Lichamelijk functioneren 3
Thema 1: Het zenuwstelsel
Anatomie en fysiologie
Inleiding hoofdstuk 8
Het zenuwstelsel en hormoonstelsel coördineren de activiteiten van alle orgaanstelsels om
homestase te handhaven.
Hormoonstelsel: reacties ontstaan langzaam maar duren lang. Reguleert energieverbruik, groei en
volwassenwording.
Zenuwstelsel: reageert snel maar korte prikkels. Brengt wijzigingen in lichaamshouding, regelt
bewegingen, activiteit in de organen, vaardigt opdrachten uit om homeostase te bewaren. Je hebt
het centrale zenuwstelsel, CZS, en het perifere zenuwstelsel, PZS.
8.1 functies van het zenuwstelsel
Functies van het zenuwstelsel:
1. Meet intern en extern milieu
2. Integreert informatie van de zintuigen
3. Coördineert gewilde en ongewilde reacties van vele andere orgaanstelsels
Bouw van het zenuwstelsel:
Centrale zenuwstelsel: Hersenen en
ruggenmerg.
Perifeer zenuwstelsel: Zintuigen en
receptoren
• Somatisch zenuwstelsel
• Autonoom zenuwstelsel
o Parasympatisch
o Sympathisch
Inleiding 8.2
Het zenuwstelsel bestaat uit zenuwweefsel.
Zenuwweefsel bestaat uit neuronen en
neuroglia.
Neuronen: zijn de basiseenheden van het
zenuwstelsel. Ze communiceren onderling en
met andere celtype tijdens neurale functies.
Neuroglia: is het steunweefsel van het
zenuwweefsel. Bestaat uit een fijn vertakt
netwerk vol met neurogliacellen, werken als
fagocyten.
1
,8.3.1 Zenuwimpulsen
Alle levende cellen zijn gekenmerkt door een gepolariseerd plasmamembraan. Wanneer de cel in
rust is, is de buitenkant erg positief geladen en de binnenkant erg negatief. Wanneer dit gescheiden
wordt gehouden krijg je potentiaal verschil. Wordt gescheiden door membraanpotentiaal. De
eenheid is Volt, meestal millivolt. In rust noem je dit rustpotentiaal, -70mV, overmaat negatief
geladen.
Belangrijke factoren:
• Vloeistoffen binnen en buiten de cel
• Selectieve doorlaatbaarheid van de plasmamembranen
o Leak channels -> altijd open
o Gated channels -> open en dicht gaan
• Passieve en actieve processen
• Chemische en elektrische processen membraan
Veranderingen membraanpotentiaal:
1. De doorlaatbaarheid van het membraan voor natrium of kalium wordt gewijzigd
2. Activiteit van de natrium-kaliumpomp wordt gewijzigd.
Beïnvloeden rustpotentiaal van de cel kan door:
• Chemische stoffen
• Mechanische druk
• Temperatuur verandering
• Ionenconcentratie
Het verschuiven van de lading van -70mV naar 0mV is depolarisatie. Van -70mV naar -80mV is
hyperpolarisatie.
Plaatselijke potentialen: zijn veranderingen van de membraanpotentiaal die zich over kleine afstand
vanaf de prikkeling kunnen verplaatsen. Komen voor bij reacties op prikkels van buitenaf. Ze
activeren specifieke cel functies.
Een actiepotentiaal: is een voorgeleide verandering van het membraanpotentiaal van het hele
plasmamembraan. Alleen skeletspieren en axonen van neuronen hebben exciteerbare membranen
die actiepotentialen geleiden.
Drempelwaarde: wanneer een membraan tot een bepaalde waarde depolariseert ontstaat er een
actiepotentiaal -> alles-of-niets-principe.
Opwekken van een actiepotentiaal: een actiepotentiaal begint wanneer het initiële segment de
drempelwaarde bereikt. Begint bij depolarisatie van -70mV naar -60mV en terug in rust,
repolarisatie. De
refractaire
periode beperkt
de snelheid
waarmee
actiepotentialen
worden
opgewekt.
2
,8.3.2 geleiding actiepotentiaal
Ononderbroken
geleiding: vindt
plaats bij on-
gemyeliniseerde
axonen met een
snelheid van 1m/s
Saltatoire
impulsgeleiding:
impulsen worden
langs een axon
geleid met een
snelheid van 80
tot 140 m/s,
springen.
Inleiding 8.4
Impulsen: elektrische gebeurtenissen
Neurotransmitters: chemische stoffen voor informatieoverdracht
Neuro-effectorverbindingen: synapsen tussen een neuron en een ander celtype
• Spiercel: neuromusculaire verbinding
• Kliercel: neuroglandulaire verbinding
8.4.1 bouw van de synaps
Hoe verplaatst een impuls: vanaf de synapskop van een presynaptisch neuron -> post synaptisch
neuron -> snapsspleet -> receptoren
8.5 hersenen en ruggenmerg
Zenuwweefsel van het centrale zenuwstelsel: is kwetsbaar heeft een zeer hoge
stofwisselingssnelheid, heeft veel voedingsstoffen nodig en een constante aanvoer van zuurstof. Ook
wordt het geïsoleerd tegen schadelijke stoffen uit het bloed en beschermd tegen schadelijk contact.
De meningen geven stabiliteit en absorberen schokken. Het zijn 3 lagen vliezen. Bloedvaten
vertakken zich in deze lagen en zorgen voor zuurstof en voedingsstoffen. De hersenvliezen gaan bij
het foramen magnum om in ruggenmergvliezen. De 3 vliezen zijn:
1. De dura mater: de buitenste deklaag van het centrale zenuwstelsel. Bestaat uit 2 vezelige
lagen. De buitenste laag is met de schedel vergroeid. Soms is er een smalle ruimte tussen de
lagen met weefselvloeistof en bloedvaten. De binnenste laag vormt durale plooien. Deze
houden de hersenen op hun plaats. Durale sinussen, grote bloedruimten, liggen tussen de
lagen van een plooi. Bij het ruggenmerg is de buitenste laag niet vergroeid. Tussen de dura
mater van het ruggenmerg en de wanden van het wervelkanaal ligt de epidurale ruimte. Die
bevat losmazig bindweefsel, bloedvaten en vetweefsel. Hierin worden verdovende middelen
gespoten, die zorgen voor een epiduraal blok -> sensibele blokkade en motorische
verlamming. Gebeurt bij de lende, onderste deel.
2. De arachnoïdea: de subdurale ruimte scheidt de dura mater van de arachnoïdea. Hierin zit
lymfevocht om wrijving te voorkomen. De arachnoïdea bestaat uit plaveiselepitheelcellen en
hieronder de subarachnoïdale ruimte, een web van collagene en elastische vezels. Gevuld
3
, met cerebrospinale vloeistof, werkt als een schokbreker en bevat opgeloste gassen,
voedingsstoffen, chemische signaalstoffen en afvalstoffen.
3. De pia mater: is verbonden met onderliggend zenuwweefsel. De bloedvaten van het CZS
lopen langs het oppervlak van deze laag. De pia mater is sterk doorbloedt en grote
bloedvaten vertakken zich over het oppervlak, voorzien de hersenschors van zuurstof en
voedingsstoffen. Gebruikt 20x zoveel als een skeletspier.
8.6.1 macroscopische anatomie
Het volwassen ruggenmerg is 45cm lang en 14mm
breed. De diameter neemt in de richting van het
os sacrum af. Vanuit de cervicale verbreding,
intumescentia cervicalis, lopen de zenuwen naar
de schouders en de armen. Vanuit de lumbale
de schouders en de armen. Vanuit de lumbale verbreding,
intumescentia lumbalis, lopen de zenuwen naar de bekken en de
benen. Een dunne streng vezelig weefsel naar het os coccygis zorgt dat
dit niet kan schuiven. Het ruggenmerg heeft een centraal kanaal, een
smalle doorgang met cerebrospinale vloeistof.
• Dorsale oppervlakte: ondiepe groeve, mediane sulcus
• Ventrale oppervlakte: diepe groeven, mediane fissuur
Het ruggenmerg heeft 31 segmenten. Elk segment is verbonden met 2
dorsale wortelganglia, bevat cellichamen van sensibele neuronen en
geleid sensorische informatie naar het ruggenmerg. De 2 ventrale
wortels bevatten motorische neuronen. Deze 2 worden tot 1 zenuw
gebundeld, ruggenmergzenuw -> gemengde zenuw door motorische en
sensorische zenuwen. Cauda equina: de uitloper krijgen de vorm van
een staart.
Inleiding 8.7
De hersenen bevatten 20 miljard neuronen die tot 100den groepen zijn georganiseerd. Alles wat we
doen en zijn is het gevolg van hersenactiviteit. Hierin is 97% van het zenuwweefsel gevestigd, weegt
1,4 kg en heeft het volume van 1200cm3.
8.7.1 belangrijkste hersendelen
Volwassen hersenen hebben 6 grote gebieden:
1. Cerebrum – grote hersenen, domineren de omvang van de hersenen. Is verdeeld in 2 grote
functies, opslaan en terughalen van herinneringen en complexe bewegingen.
2. Diencephalon, is hol. Is verbonden met het cerebrum. Het grootste gedeelte is de thalamus
(bevat schakel- en verwerkingscentra voor sensorische informatie). Een dunne steel verbindt
de hypothalamus (centra betrokken bij emoties, autonome functies en hormoonproductie)
met de hypofyse (belangrijkste verbinding tussen het zenuwstelsel en het endocriene
stelsel). De epithalamus bevat een andere structuur van het endocriene stelsel,
pijnappelklier (epifyse)
3. Middenhersenen, wordt door de hersenstam verbonden met de pons en het verlengde
merg. De hersenstam bevat belangrijke verwerkingscentra en schakelstations. Kernen in de
middenhersenen, mesencephalon, verwerken informatie van de ogen en oren en generen
onwillekeurige motorische reacties. Helpt ook het bewustzijn in stand te houden.
4. Pons, betekent brug en verbindt het cerebellum met de hersenstam. Bevat banen,
schakelcentra en kernen die betrokken zijn bij de motorische aansturing van het lichaam en
ingewanden. Is ook verbonden met het verlengde merg.
4