Een samenvatting van alle bronnen uit de handleiding + extra aantekeningen van tijdens de lessen voor het vak pathofsyiologie, gegeven in jaar 2 periode 2 (Voorlichter in de wijk). Ik had een 7,9 voor de kennistoets.
Inhoudsopgave
Week 1 Hypertensie, vochtbalans en oedeem 2
Week 3 Atherosclerose en myocardinfarct 16
Week 4 Fysiologie pancreas en Diabetes Mellitus type 2 23
Week 5 Metabool syndroom (visceral adiposity syndrome) 44
Week 7 Diarree/obstipatie/PDS/divertikelziekte/lactose-intolerantie 48
Week 8 Fysiologie lever en alcoholisme 65
,Week 1 Hypertensie, vochtbalans en oedeem
De DIO
1. kan de fysiologie van het hart en de bloedsomloop beschrijven en koppelen aan de
pathofysiologie van hypertensie.
2. kan de begrippen vochtbalans, intra- en extracellulaire ruimte en oedeem uitleggen en
toepassen op relevante ziektebeelden zoals hypertensie.
3. kent de pathofysiologische analyse van hypertensie.
Anatomie en fysiologie
Lichaamsvloeistoffen
60% van het gewicht is water (40L). 22% van het gewicht is extracellulair water en 38% is
intracellulair water. Vetweefsel bevat 10% water, spierweefsel bevat 75% water.
Extracellulair = 30% van al het water = 12 liter.
Extracellulair vloeistof bestaat uit bloed, plasma, lymfe, cerebrospinale vloeistof en vloeistof in de
interstitiële ruimten in het lichaam. Weefselvocht heet intercellulaire vocht. Intercellulair vocht
bevochtigd alle cellen van het lichaam (behalve de buitenste huidlagen) en vormt het medium
waardoor stoffen zich vanuit het bloed naar lichaamscellen verspreiden en andersom. Elke
lichaamscel die in contact staat met extracellulair vloeistof is voor zijn welzijn afhankelijk van de
samenstelling van die vloeistof. De samenstelling van extracellulair vloeistof wordt daarom
zorgvuldig geregeld.
Intracellulair = 70% van al het water = 28 liter.
De samenstelling van intracellulair vloeistof wordt geregeld door de cellen zelf met behulp van
opname- en uitscheidingsmechanismen in het celmembraan.
Oedeem
Oedeem is een zwelling door in weefsel opgehoopt vocht. Het treedt op verschillende plekken op. Bij
oedeem in oppervlakkige weefsels kan pitting optreden: er blijft een deukje achter nadat er stevig is
opgedrukt met een vinger. Door congestie in de longvenen of door toegenomen permeabiliteit van
de longvaten kan er longoedeem ontstaan. Er hoopt zich vocht op in de ruimten tussen het weefsel
en in de alveoli waardoor het gebied dat beschikbaar is voor gasuitwisseling kleiner wordt. Hierdoor
ontstaat er dyspneu (ademnood), cyanose en ophoesten van sputum.
,Oorzaken van oedeem:
• Verhoogde veneuze hydrostatische druk: door een congestie in de veneuze bloedsomloop
vermindert het effect van de osmotische druk en blijft er te veel vocht in de weefsels achter
→ hoge druk in bloedvaten.
• Verminderde osmotische druk van het plasma: als het plasma-eiwitniveau daalt, keert er aan
het veneuze eind van het capillaire bed minder vocht terug in de bloedsomloop → weinig
eiwit in bloedvaten.
• Verstoorde lymfeafvoer: normaal keert een deel van het vocht via het lymfestelsel terug naar
de bloedsomloop. Als deze stroom wordt verstoord ontwikkelt zich oedeem.
• Verhoogde permeabiliteit van kleine vaten: bij een ontsteking wordt de permeabiliteit van
kleine vaten verhoogd. Plasma-eiwitten verlaten daardoor de bloedsomloop en verhogen de
osmotische druk in het weefsel waardoor er een zwelling ontstaat. Dit gebeurt ook bij
allergische reacties.
Biologie Zelfstudie 3: Circulatie
Het hart ligt in de borstkas en is omgeven door een hartzakje. Het hartzakje is verbonden met het
middenrif en het borstvlies. Tussen het hartzakje en het hart zit een dun laagje vloeistof. Het hart is
een spier en verbruikt dus energie. Over het hart lopen bloedvaten; kransslagaders en kransaders.
Kransslagaders geven zuurstof en voedingsstoffen aan het hartspierweefsel, kransaders voeren CO2
en afvalstoffen af. Kransaders monden uit in de rechterboezem.
De linkerharthelft en rechterharthelft worden gescheiden door een harttussenwand (septum). Iedere
harthelft bestaat uit een boezem met daaronder een kamer. Tussen de boezem en de kamer zitten
hartkleppen. Hartkleppen zorgen ervoor dat er geen bloed terugstroomt van de kamers naar
boezems. Ze zijn door pezen verbonden met spieren in de hartwand. Die spieren zorgen ervoor dat
de pezen strak gespannen zijn bij het samentrekken van de kamers. Hierdoor kunnen de hartkleppen
niet doorslaan naar de boezems. De hartwand bestaat uit drie weefsellagen: pericard, myocard en
endocard.
Bloed uit het lichaam stroomt via de onderste en bovenste holle ader de rechterboezem en daarna
de rechterkamer in. De rechterkamer pompt het bloed naar de longslagader en vanaf daar naar de
longen. Het bloed uit de longen stroomt via de longader de linkerboezem in en vanaf de
linkerboezem naar de linkerkamer. De linkerkamer pompt het bloed in de aorta en vanaf de aorta
stroomt het bloed naar alle organen.
Aan het begin van de longslagader en de aorta zitten halvemaanvormige kleppen (slagaderkleppen).
De halvemaanvormige kleppen zorgen ervoor dat er geen bloed terugstroomt van de longslagader en
aorta naar de kamers.
Systole → de samentrekking van hartspierweefsel.
Diastole → de ontspanning van het hartspierweefsel.
De mens heeft een dubbele bloedsomloop. Per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart.
- Kleine bloedsomloop: de rechterkamer pompt het bloed via de longslagaders naar beide
longen. In de longen neemt het bloed zuurstof op en geeft het CO2 af. Vanuit de longen
stroomt het bloed via de longaders terug naar de linkerboezem.
- Grote bloedsomloop: de linkerkamer pompt het bloed via de aorta het lichaam door naar alle
organen. In de organen neemt het bloed CO2 en afvalstoffen op en geeft het zuurstof en
voedingsstoffen af. Vanuit de organen stroomt het bloed via de onderste en bovenste holle
ader weer terug naar de rechterboezem.
, De hartslag gaat volgens een vast patroon.
1. Systole boezems, diastole kamers.
De boezems stromen vol met bloed uit de holle aders en longaders, hierdoor vindt in beide
harthelften tegelijkertijd de systole van de boezems plaats. De hartkleppen staan open, dus
het bloed stroomt de kamers in. In de kamers vindt op dat moment diastole plaats.
2. Diastole boezems, systole kamers.
Nadat de kamers zijn volgestroomd vindt systole van de kamers plaats. De druk in de kamer
stijgt, de hartkleppen slaan dicht. Als de druk hoog genoeg is gaan de halvemaankleppen
open en wordt het bloed de aorta en longslagader in gepompt.
3. Hartpauze.
Zowel in de boezems als in de kamers vindt diastole plaats. De halvemaankleppen zijn
gesloten. Het bloed stroomt vanuit de holle aders en de longaders weer in de boezems. De
hartkleppen staan open, dus er stroomt ook al bloed de kamers in.
Het dichtslaan van de kamers geeft een doffe harttoon, het dichtslaan van de halvemaanvormige
kleppen een heldere harttoon. Als er hartruis te horen is sluiten de kleppen niet goed.
De samentrekking van het hartspierweefsel veroorzaakt impulsen. Deze impulsen ontstaan in de
sinusknoop, in de wand van de rechterboezem. Vanuit de sinusknoop worden de impulsen naar het
spierweefsels in de wand van de boezems geleid, dit veroorzaakt de systole van de boezems. Tussen
de boezems en kamers zit een laag bindweefsels waardoor de impulsen niet meteen naar de kamers
worden geleid. Tussen de rechterboezem en -kamer zit de atriumventrikelknoop. Aan het eind van
de systole van de boezems komen de impulsen in de atriumventrikelknoop aan. De impulsen worden
via de bundel van His in de harttussenwand naar de onderste punten van de kamers geleid. Direct na
de systole van de boezems begint de systole van de kamers. De impulsen worden vanaf de onderste
punt van de kamer omhoog geleid.
Het hart pompt het bloed in slagaders (arteriën). Door het pompen van het hart stroomt het bloed in
de slagaders stootsgewijs en met hoge druk naar de organen. In de organen vertakken slagaders zich
in kleinere bloedvaten met een dunnere wand: arteriolen. De wand van arteriolen bestaat uit glad
spierweefsel, waardoor de bloedvaten kunnen samentrekken (vasoconstrictie) of verwijden
(vasodilatie).
De arteriolen vertakken zich weer tot haarvaten (capillairen). Haarvaten hebben een wand van één
cellaag endotheel. Via de wand van haarvaten worden vocht met voedingsstoffen en zuurstof aan de
organen afgegeven. CO2 en afvalstoffen kunnen vanaf de organen door de wand de haarvaten in. De
haarvaten verenigen zich tot venulen en die verenigen zich weer tot aders (venen). In de aders is de
bloeddruk lager dan in de haarvaten. Via de aders stroomt het bloed terug naar het hart.
Slagaders → dikke, stevige en elastische wanden. Aan de binnenkant van de wand zit dekweefsel van
één cellaag dik, endotheel. Slagaders liggen diep in het lichaam.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper loesw. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.