HOOFDSTUK 1: introducing psychology’s history
Key Issues in psychology’s history:
Furumoto: Oude & nieuwe geschiedenis.
Oude geschiedenis: focust op de grote doorbraken & mijlpalen → ontstaansmythes
→ kenmerkt zich door presentisme, internisme en personalisme
Presentisme = het slecht in termen van het heden interpreteren van het verleden (vanuit
gaan zelfde manier denken)
Nieuwe geschiedenis: historisch/contextueel, externistisc en naturalistisch.
Historicisme = historische context wordt gebruikt bij interpretatie.
----
Interne geschiedenis (ideeëngeschiedenis)= geschreven in de context van een
bepaald vakgebied → beschrijft de evolutie van theorie en onderzoek maar gaat voorbij
aan de invloeden van buiten het vakgebied die ook invloed hebben
Externe geschiedenis = neemt deze externe invloeden ook mee. → a broader view bijv
developments in the wider world (computer science oid)
----
Personalistische geschiedenis = beschouwt individuen als de hoofdrolspelers in
geschiedenis (hun acties zijn turning points) → creëert eponiemen, waarbij de
namen van individuen worden gebruikt om een tijdperk aan te duiden. (people acting)
Naturalistische geschiedenis = benadrukt het algemeen intellectuele en culturele
klimaat van een bepaald tijdperk (environmental & situational forces) → Zeitgeist
(tijdgeest) wordt als invloedrijker beschouwd dan het individu. (environments in
which they act)
→ Multiple = 2 or more individuals independently make the same discovery at about the
same time
----
DUS:
Oude geschiedenis: presentist, internal & personalistic approaches
→ Het is een geschiedenis die gebeurtenissen interpreteert vanuit het oogpunt
van het heden, zich concentreert op de ontwikkeling van ideeën binnen een
discipline en vooruitgang beschouwt als een weerspiegeling van de prestaties
van belangrijke mensen.
Nieuwe geschiedenis: historicist, external and naturalistic approaches
→ het probeert historische gebeurtenissen op hun eigen voorwaarden te
onderzoeken, die verwijzen naar de tijd waarin ze zich voordeden, zoekt naar de
invloed van extradisciplinaire krachten, en kijkt verder dan grote mannen en
vrouwen om de contextuele factoren te onderzoeken die hebben geholpen hun
ideeën te produceren.
,Historiography: doing and writing history:
Historiografie= het schrijven van geschiedenis & de methodiek van historici die gebruikt
wordt door het vergaren van historische kennis
Verleden = voorbij/ gone/ can never be known
Geschiedenis = Wat historici van het verleden maken./ selectie en interpretatie van sporen
van het verleden.
Secundaire bronnen = gepubliceerde documenten
Primaire bronnen = gevonden in archieven, written/ created at or near the time of some
historical event
AHAP = Archives of the History of American Psychology
-------
Problems with the writing of history:
Dataselectie problemen:
Veel data, maar soms belangrijke / beslissende informatie ontbreekt = missing
data(onbewust of iemand bewust verborgen; vb verbrand)
Historicus moet oordeel vellen over de kwaliteit/ bruikbaarheid vd data.
Interpretatie problemen:
Individuele kenmerken vd schrijver & kenmerken vd historische context hebben invloed op
wat op papier komt te staan.
Eigen subjectiviteit. Volledige objectiviteit bestaat niet.
Geschiedenis moet voortdurend herzien worden in het licht van nieuwe info + methodes.
HOOFDSTUK 2: The philosophical context
Verschil Psychologie & Filosofie
Ebbinghaus ‘long past (filosofische wortels), short history(psychologische methodiek)’.
Verschil filosofie & psychologie: psychologie dezelfde vragen probeert te beantwoorden,
maar met een experimenteel-wetenschappelijke methode ipv door filosofische analyse.
- René Descartes (1596-1650)
,The beginnings of modern pshilosophy and science
Late renaissance
→ gekenmerkt door nieuwe opleving vd wetenschap & kunst
→ uitdagen van religieuze ideeën → strijd tussen kerk en wetenschappelijk
denkers
Nicolas Corpernicus : zon ipv aarde middelpunt van het universum = heliocentric ipv
geocentric
→ werd bewezen door Galilei
Sir Francis Bacon: inductieve benadering (theorieën moesten ontwikkelen door de
natuur te observeren zoals deze zich voordeed) ipv deductieve methode → Dit is
een sterk empirische methode.
B.F. Skinner : Behaviorisme
Descartes:
-Gemengde opleiding: Jezuïtische educatie & wetenschappelijke beginselen.
Van school af → focus op wetenschap
- Ervan overtuigd theorie ontwikkelen alle kennis, waarbij wiskunde de basis.
Alle kennis in de wereld vergaard kon worden.
---
Rationalist: hij geloofde dat de waarheid zich kon openbaren aan de hand van
logisch nadenken. → waarheid = dat waarover geen twijfel bestond.
‘ i think, therefore i am’
Aangeboren ideeën = waarbij we ons verstand gebruiken om tot conclusies te
komen→ Nativist
vs
Afgeleide ideeën = die rechtstreeks afgeleid zijn uit onze ervaringen en perceptie
Dualist = onderscheid tussen lichaam (voortbewegings machine → Mechanist) &
geest.
(Cartesian) Dichotomie = dieren hebben geen geest
Interactionist = lichaam en geest invloed op elkaar uit kunnen oefenen.
---
Reflex als automatische stimulus-respons reactie. (Spieren automatisch bewegen)
Model lichaam-geest dualisme = dierlijke kracht - geest kan deze krachten aansturen om
spieren te bewegen. (derived from the heat of the blood)
Interactie mogelijk tussen lichaam en geest; gebeurde volgens hem in pijnappelklier door
strategische ligging in het brein (place where the flow of the animal spirits could
be controlled) → natuurlijk fout.
Belangrijk: Descartes poging om psychologische concepten adhv een fysiologisch model uit
te leggen (niet de vorderingen lichaam-geest paradigma belangrijk)
---
, Welke denkers ontwikkelden het britse empirisme en associatisme?
Empirisme = our knowledge of the world is constructed from our experiences in it.
Associationisme = Leer dat de geest gezien kan worden als een complexe samenstelling van ideeën die met elkaar
verbonden zijn middels associatie tussen deze ideeën. Associaties tussen ideeën ontstaan door onze ervaringen in de wereld
dus associationisme is geworteld in empirisme. David Hume en Dave Hartley waren belangrijke denkers in deze stroming.
-John Locke (1632-1704):
Epistemology = de studie naar menselijke kennis en het vergaren van kennis
Verwierp idee aangeboren ideeën, maar verkregen op basis van wat mensen ervaarden.
De geest was een blanco vel papier waarop door ervaringen geschreven kon worden.
Sensatie en reflectie zijn de enige 2 bronnen van kennis
Simpele ideeën = resultaat van basale perceptie en simpele reflectie
Complexe ideeën = impliceren verscheidene andere ideeën die een combinatie kunnen zijn
van simpele en complexe ideeën. (bijv kleur?)
Het idee dat complexiteit kan worden begrepen door opdelen in kleinere delen = atomisme
association = holding together the elements of the universe, so would association be the
glue that held together one’s experiences in life
British empiricism and associationism went hand in hand
primaire eigenschappen = zijn inherent aan het object (vb/ shape & motion)
secundaire eigenschappen = afhankelijk van perceptie (vb/ corol, smell, warmth, taste)
Locke’s theorieën: mensen die andere ervaringen hebben gehad, anders denken over de
wereld
Ideeën over educatie & opvoeding:
- Fysieke gezondheid, simpelheid, initiatief en inspanning belangrijke kernwaarden
- Een goede opvoeding begint vroeg. Kids moeten al jong bepaalde gewoonten
aanleren, wnr hun geest nog buigzaam is
- Hij verwierp straffen (kind raakt gedemotiveerd)
- Verwierp concrete beloningen, omdat ontwikkelen intrinsieke motivatie tegengaat
- George Berkely (1685-1753): Empiricism toegepast op visie
Empirisme toepassen op perceptie.
Materialists = zijn monisten op het gebied van de geest en het lichaam, in de overtuiging
dat de enige realiteit een fysieke realiteit is, en dat bij elke gebeurtenis in het universum,
inclusief wat we denken als mentale gebeurtenissen, meetbare, materiële objecten in
beweging zijn in de fysieke ruimte.
Determinisme = dat alle gebeurtenissen een logisch gevolg zijn van wat er daarvoor
gebeurd is. Vrije wil bestaat niet. We kunnen niet verantwoordelijk gehouden worden voor
onze daden.