangrijk dat in de jeugdhulp niet alleen aandacht is voor kind specifieke aanpak,
maar ook de systeemtheorie. De bron van gedrag moet zowel kind-specifiek als systematisch
te worden onderzocht.
De systeemtheorie: individu en context samengevoegd
Bij problemen rond de opvoeding spelen dus twee soorten factoren een rol:
- Individuele kenmerken
- Relaties
De systeemtheorie verbindt deze beide gebieden en onderzoekt hoe ze elkaar beïnvloeden
en versterken. Factoren die een rol spelen bij de opvoeding en ontwikkeling van een kind:
Individuele kenmerken Relaties
Lichaam: gezondheid, groei, ontwikkeling, Gezin: opvoedingsvaardigheden, pedagogisch
handicaps klimaat, gezinsstructuur,
communicatiepatronen, hiërarchie, mythes,
onderlinge relaties
Cognitie: leren, denken, taal, spraak Sociaal netwerk: familie, vrienden en de buurt
Emotie: ordenen en verwerken van Omgeving: wonen, werken, school, inkomen
gebeurtenissen, regulatie en vrije tijdsbesteding
Identiteit: zelfwaardering en temperament
Als er bij één factor problemen ontstaan, kan een gezin dit nog wel oplossen. Als er bij
meerdere gebieden problemen zijn, is hulpverlening wellicht nodig.
De professionele dialoog
Een hulpverlener hoort te kunnen analyseren waar de bron van de gedragsproblemen ligt.
Een hulpverlener moet kunnen schakelen tussen verschillende niveaus en moet meerdere
brillen op kunnen zetten. Zo moet een hulpverlener kunnen kijken vanuit een kind-specifieke
blik als een systemische blik.
De systeemtheorie: een kind is nooit alleen op de
wereld
Probleemgedrag: individueel bepaald of symptoom van verstoorde
relaties?
Een kind is niet alleen op de wereld. Het maakt deel uit van een omgeving die van invloed is
op zijn gedrag. We kunnen een kind niet los zien van de omgeving. Daarom moet de
omgeving op een actieve manier bij de hulpverlening betrokken worden.
,Het systeem: wij en zij
Als een groep mensen relaties met elkaar aangaan, ontstaat er een systeem. Er wordt een
grens getrokken tussen ‘wij’ (die erbij horen) en ‘zij’ (die er niet bij horen). De relaties binnen
een systeem worden op een andere manier ingevuld. Daarbij zijn drie aspecten belangrijk:
- De mate van binding, die de onderlinge betrokkenheid regelt
- De balans van geven en nemen, die de rechtvaardigheid regelt
- De sociale ordening, die de structuur regelt
Wanneer er op deze drie gebieden geen problemen zijn, heerst er binnen het systeem
veiligheid en geborgenheid.
Betrekkingen en communicatie
Onder betrekkingen verstaan we de manier waarop de onderlinge relaties zijn vormgegeven.
Als we naar de communicatie kijken, moet de focus vooral liggen op de ontmoeting. Relaties
en communicatie zijn sterk met elkaar verweven.
Homeostase
Als naast de binding, balans en ordening ook de betrekkingen en communicatiepatronen
geen bijzondere problemen geven, kunnen we spreken van een functioneel evenwicht
binnen het gezin. Er is een patroon gevonden waarbinnen het gezin de manier van leven
heeft ontwikkeld. Deze balans is de homeostase. Het behouden van de homeostase is niet
altijd eenvoudig. Het kan bedreigd worden door invloeden van buitenaf of van binnenin.
Gedrag niet alleen op gedragsniveau oplossen
Gedrag staat bijna altijd ergens voor. Het heeft een diepere betekenis. Er moet wat gedaan
worden aan het gedrag, maar tegelijkertijd onderzoeken welke functie dat gedrag binnen
het gezin heeft.
De systeemtheorie: binding, balans en orde
Binding
Er is altijd een zekere mate van emotionele betrokkenheid bij mensen. Dit vormt het cement
van alle verbindingen binnen het systeem. Binding is een abstract sociaal magnetisme dat
ervoor zorgt dat mensen bij elkaar betrokken blijven. Dit kan positief of negatief zijn.
De balans van geven en nemen
Binnen elk systeem ontstaat een soort ruilhandel, een interactie van geven en nemen. De
mensen in het systeem moeten het gevoel hebben dat geven en nemen eerlijk in balans zijn.
Daarvoor is het nodig dat ze ongeveer dezelfde waarde aan dingen toekennen. In gezinnen
die in de problemen raken is de balans van geven en nemen verstoord. Gezinsleden vinden
dan dat ze te veel in een ander hebben geïnvesteerd en daarvoor te weinig terugkrijgen. Er
staat dan volgens de één een schuld open, die door de ander niet wordt erkend.
Orde
Bepaalde patronen doen zich vaker voor dan anderen en daardoor ontstaat een soort
gewoontevorming. De gedragspatronen liggen vast, en daardoor worden de relaties binnen
het systeem voorspelbaar en betrouwbaar. De functionele ordeningen binnen gezinnen met
meerdere kinderen kenmerkt zich door een sterke grens tussen de generaties (ouders en
kinderen) en een wat minder sterke grens binnen de generaties.
Sociale functies binnen het systeem
Een belangrijke manier waarop het systeem zijn ordeningen structuur vindt, is door de
functies die mensen voor elkaar hebben. Mensen houden niet alleen van elkaar, maar
gebruiken elkaar ook om bepaalde persoonlijke doelen te bereiken.
, Systeem en subsysteem
Een systeem is opgebouwd uit verschillende subsystemen. Zo zijn er de subsystemen ouders
en kinderen. Niet alleen individuen verhouden zich dus op een bepaalde manier tot elkaar,
maar ook subsystemen staan onderling met elkaar in relatie.
Parallelle processen
Subsystemen staan met elkaar in contact en beïnvloeden elkaar. Dit is het fenomeen va
parallelle processen. Niet alleen in een gezin ontstaan parallelle processen, maar ook binnen
het hulpverleningssysteem waar het de hulpverleners zijn die een aantal oude patronen
herhalen.
De mythe van de allesbepalende persoonlijkheid
Het individu in relatie tot zijn omgeving
De veronderstelling dat ons gedrag voor een belangrijk deel door onze positie binnen het
systeem wordt bepaald en minder door een begrip als iemands persoonlijkheid, is een van
de pijlers van de systeemtheorie.
Op zoek naar het wezen van de mensen
Er zijn vijf dimensies waaruit een persoonlijkheid is opgebouwd (the Big Five):
- Extraversie
- Vriendelijkheid
- Zorgvuldigheid
- Emotionele stabiliteit
- Intellectuele autonomie
Maar wat zegt dit eigenlijk? We hebben niet eenduidig bepaald tot welke
persoonlijkheidscategorie iemand hoort. Ook kunnen deze begrippen cultureel beïnvloed
worden.
De invloed van de omgeving
Misschien is er geen vaststaande persoonlijkheid, maar is het afhankelijk van iemands
interactie met de omgeving. Het Pygmalion-effect = mensen gaan zich op den duur zo
gedragen als de omgeving ze ziet. We zijn dus niet zo eer wie we zijn, we zijn voor een groot
gedeelte wie anderen van ons maken. Als de context verandert, verandert een mens mee.
Erfelijke invloed
Genen en omgeving zijn met elkaar verbonden en het is juist de omgeving die bepaalt welke
genen worden geactiveerd. De inhoud van ons genenpakket is uiteindelijk dus niet bepalend.
Pas in contact met een bepaalde omgeving krijgen die genetische eigenschappen hun
uiteindelijke vorm en betekenis.
Het persoonlijk en het systemisch geweten
Het persoonlijk geweten versus het systeemgeweten
De werking van het geweten wordt veelal als een ‘intrapsychisch’ proces gezien, waarin
mensen een persoonlijke afweging maken tussen goed en kwaad. Het ontstaan van het
geweten is volgens de psychoanalytici een proces waarbij we vooral de normen en waarden
van onze ouders internaliseren. Het geweten is bij het bereiken van de volwassenheid eigen
geworden. Het geweten is vanaf dat moment persoonlijk. Toch is er nog een ander soort
geweten, namelijk het systemisch geweten. Dit wordt gevoed door onze behoefte bij een
groep te horen. Daardoor zijn mensen bereid hun persoonlijk geweten ondergeschikt te
maken aan het systemisch geweten. Mensen zullen slechte dingen blijven doen, zolang ze