Rekenen wiskunde
Wiskunde in de praktijk: kerninzichten
Hoofdstuk 1: tellen en getallen
Kerninzicht synchroon tellen: kinderen verwerven het inzicht dat bij het
tellen van een aantal voorwerpen het opzeggen van de telrij gelijkloopt
met het aanwijzen.
Herkennen van het kerninzicht synchroon tellen:
- Bij het tellen van voorwerpen precies tegelijk een voorwerp aanwijst
en daarbij een telwoord noemt
- Weet dat je alle voorwerpen moet tellen
- Voorwerpen ordenen om ze beter te kunnen tellen
- Bij het aanwijzen geen voorwerpen dubbel telt of overslaat
- Bij het tellen van voorwerpen de telwoorden correct en in de goede
volgorde opnoemt
Kerninzicht resultatief tellen: kinderen werven het inzicht dat het laatste
getal bij tellen van een aantal voorwerpen de hoeveelheid aanduidt.
Getal functies:
- Kardinale functie (Hoeveelheidsgetal): het gaat om de hoeveelheid.
- Ordinale functie (Telgetal): het gaat om de volgorde, de getallen
waar je mee telt.
- Meetgetal: een getal met een maat erachter.
- Naamgetal: een getal dat een naam aangeeft, bus 15.
- Rekengetal: een (abstract) getal om mee te rekenen.
Herkennen van het kerninzicht resultatief tellen:
- Na het noemen van telwoorden bij het tellen weet dat het laatste
telwoord de hoeveelheid aangeeft
- Bij zowel geordende als ongeordende hoeveelheden in staat is te
tellen hoeveel het er zijn
- Een kleine hoeveelheid bewegende voorwerpen kan tellen
- Een aantal al of niet ritmische geluiden kan tellen
- Het aantal van enkele kort getoonde voorwerpen weet
- Het juiste aantal en de juiste betekenis toekent aan hoeveelheden of
getallen die verschillende functies hebben.
Kerninzicht representeren van getallen: kinderen werven het inzicht dat je
hoeveelheden kunt representeren met behulp van materialen, schema’s
en cijfersymbolen.
, Herkennen van het kerninzicht representeren van getallen:
- Bij een getal dat uitgesproken wordt, een juiste hoeveelheid
voorwerpen kan neerleggen of de juiste hoeveelheid vingers kan
opsteken
- Bij een getal dat uitgesproken wordt, het juiste dobbelstenen
patroon of stippenpatroon kan aanwijzen
- Bij een getal dat uitgesproken wordt, het juiste cijfersymbool kan
aanwijzen
Leerlijn tellen en getallen:
Leren tellen gebeurt al onbewust voor de school tijd, een kind van 2 kan
vaak al tot 3 of 4 tellen. Ze leren de telwoorden door volwassenen te
imiteren. Zodra kinderen naar school gaan leren ze akoestisch tellen, het
ritmisch opzeggen van de telrij zonder besef van wat de telwoorden
betekenen. Daarna, wanneer kinderen het belang van het goed op rij
tellen van getallen inzien leren kinderen synchroon tellen. Het synchroon
tellen vormt een opstapje naar het resultatief tellen, het kind weet dat het
laatste getal een hoeveelheid aan geeft.
Hoofdstuk 2: Tientallig stelsel
Kerninzicht bundeling: kinderen werven het inzicht dat het efficiënt is om
aantallen te bundelen in bundels van tien, honderd, duizend, enzovoort.
Herkennen van het kerninzicht bundelen:
- Bij het tellen van een grote hoeveelheid groepjes maakt om
overzicht te krijgen
- Bij het tellen van grote hoeveelheden waar mogelijk groepjes van
tien kiest
- Een gegeven hoeveelheid, die geordend is in groepjes van tien,
makkelijk met tien tegelijk telt, bijvoorbeeld heel snel 75 blokjes telt
als er zeven groepjes van tien en vijf losse blokjes liggen, en tegelijk
aanwijst en benoemt: 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 75
- Tien bundels van tien samenvoegt tot een bundel van honderd
- In getallen de opbouw in eenheden, tientallen, honderdtallen,
enzovoort herkent
- Gebundelde aantallen correct in een getal kan benoemen,
bijvoorbeeld vier sprongen van tien en twee kleine hupjes kan
benoemen als 42
- Weet dat je bij 49 op de kralenketting uitkomt als je vijf keer een
groepje van tien kralen afpast en er daarna eentje weer terugschuift
Kerninzicht positiewaarde: kinderen verwerven het inzicht dat de waarde
van een cijfer in een getal afhangt van de positie waar het cijfer staat.