HC1 BPR: Civiel bewijsrecht: introductie
- Inleiding bewijsrecht
- Sluis van het geding: partijautonomie: rechterlijke lijdelijkheid
- Verhouding rechter en procespartijen
- Onrechtmatig bewijs
Inleiding bewijsrecht
Core business
Voor partijen/advocaten en voor rechters: het moet duidelijk zijn wat er bewezen kan worden. Belangrijk
onderdeel om over het materieelrechtelijke gedeelte te kunnen oordelen. Rechter besteedt veel tijd aan
het vaststellen van de feiten.
Afdeling 1.2.9 Rv
Wettelijke regeling van het bewijsrecht: art. 149 e.v. In 1988 voor het laatst inhoudelijk gewijzigd.
Parlementaire behandeling heeft erg lang geduurd. Er waren 2 moeilijke onderwerpen:
Hoe zit het met verdeling stelplicht en bewijslast? En: Wat doen we met partijgetuigen?
Inmiddels wordt er weer nagedacht over herziening van het civiele bewijsrecht. De huidige regels in
afdeling 1.2.9 Rv kun je verdelen in 3 groepen:
1) Regels van opdragen van bewijs
Door rechter: 166 Rv: getuigenbewijs wordt bevolen door de rechter
2) Regels over leveren van bewijs
Door partijen: 170 Rv: partijen geven de namen van de getuigen op
3) Regels over waarderen van bewijs
Door de rechter: 152 lid 2 Rv: waardering is aan de rechter
Begrip bewijs
Wat is bewijs? Wet geeft geen definitie. In de literatuur kort gezegd: bewijzen is in procesrechtelijke
context het aan de rechter overtuigend aantonen van feiten. Benodigde mate van zekerheid zal verschillen
naar gelang de gevolgen van de beslissing ingrijpender zijn.
Bewijsovereenkomst
Art. 153 Rv en 6:236 sub k BW. Kun je van de wettelijke regels van het bewijsrecht afwijken door
contractueel anders te bepalen? Ja, in beginsel wel, want bewijsrecht grotendeels regelend recht (art. 153
Rv). Doel van dergelijke afspraken is om de risico’s die verbonden zijn aan procederen beperken: dan gaat
het vaak vooral om bewijsvragen.
VB: Afwijkende bewijslastverdeling: Als we gaan procederen moet die partij dit en dit bewijzen…
VB: Afspraak dat bepaalde bewijsmiddelen buiten toepassing blijven.
Dergelijke afspraken komen vaak voor, bijvoorbeeld in Algemene Voorwaarden. Boekenclausule: in de
bankwereld: op grond van deze clausule is de administratie van de bank bepalend voor het saldo van de
bankrekening, niet de administratie van de rekeninghouder.
Soms hebben bewijsafspraken geen rechtsgevolg (art. 153 Rv: als het gaat om bewijsovereenkomsten die
niet ter vrije bepaling van partijen staan). Andere belemmeringen voor de geldigheid van
bewijsovereenkomsten: sommige dingen moeten worden bewezen met een geschrift (bv als belangen van
derden in het geding zijn) of als de bewijsovereenkomst niet voldoet aan regelingen uit het BW. VB: Art.
6:236 sub k BW: is boekenclausule dan geldig? Ja, boekenclausule valt niet onder 6:236 sub k, mits die de
wederpartij een onbeperkte mogelijkheid van tegenbewijs biedt. Administratie van de bank is beslissend,
maar de rekeninghouder moet een onbeperkte mogelijkheid hebben om bewijs te leveren tegen de
boekenclausule. Sub k ziet vooral op andere bewijsbedingen.
,Verhouding tussen rechter en partijen: partijautonomie en lijdelijkheid burgerlijke rechter
Uitgangspunt is dat partijen autonoom zijn: partijen zullen moeten stellen en zo nodig bewijzen. Partijen
bepalen tegen wie ze procederen, of ze procederen, wanneer, waarover, of ze doorprocederen etc.
Belangrijk uitgangspunt, komt op meerdere plekken terug in de wet: art. 111 Rv (dagvaarding uitgebracht
op initiatief van de eiser), 149 Rv (niet of niet voldoende betwiste feiten moet rechter als vaststaand
beschouwen), art. 246 Rv (royement: op verzoek van partijen wordt de zaak op de rol gehaald).
Partijautonomie en lijdelijkheid van de rechter zijn 2 kanten van dezelfde medaille. Dat de rechter lijdelijk
is, betekent zeker niet dat hij passief is: hij heeft wel degelijk een actieve rol: welke feiten moeten bewezen
worden, is een feit voldoende bewezen etc.
Hoofdregel bewijsrecht omtrent verhouding rechter en partijen: art. 149 Rv: rechter mag slechts die feiten
of rechten aan zijn beslissing ten grondslag leggen, die door partijen in het geding hebben gebracht:
weerslag van autonomie van partijen bij bewijsvoering en lijdelijkheid rechter. Dus niet alleen art. 23, 24,
25 Rv. Art. 25 Rv: rechter vult ambtshalve rechtsgronden aan (niet de feiten!). Partijen geven de feiten, de
rechter geeft het recht. Als een Nederlandse rechter buitenlands recht moet toepassen, heeft hij soms
behoefte aan voorlichting over het geldend recht: art. 67 en 68 Rv.
Art. 22 Rv: informatieplicht
Art. 23 Rv: Inlichtingenplicht
Hoofdregel = rechter is lijdelijk. Toch heeft hij wel degelijk opties tot actief ingrijpen:
- Art. 22 Rv: als een rechter nadere informatie wil, kan hij partijen daartoe bevelen.
- Art. 87 Rv: rechter kan ambtshalve een comparitie bevelen
- Art. 162 Rv: rechter kan openlegging boeken bevelen
- Art. 163 Rv: rechter kan ambtshalve een getuigenverhoor bevelen
- Art. 194 Rv: ambtshalve deskundigenbericht gelasten
à In de praktijk is de rechter dus niet zo heel lijdelijk.
Art. 149 Rv
à Hoofdregel van bewijsrecht: rechter mag alleen die feiten aan zijn beslissing ten grondslag leggen, die
volgens de voorschriften van het bewijsrecht zijn bewezen: feiten die in de procedure naar voren zijn
gekomen. Feiten moeten door de “sluis van het geding”: dus door het geding ter kennis van de rechter zijn
gekomen.
Schook/Vergeer: Vergeer verhuurt zaal aan Schook. Schook gebruikt de zaal soms als opslagruimte, soms
als toonzaal. Is er nu sprake van huur van bedrijfsruimte? Rechter fietst er een paar keer langs om naar
binnen te kijken en nam deze bevindingen mee in zijn beoordeling. HR: Dat kan niet: rechter had gebruik
moeten maken van de officiële regeling over descente: plaatsopnemingen en bezichtigingen of een
bewijsopdracht moeten geven. Schending van hoor en wederhoor. Schending art. 149 Rv: rechter legt
gegeven aan zijn beslissing ten grondslag die niet door de sluis van het geding tot de rechter is gekomen.
De Samenwerking/Geerlings: De Samenwerking is een pensioenfonds, verhuurt bedrijfsruimte aan
Geerlings. Ze vragen de rechter om de huurprijs vast te stellen. Rechter vraagt advies aan een
adviescommissie BAK. Huurprijs moest worden berekend aan de hand van vergelijkbare panden in de
buurt, maar de verhuurders van die vergelijkbare panden wilden hun huurprijzen niet geven. BAK adviseert
vervolgens aan de rechter, maar de rechter mag geen inzage geven aan de partijen i.v.m. vertrouwelijke
informatie. HR: Mag niet, want partijen hebben geen kans gehad om zich over die stukken uit te laten, dus
kunnen ze niet worde gebruikt: feiten die niet door de sluis van het geding bij de rechter zijn gekomen.
Wat is dan ‘het geding’? Als in geding 1 relevante zijn voor geding 2, mag je die niet zomaar gebruiken,
want niet hetzelfde geding. Dit blijkt uit de parlementaire behandeling van het bewijsrecht en
jurisprudentie:
,Hoogenboom/Van Seggelen (niet voorgeschreven): Twee buren waarvan de percelen aan elkaar grenzen,
Van Seggelen kan alleen op de openbare weg komen via de weg van Hoogenboom. Van Hoogenboom: Je
mag alleen over pad 1 naar de openbare weg, niet over pad 2. Er komt een kort geding, dan een
bodemprocedure en dan bij het Hof: Hof geeft aan dat er geen kadastrale kaart of tekening zit in het
dossier en vindt dan in het kort geding-dossier een tekening en die gebruikt hij ambtshalve. HR: Dit mag
niet. Als er eerst een kort geding wordt gevoerd en dan een bodemprocedure, mag de rechter van de
bodemprocedure niet zomaar de feiten gebruiken uit het kort geding, als partijen die niet zelf aanvoeren.
Hier is 1 uitzondering op: als het gaat om een voorlopige voorziening (art. 23 Rv). Als je tijdens een
bodemprocedure een voorlopige voorziening wil, mag de rechter de feiten uit de bodemprocedure
meenemen in zijn oordeel over de voorlopige voorziening. In andere gevallen mag de rechter alleen de
feiten meenemen die in DAT geding zijn ingebracht, ook al gaat het om een kort geding tussen dezelfde
partijen. Als partijen het hele dossier van het kort geding hebben ingebracht, mag de rechter ze wel
meenemen.
VB: Partij A stelt dat partij B niet goed de overeenkomst is nagekomen, maar partij B zegt dat hij wel goed is
nagekomen. Partij B betwist het bestaan van de overeenkomst niet, dus het bestaan van de overeenkomst
staat vast. Het is daarom belangrijk dat bepaalde feiten voldoende worden betwist, anders neemt de
rechter de feiten als vaststaand aan.
Hoofdregel is dus: rechter mag geen feiten of rechten aanvullen (moet door sluis van het geding).
à 3 uitzonderingen:
(1. Onvoldoende betwiste feiten hoeven niet gesteld te worden)
(Geldt niet als het gaat om rechtsgevolgen die niet ter vrije bepaling van partijen staan: bv in personen- en
familierecht.)
2. Feiten of omstandigheden van algemene bekendheid hoeven niet gesteld te worden.
Feiten van algemene bekendheid: feiten die ieder normaal ontwikkeld mens kent of hoort te kennen.
VB: Cyprus is een eiland, je kunt je snijden aan een nieuw geslepen mes.
3. Algemene ervaringsregels hoeven niet gesteld te worden.
Algemene ervaringsregels: veel drank, gezamenlijk op weg, nachtelijke autorit vraagt om roekeloos gedrag,
dat hoef je dus niet te stellen.
4. Processuele feiten hoeven niet gesteld te worden.
VB: Dat partijen wel/niet zijn verschenen bij een comparitie, wat een partij gezegd heeft bij pleidooi etc.
Hoe zit het dan met rechten?
Daar wordt niet het objectieve, geldende recht mee bedoeld. Het gaat om subjectieve rechten:
eigendomsrecht, vorderingsrecht, pandrecht, recht op hypotheek: die rechten moet je stellen.
Van Donkersgoed/Jansen: Huur van een bovenwoning boven een apotheek, apotheek wil huur opzeggen
en bovenverdieping gebruiken. Huurder verweert zich, betwist de opzeggingsgrond. Zaak komt bij het Hof
en de rechter van het Hof gaat googelen en ontleent hierbij feitelijke gegevens die hij aan zijn beslissing ten
grondslag legt. Dit mag niet, want partijen zijn niet in de gelegenheid gesteld om van de gegevens kennis te
nemen en zich erover uit te laten: strijd met hoor en wederhoor.
Terughoudendheid van de rechter is begrijpelijk, maar de rechter mag onder omstandigheden wel gebruik
maken van aan internet ontleende feiten, namelijk bij feiten van algemene bekendheid. Let op! Wat op
internet staat, zijn zeker niet altijd feite van algemene bekendheid, eerder niet zelfs. Wat de Hoge Raad
belangrijk vindt, is dat ALS de rechter dit doet, dat partijen de mogelijkheid krijgen om zich uit te laten over
die feiten: hoor en wederhoor erg belangrijk.
Conclusie: bewijsregels gelden niet voor:
- objectief recht
- feiten van algemene bekendheid en algemene ervaringsregels
- processuele feiten
, Methode en middelen om te bewijzen
Redelijke mate van zekerheid
Hoeveel zekerheid moet je bieden om iets te bewijzen? Absolute zekerheid is niet nodig: er moet een
redelijke mate van zekerheid zijn. In procesrechtelijke literatuur staat wel eens: mate van zekerheid die de
rechter eist, hangt af van de ingrijpendheid van de gevolgen van zijn beslissing. In civiele zaken ligt de lat
iets minder hoog dan in het strafrecht.
Methode en middelen om te bewijzen
Vrije bewijsleer: vrijheid in keuze van middelen (152 lid 1) + vrijheid wat betreft de waardering (152 lid 2).
à Art. 152 lid 1 Rv
Sinds 1988 is er geen limitatieve opsomming bewijsmiddelen meer. Art. 152 lid 1 Rv: bewijs kan geleverd
worden door alle middelen, tenzij de wet anders bepaalt: open systeem. Techniek blijft zich ontwikkelen,
dus limitatieve opsomming onhandig.
à Art. 152 lid 2 Rv
Bewijswaardering: in beginsel is de rechter vrij in het waarderen van bewijs. Bij een specifieke regeling over
een specifiek bewijsmiddel kan hiervan worden afgeweken: bv. bij partijgetuigen. Als er niks bijzonders
geregeld is, is de waardering door de rechter vrij. VB uitzonderingen: art. 157 Rv, 164 lid 2 Rv.
Tankink/Hartman: Handelsnaam ‘Ambiance’. Tankink wil goodwillvergoeding van Hartman voor gebruik
handelsnaam. Hartman stelt dat ze voor de vergoeding een voorwaarde hadden afgesproken en die is nooit
voldaan. Tankink stelt dat deze voorwaarde er niet was. Kan die voorwaarde worden bewezen? Tankink
stelt dat hij een geluidsopname heeft gemaakt van het gesprek, maar Hartman wist niks van deze opname
af. Tankink wil het bandje in het geding brengen, maar Hartman vindt dat niet goed. HR: Voor het in het
geding brengen van een geluidsopname, is geen toestemming van de wederpartij of rechter nodig.
Bereik bewijsrecht
- Regels van bewijsrecht gelden in elk geval voor dagvaardingsprocedures (want staan in boek 1 titel 2):
reguliere handelszaken (OD, wanprestatie, kantonzaken etc.)
- Regels van bewijsrecht gelden ook in verzoekschriftprocedures: boek 1 titel 3: art. 284 lid 1 Rv: de afdeling
bewijsrecht geldt ook in verzoekschriftprocedures, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet. VB: Bij
grote spoed: er is dan geen tijd voor recht op tegenbewijs (152 lid 1 recht op tegenbewijs), of als er alleen
een verzoeker is en geen belanghebbende, dan is er geen tegenbewijs.
- Regels van bewijsrecht gelden ook in hoger beroep in dagvaardingszaken (boek 1 titel 7): art. 353: in
hoger beroep gelden in beginsel de bepalingen van de dagvaardingsprocedure in eerste aanleg:
bewijsregels van overeenkomstige toepassing.
- Hoger beroep in verzoekschriftprocedures? Art. 362 Rv: Ja, ook dan geldt in beginsel het bewijsrecht.
- In kort geding? Nee, hier geldt bewijsrecht in beginsel niet. Spoedeisend karakter, hiervoor leent het
bewijsrecht zich niet. Aard van het kort geding verzet zich tegen toepassing van bewijsrecht.
- In arbitrage? Art. 1039 lid 5 Rv: het scheidsgerecht is vrij t.a.v. de regels van het bewijsrecht.
Waarheidsplicht
Art. 21 Rv: partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid
aan te voeren. Dit artikel geldt in de praktijk niet zo hard, maar er volgt wel uit dat je niet mag liegen.
Dingen verzwijgen gebeurt in de praktijk wel.
Goosen/Goosen: Er was geld geleend van de bank. De ene broer leende het door aan de andere broer. De
bank schold een deel van de lening kwijt, maar de eisende broer vertelde dat niet aan zijn broer. Was hier
sprake van list en bedrog art. 3:44 BW? Nee, het ging hier om rekest civiel (nu: herroeping). Onder
bepaalde voorwaarden kun je een uitspraak herroepen. Goossen/Goossen laat herroeping onder bepaalde
voorwaarden toe. Link met art. 21 Rv: herroeping zou aan de orde kunnen zijn, als onvolledige inlichtingen
worden verstrekt: Goossen/Goossen versterkt de exhibitieplicht van art. 21 Rv.