OEFENTENTAMEN 1: 2018/2019
1. A stelt een vordering in tegen B. Welk verweer van B leidt tot
onbevoegdverklaring van de rechter?
a. Een beroep op een overeenkomst tot mediation.
b. Een beroep op een overeenkomst inhoudende dat geschillen zullen worden
beslecht door bindend advies.
c. Een beroep op het feit dat partijen al een regeling hebben getroffen voor
het geschil.
d. Een beroep op een overeenkomst inhoudende dat het geschil zal worden
beslist door een arbitraal college bestaande uit drie arbiters.
1D
3. In een procedure ontvangen partijen het volgende briefje van de griffier: "In
bovenvermelde procedure hebben een enquête en contra-enquête
plaatsgevonden. Gedaagde heeft verzocht nog te mogen reageren op de nieuwe
informatie. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rol van 17 mei 2019." Wat is
juist in dit verband?
a. Beide partijen hebben getuigen laten horen. De zaak moet naar de rol
worden verwezen voor akte uitlating.
b. Beide partijen hebben getuigen laten horen. De zaak moet naar de rol
worden verwezen voor conclusie na enquête en contra-enquête.
c. Er zijn getuigen gehoord, maar dat kunnen getuigen van één partij zijn
geweest. De zaak moet naar de rol worden verwezen voor akte uitlating.
d. Er zijn getuigen gehoord, maar dat kunnen getuigen van één partij zijn
geweest. . De zaak moet naar de rol worden verwezen voor conclusie na
enquête en contra-enquête.
3B
4. In Rb Gelderland 19 oktober 2017, ECLI:NL:RBGEL:2017:5514, werd in een
dagvaardingsprocedure meteen op de zitting mondeling een eindbeschikking
gewezen, die vervolgens in het proces-verbaal werd genoteerd. Beide partijen
waren aanwezig op de zitting, maar zonder advocaat. Wat is juist in dit verband?
a. Dat is toegestaan.
b. Dat is niet toegestaan, want het is een eindbeschikking en geen
tussenbeschikking.
c. Dat is niet toegestaan, want voor beschikkingen geldt de
schriftelijkheidseis.
d. Dat is niet toegestaan, want ook de advocaten moeten aanwezig zijn.
4A
5. Art. 6 EVRM kent een aantal beginselen die uit die bepaling zijn afgeleid, maar
er niet met zoveel woorden in tot uitdrukking zijn gebracht. Welke van de
onderstaande beginselen is niet een uit EVRM afgeleid beginsel?
a. Het recht op consistente rechtspraak.
b. Het recht op gelijkheid der wapenen.
, c. Het recht op onderzoek van de zaak in twee instanties.
d. Het recht op executie van de beslissing.
NB: Er wordt gevraagd wat niet een uit art. 6 EVRM afgeleid beginsel is. 5C
14. Welke regels gelden ten aanzien van in de conclusie van antwoord te voeren
verweren?
a. Alle exceptieve en alle principale verweren moeten in de conclusie van
antwoord worden opgenomen, op straffe van verval.
b. Exceptieve verweren moeten in de conclusie van antwoord worden
opgenomen, op straffe van verval. Principale verweren kunnen ook later
nog worden aangevoerd.
c. Exceptieve verweren moeten in de conclusie van antwoord worden
opgenomen, op straffe van verval. Als er geen principale verweren worden
gevoerd in de conclusie van antwoord, dan kunnen dergelijke verweren
niet later alsnog worden aangevoerd.
d. In de conclusie van antwoord mag ook worden volstaan met een blote
ontkenning. Zowel exceptieve als principale verweren kunnen ook later
nog worden aangevoerd.
34. KEI beoogt onder meer de inschakeling van deurwaarders in het civiele
proces te beperken. Dit wordt gedaan door
a. Alle procedures te laten beginnen met een verzoekschrift dat bij de
desbetreffende rechterlijke instantie kan worden ingediend.
b. Dagvaarding per e-mail mogelijk te maken.
c. De eisende partij vrij te laten in de wijze waarop het inleidende processtuk
ter kennis wordt gebracht van de verwerende partij.
d. De gehele procedure via een digitaal portaal te laten verlopen.
34C
1. Welke van de volgende procedures leiden niet tot een executoriale titel?
a. Mediation en bindend advies.
b. Bindend advies en arbitrage.
c. Arbitrage en de civiele procedure.
d. De civiele procedure en mediation.
NB: Er wordt gevraagd welke procedures niet tot een executoriale titel leiden. 1A
5. Het verbod op excessief formalisme is afgeleid van
a. het beginsel van equality of arms.
b. het recht op toegang tot de rechter.
c. het recht van hoor en wederhoor.
d. het recht op behandeling binnen een redelijke termijn.
5B
6. Carry constateert constant cadansverstoringen voorin haar net nieuwe auto.
Zij ontbindt de koopovereenkomst, maar de Belgische dealer (Hasselt) wil de
,koopprijs niet terugbetalen. Zij dagvaardt hem voor de rechter van haar eigen
woonplaats (Roermond, rechtbank Limburg). De dealer verschijnt en voert als
verweer dat alleen de rechter in Hasselt bevoegd is. Of dit juist is, is een vraag
van
a. Rechtsmacht.
b. Relatieve competentie.
c. Absolute competentie.
d. Kamercompetentie.
6A
8. Dieuwertje doet dagelijks diverse klusjes op het platje achter haar woning,
maar wordt de laatste tijd gehinderd door een door de buurman aan zijn
schuurtje aangebrachte dakgoot. Die hangt boven haar grond en zij wil dat de
buurman die verwijdert. Goedschiks blijkt dat niet te kunnen, dus moet het maar
kwaadschiks. Dieuwertje wil er zeker van zijn dat, als zij de procedure wint, de
dakgoot ook snel verdwenen is. De vordering die daarvoor het meest geschikt is,
is een vordering die strekt tot
a. Een verklaring voor recht.
b. Een gebod met een dwangsom.
c. Een gebod met een machtiging tot reële executie.
d. Een verbod.
8C
9. Vorderingen van net boven de € 25.000 worden in de praktijk vaak, indachtig
art. 93 Rv, gematigd tot een bedrag van net onder de € 25.000, met afstand van
het meerdere. De reden daarvoor is dat
a. Daardoor kosten worden bespaard, zodat het verschil snel wordt
terugverdiend.
b. Dan mondeling kan worden gedagvaard.
c. In de dan volgende procedure geen comparitie na antwoord plaatsvindt,
zodat de procedure sneller verloopt.
d. De rolzitting dan schriftelijk wordt gehouden.
9A
10. In een verzoekschriftprocedure
a. geldt geen verplichte procesvertegenwoordiging.
b. kunnen verzoeken niet worden gecombineerd in één verzoekschrift.
c. kan geen kostenveroordeling worden uitgesproken.
d. kan geen tegenverzoek worden ingediend dat niet samenhangt met het
verzoek.
10D
11. Edgars eerste en enige ervaring met het procesrecht was geen onverdeeld
genoegen. Het ging om een erg ingewikkelde zaak en de comparitie duurde in
totaal een uur of drie. Geen verrassing, want beide partijen hadden meer dan
, vijftig producties in het geding gebracht. Aan het slot zei de rechter dat hij er
goed over na moest denken. Dat werd een tegenvaller, want vier weken later
kwam er een vonnis van drie kantjes van een andere rechter dan die de zitting
had gedaan. Resultaat: Edgars vordering werd afgewezen als onvoldoende
onderbouwd. Edgar vond dat zijn recht op een eerlijk proces was geschonden.
Wat is juist in dit verband?
a. Dit soort zaken kunnen gebeuren. Edgar heeft pech.
b. Inderdaad, dit is een schending van het recht van hoor en wederhoor.
c. Inderdaad, dit komt in strijd met de gevolgen van het principle of orality.
d. Inderdaad, dit is in strijd met het recht op behandeling door een bij de wet
ingesteld gerecht.
11C
12. Onder KEI komt er een gemengde procedure. Hiermee wordt een procedure
bedoeld waarin
a. kantonzaken en niet-kantonzaken worden gecombineerd in één inleidend
processtuk.
b. een vordering en een verzoek worden gecombineerd in één inleidend
processtuk.
c. een voorlopige voorziening en de hoofdzaak tegelijkertijd worden behandeld.
d. de vrijwaring en de hoofdzaak tegelijkertijd worden behandeld.
12B
3. Waarom is een bindend advies bindend en dus meer dan een advies?
a. De wet stelt het bindend advies gelijk aan een civiel vonnis.
b. De wet stelt het bindend advies gelijk aan een arbitraal vonnis.
c. De wet stelt het bindend advies gelijk aan een overeenkomst.
d. De wet stelt het bindend advies gelijk aan een authentieke akte.
3C
5. Het Nederlandse burgerlijk procesrecht voldoet aan het recht op consistente
rechtspraak
a. door de regeling van de herroeping.
b. doordat uitspraken worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
c. door afstemming van rechterlijk beleid middels de Raad voor de Rechtspraak.
d. door de mogelijkheid van cassatie in het belang der wet.
5D
6. Christian woont in Groningen, maar is gedagvaard voor de rechtbank Limburg,
kamer voor kantonzaken. De dagvaarding vermeldt dat de rechtbank Limburg
bevoegd is, omdat de onrechtmatige daad waar het om gaat is gepleegd in
Sittard (art. 102 Rv). Of de rechtbank Limburg inderdaad bevoegd is en niet de
rechtbank Noord-Nederland is een vraag van
