Samenvatting Hersenen en Gedrag
hoorcolleges + literatuur
Structuur van het vak:
1. Cellen en informatieoverdracht
a. Cellen, communicatie, medicijnen en drugs
2. Hersenstructuur en hersenfunctie
a. Anatomie, zintuigen, motoriek, emotie, geheugen, taal en aandacht
3. Onderzoek
a. Beeldvormende technieken (hersenscans)
b. Kinder-neuropsychologisch onderzoek
4. Ontwikkeling en plasticiteit
a. Ontwikkeling
b. Aanpassingen na beschadigingen
Stoornissen met een neurologische grondslag > Spina Bifida (open ruggetje), Celebrale Parese (spasme), ADHD, dyslexie,
ASS, Tourette, Epilepsie, verworven hersenletsel; trauma (hersenschudding), teratogenen , meningitis
(hersenvliesontsteking)
Cellen en informatieoverdracht (cellen, communicatie, medicijnen en drugs)
Hoorcollege 1
1.1 Cellen van het zenuwstelsel
Het gedrag van de mens wordt gestuurd door het brein (biologische factoren). Er wordt een
biologisch standpunt ingenomen.
Belang van het brein > besturen van het lichaam, nodig om te kunnen reageren op de omgeving
- Planten hebben geen hersencellen
- Het brein kost veel energie, hierdoor kan de mens communiceren en reageren op zijn
omgeving
Functies van het brein:
Waarnemen (visuele waarneming)
Taal (labels plakken, sociale interactie)
Pijn
De hersenen worden gevormd uit cellen, na 4 weken na de conceptie is er al een minibrein af. Tijdens
de zwangerschap ontstaan er 100 miljoen hersencellen per minuut. Deze hersencellen zijn nodig voor
de ontwikkeling. Ook ontstaan er verbindingen tussen de hersencellen om met elkaar te
communiceren.
Het kinderbrein is flexibel. Vaardigheden die niet van belang zijn, verdwijnen in de hersenen. Door
hersenbeschadiging in de vroege kinderleeftijd, kan het brein zich minder goed ontwikkelen. Dit
heeft grotere gevolgen dan wanneer er hersenbeschadiging op latere leeftijd optreedt.
Communicatie van het brein
1. Zintuigelijke input (iets zien, iets horen) > verwerking in de hersenen (blackbox) > output (de
motoriek)
Hersencellen communiceren ook met elkaar, de hersencellen communiceren ook met het lichaam.
Mentale ervaringen bestaan uit verschillende onderdelen. De ervaringen ontstaan uit een grote
hoeveelheid afzonderlijke maar verbonden cellen.
Twee wetenschappers die als de ontdekkers van de neurowetenschap worden gezien:
1
, Charles Sherrington
Santiago Ramón y Cajal; het brein bestaat uit verschillende neuronen
Centraal zenuwstelstel = hersenen + ruggenmerg
- Het brein bestaat uit individuele cellen
- Het perifere zenuwstelsel geeft signalen door van het ruggenmerg
naar de spieren
o De hersencellen hebben een bloed-hersenbarrière omdat
hersencellen niet herstelt worden na beschadiging, lichaamscellen
in het perifere zenuwstelstel wel.
Het zenuwstelsel bestaat uit twee verschillende hersencellen: hersencellen zijn de bouwstenen van
de hersenen
1. Neuronen > zenuwcel (lichaamscellen): vangen informatie op en vervoeren het naar andere
cellen
a. Menselijk brein heeft 100 biljoen neuronen
2. Gliacellen > steuncellen
Structuur van een lichaamscel, een neuron is ook een lichaamscel
- De oppervlakte wordt het celmembraan / plasma membraan
genoemd. Het membraam scheidt de inhoud van de cel van de omgeving aan
de buitenkant van de cel.
o Sommige stoffen kunnen niet door het membraam
heenkomen, eiwitkanalen zorgen ervoor dat er een
gecontroleerde hoeveelheid water, zuurstof, sodium, calcium
het celmembraan binnenkomen.
o In een membraan zitten poortjes waar stoffen doorheen kunnen
- Alle lichaamscellen (behalve rode bloedcellen) hebben een celkern. In de celkern
bevinden zich de chromosomen > genetisch materiaal
o De genen liggen op chromosomen = een receptenboek
In de genen ligt beschreven hoe eiwitten gemaakt
moeten worden
- De mitochondriën reguleren de metabolische activiteiten zoals de
toevoer van energie voor de cel-activiteiten. De energievoorziening;
verbranden van glucose waardoor er energie vrijkomt. Met behulp van
deze energie kunnen er processen worden uitgevoerd (spier laten
samentrekken om te kunnen bewegen).
- Ribosomen; maken van nieuwe eiwitten volgens de code van het DNA
- Cytoplasma; vervoert de nieuwe eiwitmoleculen naar andere locaties
Een neuron is eigenlijk gewoon een lichaamscel met de kenmerken hierboven, maar een neuron is
ook speciaal. Een neuron is in staat om te kunnen communiceren, het is een informatieverwerker.
Andere lichaamscellen zijn dit niet.
Kenmerken die een neuron wel heeft en andere lichaamscellen niet:
Dendrieten
Axon
2
,Stappen van informatieverplaatsing door de neuron:
1. Dendrieten > ontvangen van informatie van andere neuronen, hier komt de informatie
binnen
a. Een cel heeft veel dendrieten
2. Soma/ cellichaam > integreren van informatie, optellen van de informatie die de dendrieten
hebben opgevangen
3. Axonen > vervoeren van zenuwimpulsen, verder doorgeven van de informatie
a. Elke cel heeft maar één axon
4. Presynaptische terminal > eindknopjes die informatie afgeven aan de dendrieten van een
volgende cel
a. Het contact tussen twee verschillende cellen
Input (1) > putput (2) > throughput (3) > output (4)
Dendriet > soma/ cellichaam > axon > presynaptische terminal
- Onderdelen van een neuron,
o Dendrieten: Middels synaptische receptoren ontvangt de dendriet informatie van
andere neuronen. Hoe groter de dendriet, hoe meer informatie de dendriet op kan
nemen
o Dendritische spinces
o Cellichaam/ soma: de kern, de ribosomen en de mitochondriën
o Axon: geeft een impuls aan andere neuronen, organen of spieren
o Myelin sheath / Nodes of Ranvier
o Presynaptische terminals
Gliacellen: hulpcellen/ steuncellen
- Ondersteunen van de functies van
neuronen
- De helft van het hersenvolume
- Beïnvloeden van de communicatie/
informatieverwerking;
voedingsstoffen vervoeren die de
neuronen nodig hebben
3
, Functies van de gliacellen,
Aan en afvoeren van voedingstoffen en afvalstoffen
o Astrocyte (gliacel)
Controleren van de activiteiten van de axons om informatie te kunnen
verzenden
Leiden van informatie
Verwijderen van overtollig materiaal
Controleren van de hoeveelheid bloed dat naar elk onderdeel in het brein
wordt verplaatst
Productie van hersenvloeistof
Letterlijke steun
Maken van myeline (wittige kleur)
o Myeline ligt om de axon heen; zorgt ervoor dat de stroom
informatie die door de axon loopt niet weglekt > oligodendrocyte
o Één gliacel kan veel axonen tegelijk van myeline voorzien
Rol in afweer tegen virussen en schimmels, dit wordt door de microglia
gedaan
Rol bij de ontwikkeling van de hersenen
De hersenen stellen ons in staat om de communiceren en reageren op te omgeving. Verloop van de
informatieverwerking:
- Van de zintuigen naar het centraal zenuwstelsel (CZS)
- Van de ene plek in het centraal zenuwstelsel naar een andere plek in het centraal
zenuwstelsel
- Communicatie van het centrale zenuwstelsel naar de spieren > 2 belangrijk begrippen
o Afferente axon > brengt informatie naar een neuron
Admit (komt er naar toe)
Informatie van de zintuigen naar de hersenen (aanvoer naar de hersenen)
Zintuigcellen zijn afferente neuronen
Van visueel naar geheugen (informatie brengen naar geheugengebied)
o Efferente axon > informatie van de neuron wordt verplaatst naar een orgaan of spier
etc.
Exit (gaat weg)
Van de hersenen naar de spieren
Informatie van geheugen naar het planningsvermogen
Verschillende soorten informatieverwerking:
- Intrinsieke informatieverwerking = de informatie blijven in dezelfde structuur zitten, ze
blijven bijvoorbeeld in het ruggenmerg
Neuronen verschillen in grootte, formaat en functie.
4