Beroepssituatie 3
,Leerdoel 1:
De student kan benoemen welke vragen en lichamelijk onderzoek gesteld/gedaan kunnen worden
in de anamnese gericht op het voedings- en stofwisselingspatroon.
BS3 – KR
Patroon 2 – Voedings- en stofwisselingspatroon
Dit patroon beschrijft de opname van vocht en voedsel in verhouding tot de fysiologische behoeften
en de indicatoren op basis waarvan men overgaat tot plaatselijke voedingstoediening. Inbegrepen
zijn individuele eet- en drinkgewoonten, de dagelijkse eettijden, soorten voedsel en
voedselvoorkeuren en het gebruik van voedings- en vitaminesupplementen. Eventuele huiddefecten
en het vermogen tot genezing hiervan vallen onder dit patroon, als ook de toestand van de huid,
haren, nagels, slijmvliezen en gebit, en lichaamstemperatuur, lengte en gewicht.
Vragen bij dit patroon zouden kunnen zijn:
- Heeft u over het algemeen een goede eetlust?
- Is uw eetlust sinds uw zieke veranderd?
- Heeft u een dieet? • Heeft u een vochtbeperking?
- Heeft u benauwdheidsklachten, oedemen? • Wat was uw gewicht voor de nierziekte?
- Heeft u huidproblemen, wondjes of last van jeuk?
Observatiegegevens:
- Lengte en gewicht
- Gewichtsverandering.
- Toestand van de huid.
- Toestand van de toegang tot de bloedbaan.
- Oedeem.
Leerdoel 2:
De student kan benoemen welke vragen en lichamelijk onderzoek gesteld/gedaan kunnen worden
in de anamnese gericht op het patroon van gezondheidsbeleving en –instandhouding, het
zelfbelevings-zelfbeeldpatronen het rollen-en relatiepatroon
BS3
BS3 – KR
Patroon 1: Gezondheidsbeleving en -instandhouding
Dit patroon beschrijft wat de patiënt van zijn eigen gezondheid en welbevinden vindt en hoe hij voor
zijn gezondheid zorgt. Hoe beleeft de patiënt zijn gezondheid en wat is de relevantie voor zijn huidige
en toekomstige activiteiten? Ook het algemene gezondheidsgedrag zoals gezondheidsbevorderende
activiteiten, preventieve maatregelen voor de geestelijke en lichamelijke gezondheid, het opvolgen
van medische en verpleegkundige voorschriften en de medewerking aan nazorg vallen onder dit
patroon.
Vragen bij dit patroon zouden kunnen zijn:
- Kunt u iets vertellen over uw ziekte en het verloop hiervan?
- Wat zijn uw huidige klachten?
- Heeft u andere ziektes of handicaps zoals diabetes mellitus of hypertensie? En bent u
daarvoor onder behandeling?
- Wat verwacht u van de dialysebehandeling en hoe kunnen wij u hierbij ondersteunen?
- Gegevens m.b.t. genotsmiddelen.
- Allergieën.
- Heeft u in het verleden wel eens een transplantatie ondergaan?
- Hoe is uw situatie m.b.t. een niertransplantatie?
- Maakt u gebruik van alternatieve geneeswijzen? Zo ja op welke manier?
Observatiegegevens:
, - Algemene indruk gezondheid.
- Bloeduitslagen.
Patroon 7: Zelfbelevings- en zelfbeeldpatroon
Dit patroon beschrijft hoe de patiënt zichzelf ziet en hoe hij de ziekte beleeft. Het gaat om de ideeën
over de eigen persoon, de beleving van de eigen vaardigheden, het zelfbeeld, de identiteit, het
gevoel van eigenwaarde en het algemene patroon van emoties. Ook de lichaamshouding, motoriek,
oogcontact, stem en spraak maken deel uit van dit patroon.
Vragen bij dit patroon zouden kunnen zijn:
- Zijn er sinds uw ziekte en / of behandeling veranderingen in de manier waarop u naar uzelf
kijkt?
- Stelt u het op prijs om hier over te praten met andere hulpverleners?
- Is er iets waar u tegenop ziet wat betreft de dialysebehandeling en zo ja waar ziet u tegenop?
Observaties:
- Non-verbaal gedrag.
Patroon 8: Rollen- en relatiepatroon
Dit patroon omvat de belangrijkste rollen en verantwoordelijkheden van de patiënt in zijn huidige
levenssituatie, zijn familie, gezin, werk en sociale relaties met bijbehorende verantwoordelijkheden.
Verder valt onder dit patroon de subjectieve beleving van de rollen en relaties, de tevredenheid van
de patiënt en eventuele verstoring van dit patroon.
Vragen bij dit patroon zouden kunnen zijn:
- Wat is uw gezinssituatie?
- Maakt u zich zorgen over uw thuis, werk, opleiding nu u behandelt wordt?
- Zijn er mensen afhankelijk van u voor bepaalde zaken?
- Ervaart u dat uw ziekte en / of behandeling uw rollen binnen het gezin en de maatschappij
heeft veranderd? Observaties:
- Interactie met familie.
Leerdoel 3:
De student kan een risico-inschatting/vroegsignalering maken gericht op voeding
BS3 – KR
Screeningsinstrumenten worden gebruikt om tijdig een risico op een gezondheidsprobleem te
herkennen.
Wat zijn screeningsinstrumenten?
- DOS- schaal
- Valvragenlijst
Wanneer gebruiken verpleegkundigen screeningsinstrumenten?
- Over / ondergewicht;
- Luizen;
- Lengte , gewicht en leefstijl;
Verschil anamnese en screeningsinstrument
- Anamnese is bij een opname
- Anamnese is breder
- Screeningsinstrument gaat in op een specifiek doel in
Zeven factoren die van invloed zijn op je voedingspatroon:
- Biologische determinanten (waaronder leeftijd, geslacht, etniciteit, genetische aanleg,
medicijngebruik);
, - Fysieke omgeving (waaronder aanwezigheid en toegankelijkheid van voedsel);
- Economische omgeving (waaronder betaalbaarheid van gezonde producten);
- Sociaal-culturele omgeving (waaronder economische status, geloofsovertuiging, invloed van
belangrijke mensen);
- Psychologische determinanten (waaronder zelfvertrouwen, emoties, geestelijke gezondheid);
- Persoonlijke en gedragsdeterminanten (waaronder vaardigheden, gewoonten, smaak);
- Politieke omgeving (waaronder wet- en regelgeving).
Leerdoel 4:
De student kan benoemen wat de onderstaande NANDA-diagnose inhouden:
BS3 - KR
Overgewicht en risico op overgewicht:
Overgewicht:
Definitie:
Toestand waarin iemand, voor zijn of haar leeftijd en geslacht, een abnormale of bovenmatige
hoeveelheid lichaamsvet opbouwt.
Bepalende kenmerken:
- Volwassenen: BMI > 25
- Kinderen <2 jaar: gewicht bij de lengte > 95 e percentiel
- Kinderen 2-8 jaar: BMI > 85e percentiel of 25, maar <95e percentiel of 30 voor leeftijd en
geslacht
Samenhangende factoren:
- Weinig lichamelijke beweging
- Consumptie suikerhoudende dranken
- Verstoord eetgedrag
- Economisch achtergesteld
- Energieverbruik < energieopname
- Buitensporig alcoholgebruik
- Genetische afwijking
- Diabetes mellitus bij de moeder
- Obesitas in kindertijd
- Obesitas bij de ouders
- Vroegtijdige pubertijd
- Slaapstoornis
Risico op overgewicht:
Definitie:
Kwetsbaarheid voor het opbouwen van een voor de leeftijd en het geslacht bovenmatige
hoeveelheid lichaamsvet, met mogelijk schadelijke gevolgen voor de gezondheid.
Risicofactoren:
- Volwassenen: BMI bijna 25
- Weinig lichaamsbeweging
- Kinderen <2 jaar: gewicht bij de leeftijd dichtbij 95 e percentiel
- Kinderen 2-8 jaar: BMI dichtbij 85 e percentiel of 25
- Consumptie van suikerhoudende dranken
- Verstoord eetgedrag
- Economisch achtergesteld