Samenvatting Blok 3.4: Opvoedingsproblemen in de werkelijkheid
Probleem 1: Just (B)eat it!
Karen (14 jaar) is op school flauwgevallen. Nadat 112 is gebeld en de ambulance is gearriveerd, ontdekt
men dat Karen wel heel mager is en ondertemperatuur heeft. Ze wordt meegenomen naar het
ziekenhuis en ter observatie opgenomen. Ouders worden thuis gebeld: na meermalen proberen wordt er
opgenomen, is er wat gerommel en lijkt de hoorn te vallen. Bij het nazoeken van de agenda van Karen
vinden ze niet alleen het 06-nummer van haar vader, maar ook een heel bijzonder dagelijks schema… Na
inzage in het dossier van Karen in het ziekenhuis blijkt dat ze prematuur geboren was. Moeder schijnt in
die periode met een alcoholprobleem te hebben gekampt. Bij het gesprek tussen de arts en de ouders,
mist de arts compassie. De vader beschuldigt de moeder van het feit dat ze te veel met zichzelf bezig is
en daardoor geen aandacht heeft voor haar dochter. Bij de vraag van de arts wat de rol van de vader
zou zijn, kijkt hij de arts kwaad aan: als iedereen nu eens gewoon naar hem zou luisteren…
Leerdoel 1: Wat zijn eetstoornissen?
Eetstoornissen zijn psychiatrische aandoeningen met verstoord eetgedrag en vaak ernstige somatische gevolgen
zoals verlaagde bloeddruk, hartritmestoornissen, afwijkende bloedwaarden voor suiker of elektrolyten (bijv.
kaliumtekort) en groeivertraging.
Drie soorten eetstoornissen volgens DSM-V
De DSM-V onderscheidt drie soorten eetstoornissen in de categorie Voedings- en eetstoornissen:
1. Anorexia nervosa: Anorexia nervosa is een ernstige eetstoornis die bij ongeveer een half procent van de
meisjes en jonge vrouwen voorkomt. De klassieke anorexia nervosa is een relatief zeldzame eetstoornis.
Naast anorexia zijn er tal van varianten en andere eetproblemen die adolescenten kunnen treffen. Deze
eetproblemen zijn vaak minder bekend en niet altijd zichtbaar (eetbuien, te veel eten, te weinig eten).
Er zijn twee typen van anorexia-nervosa patiënten:
Beperkende type: dit type vermagert door weinig te eten en veel te bewegen. De patiënt is niet
geregeld bezig met eetbuien of laxeren.
Eetbuiten-purgerende type: dit type beperkt voedselinname, maar heeft bij tijd en wijle eetbuien en
purgeert nadien. Purgeren = zuivering of reiniging van het lichaam en daaronder vallen alle
gedragingen die erop gericht zijn om het voedsel zo snel mogelijk weer uit het lichaam te
verwijderen, zoals het zelf opwekken van braken en het gebruik van laxantia.
Hoofdkenmerken anorexia:
Het beperken van de energie-inname ten opzichte van de energiebehoefte, resulterend in een
significant te laag lichaamsgewicht voor de leeftijd, de sekse, de groeicurve en lichamelijke
gezondheid.
Een intense vrees om aan te komen of dik te worden of persisterend gedrag dat gewichtstoename
verhindert.
Een stoornis in de wijze waarop de betrokkene zijn of haar lichaamsgewicht of lichaamsvorm
ervaart.
2. Boulimia nervosa: eetbuien en daar geen controle over hebben, met zelfopgewekt braken, misbruik van
laxantia, diuretica of andere medicatie, vasten of overmatige lichaamsbeweging.
3. Eetbuistoornis: eetbuien waarbij een grote hoeveelheid voedsel wordt genuttigd binnen een korte tijd,
controleverlies. Geen compensatiegedragingen zoals bij boulimia. Men walgt van zichzelf en voelt zich
depressief of schuldig na een eetbui.
4. NAO (niet anders omschreven) = atypische anorexia nervosa: je hebt symptomen van anorexia, maar niet
volledig. Kan ook een combinatie van eetstoornissen zijn.
,Het is met name het ‘controleverlies’ wat van belang is om onderscheid te maken tussen pathologisch eetgedrag en
slechte eetgewoonten.
Ongeveer de helft van de patiënten lijdt ook aan een depressie en/of angststoornis. Stemmingsproblemen en
angststoornissen zijn vaak secundair aan de eetstoornis. Als de controle over het eten toeneemt en/of gewicht
normaliseert, verdwijnen deze problemen meestal.
Longitudinaal onderzoek laat zien dat typische symptomen van eetproblemen zoals het hebben van eetbuien en
compensatiegedrag een zekere stabiliteit vertonen.
Vroege onderkenning en preventie
Mensen met een mogelijke eetstoornis vragen vaak pas laat hulp voor hun problemen, vooral vanwege schaamte en
onvoldoende of geen ziektebesef. Vroegdetectie verkleint het aantal jaren dat iemand nodig heeft om bij zichzelf te
herkennen en erkennen dat er sprake is van een eetstoornis. De rol van huisartsen en kinderartsen bij vroege
onderkenning is essentieel: zij worden geacht symptomen van een eetstoornis te herkennen en de relatie te leggen
tussen eetstoornissen en klachten zoals moeheid, buikpijn, faalangst en perfectionisme.
Twee verklaringsmodellen
Er zijn twee verklaringsmodellen voor het ontstaan voor anorexia, waarin beide anorexia geschetst wordt als een
vicieuze cirkel.
1. Transdiagnostisch model (Fairburn): oorspronkelijk een cognitief gedragsmodel voor de verklaring van het
voortbestaan van boulimia nervosa.
, Piekeren over lichaamsvormen beperking voedselinname eetbui piekeren over lichaamsvormen.
Het begint met de risicofactor “piekeren”. Deze kwetsbaarheidsfactor zet de patiënt ertoe gewicht te
verliezen, waarop andere risicofactoren ontstaan. Er is een afwisseling van streng lijnen en overmatig eten.
Dit model is ook toepasbaar op anorexia. Ook hier het belang van cognitieve kwetsbaarheid: enerzijds een
lage zelfwaardering en anderzijds de overmatige zorgen die de patiënt zich maakt over het eigen lichaam.
Het piekeren stimuleert extreem en rigide lijngedrag. Dit lokt bij sommige patiënten eetbuien uit (eetbuien-
purgeertype) en bij andere niet (het beperkende type). De meeste patiënten met eetstoornissen willen van
hun eetbuien of overmatig eten genezen, maar voelen niet de behoefte het rigide lijnen te veranderen.
Anorexiapatiënten van het beperkende type (zonder eetbuien) zijn minder gemotiveerd om te veranderen
(!) – eigenlijk gaat het precies zoals ze het willen.
Piekeren over lichaamsvormen beperking voedselinname eetbuien purgeren (eetbuien-
purgeertype)
Piekeren over lichaamsvormen beperking voedselinname (beperkende type)
Gevoel van ineffectiviteit + lage zelfwaardering en perfectionisme behoefte aan controle uitoefenen
van controle over eetgedrag (succes is snel en duidelijk zichtbaar aan lichaamsgewicht)
2. Interpersoonlijk kwetsbaarheidsmodel: in tegenstelling tot het transdiagnostisch model, geeft dit model
ook een verklaring van de mogelijke oorzaken bij anorexia nervosa. Nader toegelicht.
Leerdoel 2: Wat zijn de omgevingsfactoren bij Karen en wat is de invloed van deze
factoren op de uitingen van anorexia nervosa bij haar?
Omgevingsfactoren
Opvoedstijl vader: autoritaire opvoedstijl kan zorgen voor de uiting van psychopathologie.
Vader-honger: niet vervuld verlangen naar vader leidt tot streven naar laag gewicht. Omdat vader weinig
aanwezig is en niet met opvoeding bemoeit, kan het zijn dat dochter dit gaat compenseren door minder
zelfvertrouwen, wat zich kan uiten in een eetstoornis. Autoritaire opvoedstijl van vader in combinatie met
vader-honger kan zorgen voor stress en dat kan zich uiten in een eetstoornis. Een positieve opvoedingsstijl
bevordert sociaal competent gedrag en zelfredzaamheid van kinderen, terwijl een inconsistente of strenge
opvoeding eerder tot gedragsproblemen zal leiden. Twee belangrijkste pijlers van opvoeding:
a. Warmte: tonen van affectie en het bieden van emotionele ondersteuning. Belangrijk dat ouders
sensitief reageren op signalen kind en inspelen op behoeften van kind (responsief). Als dit aanwezig
is, ontstaat er een veilige hechting tussen ouders en kinderen = belangrijke basis ontwikkeling.
b. Controle: het structureren van de dagelijkse opvoedingsomgeving. Het stellen van regels en de mate
van controle die ouders daarop uitoefenen. Ouders moeten het gedrag van hun kinderen reguleren,
realistische verwachtingen hebben, eisen stellen en rekening houden met de leeftijd van kinderen.
Consistentie in manier van opvoeden is belangrijk zodat kinderen weten waar ze aan toe zijn. Vier
soorten opvoedstijlen:
, i. Autoritatieve/democratische opvoedingsstijl: emotioneel betrokken bij kind en affectie en
steun (warmte) + duidelijke eisen en uitleg (controle) = ‘goede opvoeding’. Deze
opvoedingsstijl bevordert het vermogen van het kind om emoties te reguleren.
ii. Permissieve/toegeeflijke opvoedingsstijl: warmte, maar geen controle. Er is weinig tot geen
afstand tussen ouders en kind. Kinderen kunnen dwingend worden en gebrek aan sturing
kan kinderen ook onzeker of onhandelbaar maken.
iii. Autoritaire opvoedingsstijl: geen warmte, wel controle. Ouders verdiepen zich minder in de
belevingswereld van hun kind en bieden weinig emotionele ondersteuning. Kind krijgt
weinig steun en voelt zich niet begrepen. Minder stimulering van zelfcontrole en eigen
gewetensvorming. Autoritaire vader is risicofactor voor ontwikkeling van eetstoornissen.
(Artikel: Enten)
iv. Verwaarlozende opvoedingsstijl: geen warmte, geen controle. Kinderen worden aan hun lot
overgelaten en ondervinden weinig steun.
Prematuriteit: Karen is prematuur geboren. Dit betekent dat ze geboren is na een zwangerschapsduur korter
dan 37 weken. Kinderen die te vroeg geboren worden, lopen drie keer zoveel kans op anorexia dan andere
kinderen en vijf keer zoveel kans als ze bij de geboorte ook nog eens klein zijn (artikel: Cnattingius).
Onderliggende mechanismen voor de associatie tussen prematuriteit en anorexia nervosa:
o Prematuriteit wordt geassocieerd met een suboptimale ontwikkeling en cognitieve vertraging kan
gedragsproblemen beïnvloeden
o Aanzienlijk risico op intracraniële bloeding. Intracraniële bloeding zorgt voor een twee keer zo grote
kans op anorexia.
o Reacties van ouders. Omstandigheden die nodig zijn voor het opbouwen van een goede ouder-
kindrelatie worden ernstig belemmerd. Ouders teleurgesteld over verloop zwangerschap en
bevalling, kind direct na geboorte naar neonatale intensive-careafdeling, angstgevoelens en
onzekerheid, kind maakt heel veel mee
o Vroege disfunctie hypothalamus ontregeling HPA-as kan eetlust en voedingsgedrag
beïnvloeden.
o Obstetrische complicaties: anorexia nervosa is waarschijnlijk meervoudig bepaald, en factoren zoals
zeer vroeggeboorte en geboortetrauma kunnen subtiele hersenschade veroorzaken.
Moeder met depressieve symptomen: vader legt alle taken op moeder wat voor stress zorgt, wat invloed
heeft op het kind.
Perfectionisme: bij autoritaire ouders probeer je als kind alles zo goed mogelijk te doen om aan
verwachtingen te voldoen → ervaren stress → in combinatie met slankheidsideaal → kan zorgen voor
doorslaan in hoop goed te doen. Door autoritaire opvoedstijl kan het zijn dat je alleen nog controle hebt
over je eetgedrag. Naast de invloed van autoritaire opvoedstijl op perfectionisme is er ook sprake van sociaal
voorgeschreven perfectionisme.
Alcoholgebruik moeder: Kan premature baby’s veroorzaken. Slecht voorbeeld ouders emotie regulatie →
eerder last van gedragsproblemen zoals eetstoornissen.
Interacties tussen ouder en kind: moeder heeft geen aandacht voor Karen en vader houdt zich afzijdig.
Vroege interacties tussen ouders en kinderen zijn gerelateerd aan het self-esteem (onderdeel van zelfbeeld).
a. Expliciet self-esteem: bewust overwogen en relatief gecontroleerde zelfevaluaties
b. Impliciet self-esteem: onbewuste, relatief ongecontroleerde zelfevaluaties
Voorbeelden:
Positieve interacties: meer positieve interacties tussen ouder en kind beter impliciet self-
esteem
Verzorging: betere verzorging door ouders beter impliciet en expliciet self-esteem
Overbescherming: ouders die meer overbezorgd zijn minder impliciet self-esteem
Permissiviteit: naarmate ouders meer tolerant zijn minder expliciet self-esteem
Emotioneel voedingsgedrag van ouders (voedsel aanbieden om negatieve emoties van kind te kalmeren) is
het meest gerelateerd aan het emotioneel eten van kinderen (in vergelijking met algemene opvoedingsstijl
en eetbuien en depressies van de moeder). Verhoogde afhankelijkheid van voedsel als strategie voor
emotieregulatie (Artikel: Braden).
Interpersoonlijk kwetsbaarheidsmodel: in tegenstelling tot het transdiagnostisch model, geeft dit model
ook een verklaring van de mogelijke oorzaken bij anorexia nervosa.