Rechtsgeschiedenis zei u?
Eerst stelt Asser stelt dat de leer van de wetsgeschiedenis volkomen nutteloos is: ten eerste
aangezien men wil weten hoe de huidige bepaling uitgelegd moet worden, niet hoe het
voordien was. Ook in de rechtspraak en in de juridische literatuur zijn zelden
rechtshistorische beschouwingen. Bovendien zijn de oude wetshistorische denkwijzen
achter verouderde onderwerpen helemaal niet meer van toepassing op hedendaagse
problemen. Daarnaast is de gehechtheid aan het stelsel conservatisme van het gezag van
de oude regels, alhoewel de rechtsgeschiedenis maatschappelijk geen overtuigingskracht
heeft. Ook ons rechtsdenken is veranderd naar doelmatigheid van oplossingen en de
belangenstrijd in zaken.
De continuïteit van de rechtsontwikkeling
Vervolgens gooit hij de boot op: rechtsvorming, wil zij vorming van het recht zijn, kan alleen
geschieden vanuit het oogpunt van de continuïteit van het recht. Rechtsregels zijn immers in
het verleden ook op praktische behoeftes ontstaan, wat wij op ons beurt weer moeten doen
voor volgende generaties. Continuïteitsdenken is een levend organisme dat slecht kan
blijven bestaan met doorbroken tradities en nieuwe wegen. Het verleden kan ons de
toekomst wijzen.
De vergeten kunst van het arrest-lezen - Klink en Broekers-Knol
De rechter is niet formeel gebonden aan eerdere uitspraken. Open normen zijn voor de
rechter om in het concrete geval in te vullen, de uitleg en argumentatie is hierbij essentieel.
De argumentatie en overwegingen van de rechter zijn belangrijk voor rechtsbegrip over hoe
een rechter in die zaak, en hoe waarschijnlijk later door andere rechters, een rechtsregel
geïnterpreteerd gaat worden.
Partijen:
- appellant: degene die in hoger beroep gaat bij het gerechtshof.
- geïntimeerde: wederpartij in hoger beroep bij het gerechtshof.
- eiser tot cassatie: degene die in cassatieberoep gaat bij de HR.
- verweerder in cassatie: wederpartij in cassatieberoep bij de HR.
- procureur-generaal: hoofd van het parket bij de HR.
- parket bij de HR: een procureur-generaal, een plaatsvervangend P-G en een
aantal advocaten-generaal A-G’s.
Processtukken
- dagvaarding: leidt de dagvaardingsprocedure in namens de eisende partij.
- verzoekschrift: leidt een verzoekschriftprocedure in.
Rechtsgang
- het geding in feitelijke instanties: de procedures bij rechtbank en gerechtshof.
- HR is geen feitelijke instantie, zij oordeelt of de lagere rechter het recht goed
hebben toegepast.
- litigieus: waarover het geding gaat.
, - appel: hoger beroep bij het gerechtshof.
- cassatie: rechtsvragen aan de orde bij de HR.
Onderdelen rechtspraak
- grieven: de redenen die bij het gerechtshof in hoger beroep worden aangevoerd
tegen het vonnis van de rechtbank.
- cassatiegronden: er zijn twee cassatiegronden, schending vh recht en/of verzuim
van vormen.
- cassatiemiddelen: de motivering van de cassatiegronden die bij de HR worden
aangevoerd tegen de beslissing in hoger beroep.
- rechtsoverweging (r.o): een beschouwing vanuit het recht over onderdelen vd zaak.
- conclusie: advies van de P-G of A-G bij de HR.
Uitspraak rechter
- vonnis: uitspraak van de rechter in een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank.
- beschikking: uitspraak van een rechtbank, gerechtshof of HR in een
verzoekschriftprocedure.
- arrest: uitspraak van een gerechtshof of HR in een dagvaardingsprocedure.
Opbouw van een arrest
1. feitelijke gegevens
2. oordeel van het hof in hoger beroep
a. feiten vd zaak
b. de eis
c. de juridische kernvragen
d. verweer vd gedaagde
e. de beslissing van de rechtbank
f. de grieven en het inhoudelijke oordeel van het hof over de grieven
g. beslissing vh hof
3. cassatiemiddelen
4. beoordeling hoge raad
a. geding in feitelijke instanties
b. geding in cassatie met eindconclusie P-G
c. inhoudelijke beoordeling cassatiemiddel
i. rechtsvraag
ii. dictum: beslissing
Algemene vragen;
a. Wat vraagt de eiser tot cassatie (of de verzoeker) van de Hoge Raad en op basis van
welke argumenten?
b. Wat wordt door verweerder in cassatie hiertegen ingebracht?
c. Wat hebben eerdere rechterlijke instanties (rechtbank en hof) in deze zaak
geoordeeld?
d. Wat is rechtsvraag die de Hoge Raad centraal stelt? (Er kunnen in een zaak
meerdere rechts- vragen spelen.)
e. Wat overweegt de Hoge Raad ten aanzien van hetgeen door de eiser (of de
verzoeker) is aangevoerd?
f. Hoe luidt de uitspraak van de Hoge Raad en welke argumenten geeft hij hiervoor?
WEEK 2
In het stuk van Jansen speelt artikel 3:84 BW inzake de overdracht van eigendom een
centrale rol. Na het sluiten van een koopovereenkomst (die in het kader van art. 3:84 de titel
vormt) is de koper – zoals gezegd - nog niet meteen eigenaar van het voorwerp van de
gekochte zaak. Als het om een roerende zaak gaat (zie art. 3:3 lid 2 BW) - en dat zal in een
supermarkt vrijwel altijd het geval zijn – moet de verkoper ook nog beschikkingsbevoegd zijn
en er moet een levering ex art. 3:90 BW plaatsvinden.
Betaling door de koper is geen vereiste voor de eigendomsoverdracht. Dat neemt niet weg
dat de koopovereenkomst bij het uitblijven van betaling op een gegeven moment wel
ontbonden zal kunnen worden (zie week 4). Ontbinding levert voor de koper de plicht op om
het eigendomsrecht van de gekochte zaak weer aan de verkoper over te dragen (6:271
BW).
Overigens verschrijft Jansen zich aan het eind van zijn artikel (p. 39 rechterkolom, bovenste
helft).Hij heeft het over buitengerechtelijke vernietiging, maar dat moet buitengerechtelijke
ontbinding zijn. In de komende twee weken zal duidelijk worden waarom.
In Jansens artikel komt ook het onderscheid tussen bezit en houderschap aan de orde. Kort
gezegd spreek je van bezit als je een zaak voor jezelf houdt, en van houderschap als je een
zaak voor een ander houdt. Ben je eigenaar van een zaak, dan ben je van deze zaak
meestal ook de bezitter, want je houdt de zaak voor jezelf. Maar als je iets van iemand hebt
geleend, dan ben je geen bezitter, want dan houd je deze zaak niet voor jezelf, maar voor
een ander (hij valt immers in het vermogen van degene die de zaak aan jou heeft
uitgeleend). Meer over dit onderscheid in het vak Inleiding II.
Jansen Over de totstandkoming van de koopovereenkomst
Bij gebrek aan expliciete wilsverklaringen gelden het handelen van de supermarkt en de
gedragingen van de klant als hun verklaringen ex. art. 3:33 BW. Vervolgens is de vraag wat
de klant en de supermarkt uit elkaar handelingen mogen afleiden ex. art. 3:35 BW.
Doet de winkel een openbaar aanbod aan het winkelend publiek?
Doet het winkelend publiek een uitnodiging om een aanbod te doen, een invitatio ad
offerendum?
Vind de koopovereenkomst plaats als de klant het product in zijn mandje legt, als hij het
afgeeft aan de kassamedewerker of als hij betaalt?
Art 7:1 BW gaat er vanuit dat de voorwaardelijke koopovereenkomst ontstaat als de klant het
product in zijn mandje legt
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper laurajacquemijns1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,79. Je zit daarna nergens aan vast.