Dit is een samenvatting van de gehele lesbrief Economische crisis. Hierbij is ook samengevat gebruikt en een examenbundel van LYCEO. Er zit dus een hoop informatie in en is op een overzichtelijke manier weergegeven.
Lesbrief: Economische Crisis
Hoofdstuk 1
Zodra er het bruto binnenland product (bbp) daalt ontstaat er een krimp
= De toegevoegde waarde van alle bedrijven en de overheid bij elkaar opgeteld /
totale productie in een jaar
○ Is gelijk aan het totale inkomen van het jaar
● Al duurt deze langer dan twee kwartalen spreekt men van een recessie
= Een terugval in de economie
Op de vermogensmarkt zijn er geldleners (vragers) en geld spaarders (aanbieders)
= Het geheel van de vraag naar en het aanbod van vermogen
● Rente is de prijs op de vermogensmarkt
○ Is ontstaan door beleggers die een beloning willen krijgen voor het afstand
nemen van hun koopkracht
■ De tijdsvoorkeur is positief zodra men snel iets (geld) wil ontvangen
● Sparen gebeurt in twee vormen:
= Niet-besteden van uitgaven
1. Gedwongen besparing - vb: pensioenpremie
2. Vrijwillige besparing - vb: spaarrekening, beleggen of (on)voorziene uitgaven
■ Beleggers doen afstand van koopkracht op dit moment in ruil voor
toekomstige koopkracht
○ De spaarquote stijgt nu veel door de groeiende welvaart en vergrijzing
= Het deel van de bevolking dat wordt gespaard
■ Schuld / bbp = Staatsschuldquote
● De vermogensmarkt bestaat uit twee deelmarkten:
○ Geldmarkt
= Deelmarkt waar kredieten en leningen etc worden verhandeld met
een looptijd korter dan 2 jaar
■ Vb: Spaarrekeningen voor particulieren bij banken, het kopen op
afbetaling etc
○ Kapitaalmarkt
= Deelmarkt waar langlopende leningen en permanent vermogen
worden verhandeld
■ Markten van onroerend goed en de markten van hypotheken,
obligaties en aandelen horen bij de kapitaalmarkt
= Een hypothecaire lening, is een langdurige lening met een
onroerend goed als onderpand
= Een schuldbekentenis van de overheid voor een langlopende
lening
= Een bewijs van mede-eigendom van een nv of bv
○ Van een nv zijn ze vrij-verhandelbaar
○ Vennootschappen kunnen dividend uitkeren
= Winstuitkering aan aandeelhouders
● Aandelen en obligaties worden verhandeld op een
effectenbeurs
1
,Twee risico’s van beleggen:
1. De geldgever loopt een debiteurenrisico o f wanbetaling
● Risico dat iemand het geleende geld niet terugbetaald
● Hoe hoger de geldgever het risico inschat, hoe een hogere rente hij zal
verlangen
● Hoe langer de looptijd, hoe hoger het debiteurenrisico
○ De rente op de geldmarkt is daarom anders dan die op een
kapitaalmarkt
2. Inflatie = Stijging van het algemeen prijsniveau
○ Door inflatie verliezen de rentes en aflossingen die de geldgever ontvangt
een deel van hun koopkracht
○ Hoe langer de looptijd, hoe hoger het inflatierisico
○ Inflatierisico speelt niet bij leningen met vaste rente (Bv. obligaties)
■ Overheid -> gemeente -> hypotheek -> bank
○ De reële rente en de reële waarde dalen bij inflatie -> prijzen stijgen
= De nominale rente gecorrigeerd door inflatie
■ Goed nieuws voor schuldenaars -> Nominale waarde van de schuld
blijft gelijk maar de reële waarde neemt af
■ Slecht nieuws voor kredietverstrekkers -> koopkracht kleiner dan eerst
○ Veroorzaakt vaak geldillusie
= Mensen die het geld niet op juiste waarde inschatten
Het bouwen van huizen duurt lang, dus het aanbod reageert vertraagd op prijsveranderingen
● Prijsschommelingen hangen af van de vraag
● Al bevingen huizenprijzen zich in een stijgende trend, zullen twijfelaars besluiten een
huis te kopen, voordat de prijzen nog meer stijgen -> selffulfilling prophecy
= Een voorspelling die uitkomt omdat mensen zich hiernaar gedragen
● Verwachte prijsdaling: Vraag: men stelt aankoop uit
Aanbod: stijgt doordat ze nog snel de markt op willen
● Overwaarde = Als een huis in waarde stijgt
● Onderwaterhypotheek = Zodra de prijzen dalen met als gevolg dat de
hypotheek hoger is dan de waarde van het huis
Beleggers in aandelen en obligaties kopen die effecten tegen een bepaalde (beurs)koers
2
, = De prijs op de beurs op een bepaald moment
- Ze letten niet alleen op dividend maar ook op de veranderingen in de koers
● Om rekening te houden met alle opbrengsten gebruikt men het rendement
= Het totaal van de opbrengsten in procenten van het belegde bedrag
Bij beleggers speelt risico-aversie een rol
= Iemand die risico's zo veel mogelijk probeert te vermijden
○ Hoe hoger het risico hoe hoger het rendement
Nominale rendement = Reële rendement x prijsindexcijfer
↳Er wordt rekening gehouden met in-/deflatie
De koersen van aandelen hangen af van winstverwachtingen van bedrijven
De koersen van obligaties dalen zodra de marktrente stijgt
● Heeft vaste rente
-Rendement over het EV = Winst / EV x 100%
Hefboomwerking: Beleggen met geleend geld geeft winst(positief) of
verlies(negatief)
Zodra de rente laag zijn, is het voor bedrijven aantrekkelijker om EV te vervangen door VV
● Er is een lage solvabiliteit en meer schuld dan bezit, wat kan leiden tot faillissement
= De mate waarin alle schulden kunnen worden terugbetaald
Banken verlenen kredieten, daarvoor hebben ze veel EV nodig
-Ze krijgen spaargeld (VV) van klanten; ze lenen geld uit met een hoger rentepercentage om
winst te maken
● Als het EV van banken verdampt doordat men het niet terugbetaald, loopt het risico
om failliet te gaan
○ Deze wordt dan soms gered door middel van belastinggeld
Klassiek Keynaans
Marktmechanisme staat centraal Marktmechanisme werkt niet
● Vb. Bij inflatie daalt de vraag waardoor de ● Bij deflatie ontstaat uitstelgedrag, waardoor de
inflatie nog meer daalt vraag daalt
Sparen zorgt voor een toename van de investeringen Sparen zorgt voor een daling van de effectieve
en dus een toename van de vraag (= De vraag die tot bestedingen leidt)
kapitaalgoederenvoorraad ● Laagconjuctuur: Effectieve vraag < normale
bezetting
○ Overheidsbestedingen
● Hoogconjuctuur: Effectieve vraag > normale
bezetting
● Bestedingsevenwicht : is gelijk
De overheid mag zich niet bemoeien met de De overheid moet zich bemoeien met de economie
economie ● Vb. Laagconjunctuur
● De prijsveranderingen zorgen voor evenwicht Bestedingen↓ -> werkloosheid↑
⇒ -Belasting inkomsten ↓
-uitkeringen ↑
● Belastingen
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper zoestern1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.