Samenvatting klinisch redeneren kwartiel 1
Les 1.1 proactive nursing
Leerdoelen:
aan de hand van de methodiek van Bakker inzichtelijk maken welke klinische problematiek er speelt
bij de zorgvrager.
op basis van de klinische problematiek beredeneren welke zorg er nodig is.
bij een zorgvrager het klinisch verloop op korte en lange termijn inschatten.
evalueren en reflecteren op de gebeurtenissen in het zorgtraject.
bij de verschillende stappen van het redeneerproces bepalen welke redeneerhulpen ingezet moeten
worden bij een zorgvrager.
bepalen welke factoren en vaardigheden een rol spelen bij het nemen van besluiten.
Proactive nursing
Klinisch redeneren is een continu proces.
Evaringsleren: leren door middel van het zien van een bepaalde aandoening bij iemand, ook
hier neem je nieuwe informatie voor de volgende patient van mee.
Leercirkel van david kolb: concrete ervaringen opdoen, observeren en reflecteren, vormen
en formuleren van abstracte begrippen, experimenteren en actief toetsen.
De drie O’s van klinisch redeneren:
- observeren: allerlei mogelijke feiten die je waarneemt
- ordenen: gedachten ordenen aan de hand van de observaties.
- Oordelen: diagnosticeren, constateren of vaststellen.
Rood=stop, je signaleert een actueel probleem waarop actie ondernomen moet
worden
Oranje= waarschuwing, je signaleert een verhoogd risico
Groen=veilig, er is geen probleem
- overdenken van het geheel: het heen en weer denken, je controleert of het
redeneren wel klopt. Je kijkt constant terug naar de stappen die je onderneemt.
Het doel van de drie O’s is het bewust denken en het beroepsmatig nemen van beslissingen,
inzichtelijk, controleerbaar en bespreekbaar maken voor studenten en hun opleiders.
Zes-stappen methodiek:
1. orientatie op de situatie/klinisch beeld: beoordeel de situatie op grond van klinisch
beeld/voorgeschiedenis en geef je aanbeveling. Redeneerhulpen: SBAR-methode,
EWS-score, SIRS-criteria
het in kaart brengen van de actuele gezondheidssituatie (het klinische beeld) van
de patient. De totale informatie wordt gevormd door je eigen observatie, die van
collegas en die van artsen. Het klinische beeld is de zo nauwkeurig mogelijke
beschrijving hoe een ziekte zich op dat moment openbaart bij een patient.
SBAR:
, S: mentale en fysieke gezondheidstoestand.
B: de bestaande toestand of eerder doorgemaakte ziekten etc.
A: de meetgegevens en observaties, mogelijke oorzaken, urgentie van de situatie
R: jouw aanbevelingen ten aanzien van consultatie.
Communicatief moet je dezelfde taal spreken.
2. klinische probleemstellingen/klinische problematiek inzichtelijk: beredeneer de
problematiek en de prioriteiten. Redeneerhulpen: zorgthema’s proactive nursing
model
kijken wat er mis is. Dit wordt gedaan aan de hand van zorgthema’s deze
vertegenwoordigen allemaal een bepaalde fysieke, mentale of levensfunctie van
de mens. Oorzaak-gevolg: wat is het belangrijkste probleem en wat volgt?
ABCDE-methodiek: treat first that kill first.
Je hebt veel analytische vaardigheden nodig en een groot probleeminzicht.
Je moet kunnen beredeneren welke zorgthemas betrokken zijn, wat de
bestaande of te verwachten problematiek is en wat de prioriteiten zijn.
Rood = actueel probleem, actie
Oranje = risico
Groen = geen probleem.
De toestandsdiagnose wordt in deze fase opgeleverd.
3. aanvullend klinisch onderzoek: beredeneer welke informatie nodig is
het aantonen van de oorzaken en gevolgen. het is gericht op het bevestigen van
de diagnose.
Anamnese (ALTIS: aard van klachten, locatie, tijd, intensiteit, samenhang),
lichamelijk onderzoek, laboratoriumonderzoek, beeldvormend onderzoek,
fysiologisch functieonderzoek.
De eerste drie stappen zijn diagnostische stappen.
4. klinisch beleid: beredeneer hoe de problematiek effectief aangepakt kan worden
zorg is het geheel aan interventies om de gezondheid van de zorgvrager in stand
te houden of in goede conditie, of zo goed mogelijk te doen zijn of te maken.
Als verpleegkundige wordt van je verwacht dat je kunt beredeneren: welke
interventies en protocollen nodig zijn, wie er geconsulteerd moet worden, hoe
de patient begeleid moet worden, hoe de zelfzorgfuncties benaderd worden.
Beredeneren welke zorg nodig is. Zorg: het geheel aan interventies om van de
zorgvrager in stand te houden of in goede conditie, of zo goed mogelijk te doen
zijn of te maken. Is er een behandelingscode, zijn eer wettelijke of ethische
bezwaren en is er een specifiek protocol
5. klinisch verloop: beschrijf het verloop voor de korte en lange termijn.
6. Nabeschouwing: beschouw de zorg en jouw aandeel daarin en wat je geleerd hebt.
Door middel van evaluatie en reflectie kijken naar de gebeurtenissen. Je kunt
bijvoorbeeld kijken naar de patientveiligheid, kwaliteit van beroepsuitoefening,
ethisch dilemma, wat heb je geleerd van de casus?
Patientveiligheid: het ontbreken van aan de patient toegebrachte schade, die is
ontstaan door het niet volgens de professionele standaard handelen van
hulpverleners en of door tekortkoming van het zorgsysteem.