Bewegingsvaardigheden Blok 1 en 2 Propedeuse
Onderdeel: Bewegen en Muziek Reader
Inleiding
Opleiden tot:
Het geven van
Het reflecteren op
Het flexibel aanpassen van onderwijs in bewegen op muziek
Aan eind van propedeuse:
Inzicht in bewegingsmogelijkheden en expressiemogelijkheden van zichzelf/anderen
Deelgebieden, jazz,wereld,ritme en bewegen/kinderdans en conditionele vormen in aantal
leersituaties flexibel kan hanteren
Begin gemaakt met creatief omgaan met dans en bewegingsvormen in methodisch en
didactisch opzicht
Kennis heeft gemaakt met rol instructeur en coach en deze rol afhankelijk van behoefte van
doelgroep op zich kan nemen
Kennis en inzicht heeft omtrent de kwaliteiten van B&M, alsmede de betekenis er van in
relatie tot danscombinaties voor de diverse deelgebieden.
Hoofdstuk 1 Bewegen en Muziek op de ALO
Leren dansen staat centraal. Nauwelijks extrinsiek doel (hoger,sneller,verder,meer doelpunten).
Uitzondering: conditionele vormen op muziek.
Dansen onderscheidt zich van andere vormen van bewegen, doordat:
de danser in zijn bewegen als expressief individu herkenbaar is
creativiteit een belangrijke rol speelt
dansen omgaan met muziek/ritme betekent
dansen tevens betekent: samen met andere bewegen. Vorm communicatie!
Beschrijving dans: ritmische beweging van benen en voeten en van het lichaam op de maat van de
muziek (van Dale)
1.1 Onderdelen van B&M
De sectie onderscheidt de volgende onderdelen:
Dance basics
Jazz en Urban
Moderne dans
Dansexpressie
Conditionele Vormen
Hoofdstuk 2 Dance Basics
Inleiding
Basisvaardigheden van Bewegen en Muziek zijn:
Grondvormen van bewegen
Muziekanalyse en Beat per Minute (BPM)
Ritme en Bewegen
Tijd, Kracht en Ruimte
2.1 Grondvormen van bewegen
Basics:
Gaan (wandelen)
Lopen (rennen)
Springen
Veren
Huppel
Galoppas
Gaan (wandelen)
,Verplaatsen waarbij voeten afwisselend gebruikt en 1 voortdurend contact met grond houdt.
Lopen
Verplaatsen waarbij voeten afwisselend worden gebruikt. Sprake van zweefmoment.
Accent: voorwaartse snelheid.
Springen
Zweefperiode die ontstaat na afzet van 1 of 2 benen. Tijdens sprong doorloopt lichaam bepaalde
bewegingsbaan, waarna landing plaats vindt op afzetbeen, op andere been (zwaaibeen) of 2 benen.
Volgende basic sprongen:
Op basis galop: draaisprongen met ¼, een ½, een ¾ en een 1/1 draai. Afzet: 1 voet. Landing:
andere voet (galop). Dezelfde voet (huppel).
Veren als basis: aantiksprongen (afzet en landing met en op hetzelfde been), schaarsprongen
(afzetbeen is niet het landingsbeen)
Met de loop: loopsprongen
Veren
Zweefmoment. Accent: op omhoog gaan tijdens (afzet-en) zweeffase. Voorts: voortdurende
afwikkeling voet, afzet (hiel-teen) als landing (teen-hiel).
Kan op plaats of verplaatsend.
Onderscheiden: enkelveren en dubbelveren
Enkelveren: voeten afwisselend gebruikt
Dubbelveren: tweemaal achtereen dezelfde voet gebruikt, daarna tweemaal andere voet
Tempo: tussen gaan en lopen in
Galoppas en huppel
Voeten afwisselend gebruikt.
Ritme: lang-kort-lang-kort..
Tweemaal dezelfde voet gebruikt.
Beide vormen sprake van zweefmoment. Vaak in combi gebruikt.
Soorten galop:
- Zijwaartse galop
- Voorwaartse galop
- Kruisgalop
Soorten huppels:
- De voorwaartse- en de achterwaar huppel
- De zijwaartse- en de kruislingse huppel
Combinatie met gaan goed mogelijk. 8 huppels en 8 wandelpassen.
Combinatie met lopen. 8 looppassen of 4 huppels.
Voorbeelden:
- 4 looppassen en 2 huppels
- 6 looppassen en 1 huppel
- 2 looppassen en 1 huppel en looppassen en 1 huppel
2.1.1 Keerpunt en Draaipunt
Keerpunt: verandering van richting zonder draaiing om (eigen) lente-as.
Draaipunt: wel draaiing om lichaamslengte-as. Kan ook van richting verander worden.
Voorbeeld:
- 4 huppels voorwaarts, 4 huppels achterwaarts (keerpunt)
- 4 huppel vw. (op de 4e huppel een ½ draai = draaipunt), 4 huppels aw. (geen nieuwe richting)
2.2 Muziekanalyse en Beats per Minute (BPM)
Onderscheid: intro, couplet, refrein, bridge, outro, enz.
Snelheid muziek: Beats per Minute (BPM)
Richtlijnen:
, Van 70-95 bpm: exercises, stretching en cooling down
Van 95-115 bpm: huppelen, galop, (gaan bij streetdance)
Van 115-30 bpm: gaan/wandelen (Jazzdans)
Van 130-150 bpm: van stevig gaan tot veren (Low impact)
Van 150-170 bpm: van verend lopen tot looppas (High impact)
2.3 Ritme en bewegen
‘raken van het ritme’
Volgende kenmerken komen bij dit deelgebied naar voren:
Totaalbewegen: bewegen waar het hele lichaam bij betrokken is
Gebruik van de ruimte
Koppeling muziek en bewegen
2.4 Tijd Kracht en Ruimte
Bouwstenen dans: tijd, kracht en ruimte.
Hoe beter de samenwerking, hoe beter de lichaamsbeheersing van een persoon.
Tijd: de tijd die een (serie) beweging(en) duurt
Snel/staccato
Langzaam/getrokken
Regelmaatig/continu
Onregelmatig/discontinu
Door indeling van tijd kan ook ritme ontstaan.
Kracht: de (spier) kracht die nodig is om een beweging uit te voeren
Spanning/ontspanning
Impuls/constant
Rustig/explosief
Zacht/hard
Soepel/stijd
Enz..
Ruimte: onder ruimte vallen meerdere onderdelen:
1. De ruimte die het lichaam tijden het bewegen inneemt
2. De ruimte waar de persoon zich bevind
3. Waar in de ruimte de persoon zich bevind
1. Ruimte van het lichaam
Groot/klein
Hoog/laag
Voor/zij/achterwaarts
Recht/hoekig/rond
Open/gesloten
2. Ruimte waar je je bevindt:
Binnen/buiten
Grote ruimte/kleine ruimte
Klasloaal
Theaterzaal
Ronde ruimte/hoekige ruimte
Enz..
3. Plaatsing in de ruimte:
Voor/achter
Rechts/links
Midden/hoek
Dicht bij anderen
, Flow: de optimale samenwerking tussen tijd,kracht en ruimte.
2.4.1 Ritme
Niet – metrisch ritme: ademhaling of gebruik van gebaren. geen gereglementeerde prikkels van
buitenaf; bewegingen komen van binnenuit. Nadrukkelijke ritmebeleving is er niet.
Metrisch ritme: reglementering van buitenaf, namelijk de maat. Maat/metrum is gekoppeld aan het
element tijd. Maat = proportionele tijdseenheid en kan langzaam of snel uitgevoerd worden. Sprake
van sstructuren, fraseringen en tempo.
Ondersteunend: klap, stamp en akoestische geluiden.
Goede beweging: gekenmerkt door ritmisch verloop. Uit zich in harmonische, efficiente en levendige
manier van bewegen.
Hoofdstuk 3 Jazz – en Urban dance
3.1 Jazzdance
- oorsprong ‘Black Dance’
- ALO: bewegen op eigentijde muziek, jazzdance-mix (streetdance)
Oorsprong Jazzdance: USA afkomstige moderne dansmuziek.
Charleston bekend voorbeeld. Sterk gekleurd door muziek van de zwarte bevolking, destijds
veelal slaven.
Syncopen: vermenging van verschillende ritmes (salsa!). Is het met nadruk betonen van een
zwak maatdeel dat met een volgend sterk maatdeel wordt samengetrokken.
Afterbeat: ontstaat door synocoop. Tegen de maat ingaand ritme.
3.1.1 Kenmerken van het deelgebied Jazzdans
We onderscheiden:
- Isolatie/polycentriek
- contraction/release
- multiplicatie
- levels
Isolatie/polycentriek
Isolatietechniek: fundamentele Afrikaanse bewegingswet (polycentriek). Verschillende lichaamsdelen-
met ieder hun eigen centrum – onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen. gelijktijdig of na elkaar.
Isolatie uitgevoerd door bepaald lichaamdeel, geïsoleerd van de rest van het lichaam
Collapshouding: licht voorover- gebogen houding. Ontspannen gebogen knieen > heupen geïsoleerd
kunnen bewegen.
Contraction/release
Contraction- releasetechniek: oorsprong gemeen met moderne dans.
Contraction: samentrekking
Release: loslaten
Rompspieren die afwisselend samengetrokken en ontspannen worden.
Multiplicatie
Verveelvoudigen of uiteen laten vallen beweging in delen = multiplicatie. (voor stap tikken)
Levels
Positie van het lichaam ten opzichte grond: hoog, midden, laag nivea. Sprongen > falls > bewegingen
op de grond.
3.1.2 Jazzbasic