Samenvatting oudheid
Hoofdstuk 1, the origins
Wat bedoelen we met ‘het westen’ en ‘de westerse beschaving?
Describing the west
De ideeën voer het Westen en het onderscheid tussen oost en west zijn afkomstig
van de oude Grieken. De Griekse beschaving is gegroeid in de schaduw van andere
grote beschavingen zoals Egypte en Mesopotamië.
De Grieken zagen deze ‘superieure’ samenlevingen als Oost (d.m.v. de topografie).
De Grieken waren de eerste die het woord Europa gebruikte. Ze plaatsen Europa
tegenover ‘Azië’, daarmee bedoelde ze west-Azië en Afrika.
Dit gaven de Grieken over aan de Romeinen, zij zagen zichzelf als een deel van het
Westen. Voor sommige Romeinen was Griekenland nog wel Westers, voor sommige
niet meer.
Voor de Romeinen was het oosten meer verfijnt, superieur, decadent en onsterfelijk.
De Romeinen bleven de verschillen tussen Oost en West stereotyperen en
veroordelen, dit werd ook wel de Oriënt genoemd.
Grieks-Romeinse ideeën over het Westen werden aan andere in west en noord
Europa doorgegeven. Zij zagen zichzelf als erfgenaam van deze klassieke traditie en
dus als het Westen. Wanneer de Europeanen later in de 15 e eeuw gingen
kolonialiseren brachten ze de westerse cultuur mee naar andere delen van de
wereld, maar echter kwamen delen van hun cultuur, zoals het christendom, uit het
Oosten.
In de 20ste eeuw waren onderwijzers bang dat jongeren niets meer mee kregen van
Europese intellectualiteit en culturele tradities, universiteiten gingen programma
ontwikkelen die focusten op de ‘Westerse beschaving’. Culturen tot aan de oude
Grieken werden als Oosters gezien, dus ook Egypte en Mesopotamië.
Na WOII veranderde de verhoudingen tussen Oost en West weer. Deze keer binnen
Europa. Japan werd gezien als Westers, Grieks sprekende delen van Europa werden
gezien als Oosters. Door de val van de SU en Oost-Europa, gingen veel Oost-
Europese landen bij de Europese Unie, een Westerse organisatie.
Ook nu suggereert ‘het Westen’ kapitalisme, maar het heeft ook bepaalde culturele
kenmerken. Bv. individualisme en competitie. Islamitische radicalen beschrijven vaak
hun doel om een einde te maken aan de westerse culturele, economische en
politieke invloed, hoewel de islam zelf over het algemeen, samen met het jodendom
en het christendom, wordt beschreven als een westerse monotheïstische religie.
De betekenis voor het Westen is door de eeuwen heen veranderd, maar elke keer
was de betekenis meer dan alleen een geografische locatie.
What is civilization?
Net als het begrip ‘westers’ is het begrip ‘beschaving’ ook per cultuur verschillend. In
de oude wereld vond men dat zij meer verfijnd en ontwikkeld waren van landelijk,
boerenvolk. Zij vonden zichzelf meer beschaafd. Uiteindelijk werd het begrip gebruikt
voor de hele samenleving, beschaafd of onbeschaafd.
In de 18e eeuw begonnen geleerde het begrip beschaving te definieerden als: een
gemeenschap die politiek, economisch en sociale organisaties heeft en op grote
schaal invloed heeft. Beschavingen hadden steden, wetten die reguleerde hoe
mensen zich moesten gedragen. Ook hadden zij wetenschappelijke, filosofische en
,theologische geloven die de wereld uitlegde. Een beschaving heeft ook een ‘staat’.
Dit is 1 groep mensen die andere groepen konden dwingen om dingen te doen,
gebouwen bouwen of oorlog voeren.
Alleen samenlevingen met een schrift zijn beschavingen, dit om dat het schrift ervoor
zorgde dat gedachtes, ideeën en gevoelens permanent werden vastgelegd.
Mensen die samenleefden als nomaden zonder wetten en tradities, zijn geen
beschavingen.
Tot halverwege de 20ste eeuw zeiden sommige historici dat het gebied waar het
schrift en de eerste steden ontwikkelden, de bakermat van de beschaving was.
Echter is het idee dat alle menselijke samenlevingen volgens een bepaalde volgorde
moeten groeien verworpen. Sommige historici willen het woord beschaving ook niet
meer gebruiken, dit omdat het kan insinueren dat sommige beschavingen superieur
zijn aan anderen.
Net zoals het begrip ‘beschaving’ in twijfel is genomen, zo is dit ook gebeurd met
‘westerse beschaving’. Sinds dat het idee van een westerse beschaving bestaat, is
men bezig met het bepalen van de geografische grenzen en kern waarden. Hoe zijn
deze in de loop der tijd doorgegeven? Of veranderd?
Geen enkele beschaving staat alleen, elke beschaving wordt beïnvloed door
buurlanden. Het wordt gevormd door interactie met andere maatschappijen, culturen,
en ideeën. Het idee dat er tussen het Westen en de rest van de wereld bepaalde
onderscheidingen zijn, is een krachtige gedachte voor al duizenden jaren, en is
afhankelijk van de manier waarop men naar de wereld kijkt.
Hoe hebben vroege menselijke maatschappijen zich ontwikkeld en hoe hebben
zij nieuwe technieken en culturen gevormd?
In de 19e eeuw hebben archeologen namen bedacht voor periodes in de menselijke
geschiedenis. Dit deden ze aan de hand van materialen die men toen gebruikte om
te overleven. De eerste werd de steentijd (2,5 miljoen jaar geleden - 11.000 vc),
daarna kwam de bronstijd (ca. 3000 vc – 800 vc) en als laatste was de ijzertijd
(1200 vc -?).
De steentijd is vervolgens ook nog opgedeeld in het paleolithicum, mesolithicum
en neolithicum. Het paleolithicum was van ongeveer 2,5 miljoen jaar geleden tot
12.500 jaar geleden. Tijdens deze periode gebruikte men steen, botten en andere
natuurlijke middelen om dingen van te maken en om eten te verzamelen, dit deed
men door jagen en verzamelen.
Het mesolithicum begon ca 10.500 vc en eindigde toen men overging op landbouw
en veeteelt.
Het neolithicum was de nieuwe steentijd. In deze periode schakelde men over op
landbouwsamenlevingen en op het houden van dieren. Deze periode begon ca. 9000
vc, wanneer men overging op landbouw en eindigde ca 3000 vc.
Van de eerste mensachtigen tot het paleolithicum
Tussen 7 en 6 miljoen jaar geleden gingen de eerste menselijke voorouders, in zuid
en oost-Afrika, rechtop lopen. Dit zorgde ervoor dat ze dingen konden tillen. Zo’n 3,4
miljoen jaar geleden gingen zij objecten gebruiken die in de natuur voorkwamen.
Zo’n 2,5 miljoen jaar geleden is een groep in oost-Afrika begonnen met het maken
van simpele hulpmiddelen, dit was een ontwikkeling die heeft gezorgd, en gepaard
ging met, hersenontwikkeling. Groepen migreerde naar Afrika, Europa en Azië, zo’n
600.000 jaar geleden waren er overal in Afrika-Eurazië menselijke voorouders.
,200.000 jaar geleden, in Afrika-Eurazië, ontwikkelde de eerste mensen zich in homo
sapiens, zij hadden grotere en complexere hersens, dit zorgde ervoor dat zij instaat
waren tot betere sociale skills en een symbolische taal. Ze ontwikkelde erg
gespecialiseerde hulpmiddelen uit verschillende materialen: naalden uit botten om
kleding te naaien, harpoenen en verschillende vallen voor dieren. Ze maakten
regelmatig gebruik van vuur, ook voor voedsel, dit zorgde ervoor dat het aantal goed
verteerbare voedsel groeide. Homo sapiens migreerde ook, eerst naar Afrika, later,
70.000 jaar geleden, naar Eurazië. 50.000 jaar geleden bereikte ze Australië en
15.000 jaar geleden Amerika. In deze gebieden kwamen ze andere menselijke
voorouders leefden, ze leefde naast hen en in sommige gevallen ook met hen.
Echter stierven deze andere menselijke voorouders allemaal uit en bleven de homo
sapiens als enige over.
Tijdens het paleolithicum leefde iedereen ter wereld op een ongeveer dezelfde
manier, volgens archeologen leefde men in kleine groepen en trokken ze op zoek
naar eten. In gebieden die voedselrijk waren settelde ze zich meer permanent,
bijvoorbeeld in een grot.
Men at vooral planten, insecten en eieren van vogels. Het daadwerkelijk jagen begon
rond 15.000 vc. Men deed dit in groepen en gebruikten hiervoor speren en pijl en
bogen.
Mensen in het paleolithicum maakten geen onderscheid in rijkdom, dit omdat het
hebben van eigendommen niet echt handig was i.c.m. een nomadisch bestaan.
Waarschijnlijk werd er onderscheid gemaakt d.m.v. geslacht en leeftijd. Mannen
waren meestal verantwoordelijk voor de jacht, vrouwen voor het verzamelen van
planten en dierlijke producten.
Men uitte zich tijdens het paleolithicum d.m.v. verven op muren en andere dingen,
maken van muziek, verhalen vertellen etc. alleen of in groepen. Schilderingen
suggereren ook dat men ideeën hadden ontwikkeld van bovennatuurlijke krachten
die bepaalde dingen regelde in de natuur, een soort religie. Aanhangers van deze
religie communiceerde waarschijnlijk met deze krachten d.m.v. schilderingen en
maskers, ze geloofden waarschijnlijk dat zij helende krachten hadden.
Tijden het paleolithicum groeide de menselijke populatie erg langzaam, zo’n 30.000
jaar geleden zouden er 500.000 mensen op de aarde zijn geweest. 20.000 jaar later,
10.000 jaar geleden zouden er 5 miljoen mensen zijn geweest. De menselijke impact
op de aarde was toen significant kleiner.
Het platen van gewassen
Het verzamelen van voedsel bleef voor de meeste mensen de voornaamste manier
van overleven. In vruchtbare gebieden boden echter genoeg voedsel voor mensen
dat ze zich meer permanent konden gaan vestigen.
Zo’n 15.000 jaar geleden warmde het klimaat van de aarde op, dit zorgde ervoor dat
meer delen op de wereld geschikt waren voor (semi-)sedentaire groepen. Men ging
zaden in de grond platen, dit wel naast het verzamelen van wilde granen en platen.
Dmv observatie leerde zij de optimale omstandigheden om te platen. Door deze
ontdekking werden sommige gewassen gedomesticeerd (gewijzigd door selectief
veredelen om aan menselijke behoeften te voldoen).
Het opzettelijk planten van gewassen begon rond 9000 vc in de vruchtbare
halvemaan’ dit is een gebied met een mild klimaat en veel wilde granen waar de
landbouw zich voor het eerst ontwikkelde, in het huidige Libanon, Israël, Jordanië,
Turkije en Irak. Voor de aankomende 20 jaar zou het bewust planten van zaden
verspreiden naar de Nijldelta, West-Afrika, China, India etc.
, Het is niet duidelijk waarom mensen in verschillende delen van de wereld rond
dezelfde tijd zaden gingen planten. Het kan zijn dat het platen van zaden resulteerde
voor meer voedsel in de groeiende populatie over de hele wereld, dit kwam o.a. door
het warmer worden van het klimaat. Meer voedsel betekende minder kindersterfte en
langer leven, zo konden populaties groeien.
Culturele factoren hebben waarschijnlijk ook een rol gespeeld in de ontwikkeling van
de agricultuur.
Consequenties van agricultuur
Een aantal eeuwen na het beginnen van het planten van zaden, was men vrijwel
afhankelijk van de gewassen. Men bouwde vaste huizen en daarom heen maakte ze
landbouwgrond aan. Ook bouwde men gebouwen waar ze zaden, potten en manden
in konden bewaren.
Landbouw kosten meer arbeid en tijd. Echter kwam er wel meer eten voor terug.
Landbouwers waren wel minder gezond dan jagers en verzamelaars. Doordat ze een
kleiner aanbod aan voedsel hadden resulteerde dit in dat ze gevoeliger waren voor
ziekten en voedingstekorten. Ook waren landbouwers korter.
Ongeveer tegelijkertijd dat men zaden ging verbouwen, ging men ook dieren houden.
De hond was het eerste dier, waarschijnlijk toen nog wolven, 15.000 jaar geleden.
9000 vc, toen men echt veranderde in een landbouwsamenleving, ging men ook
schapen en geiten te houden, waarschijnlijk eerst voor het vlees, later voor de melk
en vacht. Men ging de dieren uitzoeken op kwaliteiten die ze belangrijk vonden.
Men ontwikkelde langzaam een andere manier van leven: pastoralisme: een
economisch systeem gebaseerd op het hoeden van schapen, geiten en andere
dieren ten gunste van de mens.
Later groeide dit ook uit naar centraal en west Azië, Afrika en Noord-Europa.
Het houden van grote dieren zoals buffels en ander vee had grote impact, rond 7000
vc. Ezels werden vanaf 4000 vc gehouden en paarden vanaf 2500 vc.
Deze dieren namen deels het werd van de mensen over door dingen te tillen of te
trekken.
7000 vc gingen mensen soms stokken vast maken aan hun vee, dit vee lieten ze
vervolgens over de ingezaaide gronden lopen. Op deze manier werd de grond
omgeploegd. Door dit te doen verkregen de neolithische mensen veel meer voedsel
waardoor men het zich kon veroorloven om zich te specialiseren, dit had als resultaat
dat huishoudens afhankelijk werden van de handel met andere huishoudens.
Met de komst van de ploeg, ontstonden er ook sociale hiërarchieën (deze zijn dus
ontstaan in het neolithicum). Ondanks dat er geen archeologische vondsten van
wetten zijn, is het waarschijnlijk dat men door alle specialisaties behoefte had aan
wetten. Er zijn mensen geweest die zich hierin gingen verdiepen/specialiseren. Zij
vertelde welk beroep belangrijker was, waar de macht lag etc. Religieuze
specialisaties waren er waarschijnlijk om tot de goden te komen als het minder ging
of als er iemand ziek was.
Mensen (mannen) die het hoofd van grote families waren hadden wat zeggen over
de arbeid van anderen. Hun aanzien werd groter nadat er meer spullen kwamen die
opgeslagen moesten worden. Goederen zoals schapen, vee en potten zorgde voor
meer goederen, het verschil tussen mensen met veel en weinig groeiden. Dit groeide
verder dmv erfenissen.
Samen met een hiërarchie over welvaart en macht, gaat deze ontwikkeling ook over
een gender hiërarchie. Landbouw werd vaak door mannen gedaan, dit waarschijnlijk
door de lichaamsbouw. Hierdoor kwamen mannen vaker buiten waardoor ze meer