Samenvatting IPol deeltentamen 2: college 13 t/m 23
Webcollege 13 IPol
Bijzondere democratieën: VS en EU.
De scheiding der machten gaat in Nederland niet heel goed, want de regering is zowel de
uitvoerende als de wetgevende macht. Het parlement is mede wetgevende macht, maar ook
controlerende macht, wat weer een andere macht is.
De Verenigde Staten
Wij hebben van Amerika een nogal gemediatiseerd beeld wat zich voornamelijk richt op één
figuur, namelijk de president.
➢ Er zijn heel veel verschillende soorten films over de president, met allerlei
verschillende personen als president.
Korte geschiedenis van de VS
1787 – 1789: Grondwet geschreven: aangenomen in 1787 en effectief van 1789.
• Representatie enerzijds
• Machtenspreiding anderzijds
➢ Zeer revolutionair voor die tijd.
1861 – 1865: Amerikaanse Burgeroorlog
1917 e.v.: einde isolationisme
➢ Amerika werd een grote speler op het wereldniveau.
1960s: burgerrechtenbeweging.
• Vrijheid
• Gelijkheid
1970s – 1990s: Conservatieve Revival.
➢ Tegen een al te grote rol van de centrale staat (tegen etatisme).
➢ Tegen te grote federale belastingen.
➢ Tegen overheidsingrijpen.
1990s – nu: steeds meer polarisatie.
➢ Blue vs. Red
➢ Er ontstaan steeds meer ‘Blue States’ en ‘Red States’.
➢ Bevolkingsgroepen komen steeds meer tegenover elkaar te staan.
Grondwet en Bill of Rights
De Amerikaanse Grondwet en de Bill of Rights zijn 2 entiteiten die zeer belangrijk zijn in
Amerika.
De grondwet geschreven in 1787 heeft 2 hoofdpunten:
, 1. De beschrijving van de drie takken van de overheid
(wetgevende/uitvoerende/rechtssprekende).
2. De beschrijving van het federalisme (competenties van de dan nog 13 staten; wat zij
mogen doen).
Bill of Rights (1789): De eerste 10 Amendementen.
➢ Burgerlijke vrijheden: religie, meningsuiting, vereniging, wapens, privacy.
➢ Rechtsspraak: Federalisme (hoe de rechtsspraak en het federalisme is ingericht).
Democratie van James Madison
‘Vader van de constitutie’
Hij bedacht de Bill of Rights.
Het belangrijkste hieruit is:
We moeten oppassen dat de meerderheid niet teveel macht krijgt, waken voor een tirannie.
Dus de beperking van machtsuitoefening door de meerderheid:
• Machtenscheiding: de drie machten moesten gescheiden gehouden worden.
• Checks and balances: die machten moeten elkaar in bedwang kunnen houden.
BV: Congres is de wetgevende macht, maar ze kunnen geen wetten uitvoeren. Ze
kunnen wel wetten terughalen en hiermee controleren ze dus de uitvoerende macht.
BV: impeachment: de wetgevende macht kan de president afzetten.
• Federalisme: niet alleen de machten horizontaal scheiden over verschillende
instituties, maar ook verticaal tussen het nationaal niveau en de staten (staten vs.
centrale overheid: dus niet persé over individuen).
• Indirecte verkiezingen: de presidentsverkiezingen:
➢ Het werkt via kiesmannen: binnen elke staat worden kiesmannen verkozen.
➢ Hoe de kiesmannen gekozen worden mogen de staten zelf bepalen.
➢ Zo ontstaat een electoraal college; mensen die verkozen zijn.
➢ Zij mogen kiezen wie de president wordt en dit hoeft niet op basis van degene door
wie zij gekozen zijn.
Trias Politica
• Executive: president
• Legislative: Congress
• Judicial: Supreme Court
Executive: President + staf:
taken van de president.
• Staatshoofd (hoofd van de staat; van de samenleving; de vertegenwoordiger) +
regeringsleider:
Uitvoeren van federale wetten.
• Verantwoordelijk voor het ondertekenen van de wetgeving.
, • Veto-macht.
• Nominatie rechters SCOTUS (hij mag hen niet alleen benoemen).
• Onderhandeling over verdragen (hij mag dit niet alleen goedkeuren).
• Commander in Chief: verantwoordelijk voor het leger. Hij kan vrij beslissen over de
inzet daarvan <60 dagen, als het meer dan 60 dagen wordt dan moet er toestemming
komen van het congres.
➢ Dit zijn in de kern de taken die de president heeft, maar in de praktijk zien we dat de
president belangrijker is geworden.
Monarchistische tendenties
De president krijgt steeds meer kenmerken van een monarch; een president die zich ook mag
bemoeien met de wetgevende macht.
Wetgevende macht toegenomen:
• Bepaalt feitelijk de agenda van partijgenoten in het Congres: dit zien we bij Trump
minder, maar zijn voorgangers deden dit wel. De president bepaalde wat zijn
partijgenoten in het Congres als belangrijkste thema’s op te zetten. Dit is raar, want de
president hoort hierna pas te komen, hij is namelijk de uitvoerende macht hiervan.
Anders kan de president zijn eigen wetgeving indirect maken en voorstellen, om dit
vervolgens uit te voeren.
• Veto: dit wordt steeds vaker gebruikt in Amerika om wetten tegen te houden. In
Nederland en België hebben de koningen dit recht ook, maar zij gebruiken dit vrijwel
nooit.
• Decreten: naast de formele wetgeving die door het Congres moet worden
goedgekeurd, zijn er decreten. Dit is een soort vrije speelruimte die de uitvoerende
macht heeft om specifieke regels toe te wijden. Hier wordt de laatste jaren door de
presidenten meer gebruik van gemaakt. Dit kan het Congres niet tegenhouden. Alleen
het Supreme Court kan stellen dat decreten niet acceptabel zijn.
BV: Trump regelde via een decreet dat mensen uit bepaalde landen Amerika niet meer
in mochten.
Oorlogsverklaring moet voorgelegd aan Congres:
Maar:
• Clinton heeft bombardementen laten uitvoeren op Sudan (dit is een oorlogsdaad, maar
hij had het niet voorgelegd aan het Congres).
• Bush kreeg na 9/11 een vrije kaart van het Congres om de Al Qaida terug te pakken,
hierdoor werd een oorlog met Afghanistan gestart, zonder dat hier expliciet
toestemming voor was gegeven.
• Obama gebruikte dezelfde vrije kaart om Al Qaida/IS te bestrijden in Syrië.
Hoe werken presidentiële verkiezingen in de VS
Allereerst zijn er voorverkiezingen (primaries). Binnen partijen wordt er één kandidaat
verkozen.
, ➔ Voordeel:
• Als je maar twee partijen hebt is het makkelijk om publiekelijk debat te voeren over de
koers van die partij. In Nederland met 13 partijen is het tamelijk duidelijk dat er
verschillende opvattingen bestaan, in de VS wordt dit nog deel vormgegeven door de
primaries.
➔ Nadelen:
• De kandidaat kan al beschadigd raken voor de verkiezingen begonnen zijn.
• De primaries versterken de binding van de achterban aan één kandidaat.
Vaak stemmen de geregistreerde democraten voor 90% op de Democratische partij en de
geregistreerde republikeinen voor 90% op de Republikeinse partij. Trump kreeg in het begin
weinig steun, maar toen hij eenmaal verkozen was nam dit toe, tot het uiteindelijk weer op die
90% zat.
Indirect (electoraal college):
➢ Hierdoor is er een groter belang van kleine staten + swing states:
o Kleine staten krijgen relatief gezien veel leden van het electoraal college.
o Swing states ook, omdat je niet weet welke partij in die staat gaat winnen. Bij
meer dan de helft van de Amerikaanse staten is het al duidelijk welke partij
gaat overwinnen en daarom is er ook minder aandacht voor deze staten.
➢ Hierdoor is de president niet altijd een afspiegeling van de steun van de bevolking; het
is niet noodzakelijk overeenkomstig met de popular vote.
BV: Donald Trump heeft de popular vote met een aantal miljoenen verloren, maar hij
won wel het electoraal college.
➢ Daarom zijn dus bijv. die twee miljoen stemmen in Florida niet belangrijk, want het
zijn als het ware verloren stemmen. Het gaat erom dat je strategisch in zoveel mogelijk
staten de voorkeur naar je toetrekt en dat is waarom die kleine staten en die swing
states zo belangrijk zijn.
Het aantal termijnen van de president is nu maximaal 2. Dit was eerst niet zo, toen was het op
basis van goed gedrag.
➢ Dit werd na Roosevelt besloten, hij was vier keer gekozen en dit was niet altijd top.
Legislative: Congres
Taken van het Congres:
Oorspronkelijk werd verwacht dat de wetgevende macht toonzettend zou zijn. Het congres
kent twee huizen,
het Lagerhuis:
• Huis van Afgevaardigden: direct door het volk gekozen.
en het Hogerhuis:
• De Senaat.
Deze twee huizen zijn gelijk aan elkaar gesteld, in tegenoverstelling tot bijv. in Nederland met
de Eerste en de Tweede Kamer. Ze delen heel veel machten:
• Power of the Purse: budgetrecht.