1. Objectieve perspectief = 1 waarheid, toetsbaar dmv empirisch bewijs, observeren,
meten, voorspellen & verklaren gedrag, enquettes
2. Interpretatief perspectief = betekenis tekst en taal, meerdere waarheden, gedrag
vastleggen en ordenen, historici, vb: hoe interpreteren mensen reclames?
Determinisme = gedrag wordt veroorzaakt door voorspellers, objectief, interpretatief vrije
keuze van gedrag in bepaalde situaties
Ontwikkeling massamedia = drukpers kranten boek (15-20 e eeuw) radio film tv (1e helft 20e
eeuw) videogames (2e helft 20e eeuw) internet (laatste deel 20e eeuw) social media (begin
20e eeuw)
Propaganda WWI = vs wilde publieke opinie beïnvloeden, commissie om mensen te
beïnvloeden
Klassiek model media = Machtige media bereiken iedereen, publiek is weerloze passieve
gebruiker, sterke & slechte effecten, uniforme effecten (‘’Magic bullet’’ of ‘’hypodermic-
needle model)
Theorie = idee van hoe dingen werken/ verklaren op basis van eerdere literatuur,
systematisch; relatie tussen fenonemen = toetsbaar!!
Metaforen:
1. Theories as nets = wereld begrijpen
2. Theories as lenses = nadruk op bepaalde aspecten
3. Theories as maps = dingen aan elkaar relateren
Communicatie = relationeel proces van het creëren en interpreteren van boodschappen
Boodschappen, hoe worden berichten gemaakt, hoe worden berichten geïnterpreteerd, wat
is de relatie, wat is de impact van een bericht?
War of the worlds = via radio nep nieuws dat er marsmannetjes naar de vs zouden komen ->
mensen werden erg bang, wordt ook wel de panic broadcast genoemd
, 1. Cultivatietheorie (Gerbner) = het geheel aan media laat ons een bepaalde
werkelijkheid zien en dit verandert onze blik op de wereld. Dit creëert een
symbolische omgeving: iedereen krijgt dezelfde ideeën, normen en waarden van de
wereld. Het is een gedeelde vorm van socialisatie.
Onderzoeksfoci:
> Message system analysis = kijken naar geweld en hoeveel en wie erbij betrokken
zijn, op tv is criminaliteit vaak te zien met mannen en worden vrouwen als slachtoffer
gezien terwijl dit niet de realiteit is.
Door dat de cultivatietheorie onze blik verandert zijn er:
> First order effects = inschatten hoe vak iets voorkomt of hoe waarschijnlijk iets is
> Second order effects = beliefs (bijvoorbeeld stereotypes)
Tv kijken creëert een mean world effect, fictie toont vaak ‘het goede overwint het
slechte’
Effecten:
> Kijkt niet naar oorzaak en gevolg, omdat dit moeilijk te onderzoeken is
> Kijken naar verschil tussen light viewers (<2 uur per dag) en heavy viewers (>4 uur
per dag)
Mainstreaming = in de tv-wereld krijgt iedereen dezelfde beelden te zien, hierdoor
vervagen de verschillen in denkwijze bij heavy viewers, omdat ze veel van dezelfde
beelden zien.
Resonantie = als de tv en echte wereld overeenkomen krijg je sterkere effecten bij tv
kijken. Sociale verschillen tussen mensen bepalen hoe sterk het cultivatie-effect is.
Kritiek:
> Causaliteit moeilijk aan te tonen
> Een tv-boodschap vs variaties in media-inhoud en mediakeuze