Psychopathologie
College 1 - inleiding
Ongeveer 10% van de kinderen heeft een diagnose van een psychologische stoornis. Deze is hoger
tijdens de adolescentie want veel stressoren en zo een kwetsbare periode. Komt vaker voor bij
jongens, en vallen meer op en hierdoor misschien eerder een diagnose.
kennis over verschillende vormen psychopathologie
- ontstaanswijze
- moment
- prevalentie
- kernsymptomen (wat is de essentie van de stoornis)
- essentiële verschillen met andere problematiek
- gangbare behandelvorm en context
- recente wijzigingen in DSM 5
Vroege kindertijd Midden kindertijd Adolescentie
Pervasieve ontw. stoornissen ADHD stemmingsstoornissen
ernstige leerproblemen ODD/CD eetstoornissen
encopresis/enuresis ticstoornissen schizofrenie
slaapproblemen angststoornissen drugsmisbruik
somatische problemen
Wanneer sprake van (ontwikkelings)psychopathologie?
a. Klachten of problemen op gebieden m.b.t.:
Lichamelijk functioneren
Ontwikkeling (bijv. taalachterstand of sociaal-emotionele achterstand)
Gedrag
Emoties
Relaties
b. Wanneer gedragingen:
Niet passen bij de leeftijd
Niet/zeer moeilijk te corrigeren zijn (meerdere mensen hebben al geprobeerd iemand te
helpen, maar weinig resultaat)
Het algemeen functioneren ernstig nadelig beïnvloeden (Bijv. kind is zo bang dat het niet
meer naar school gaat)
Het kind zelf en/of de omgeving doen lijden
Uiteindelijk mogelijk de ontwikkeling doen stagneren
Of het een stoornis is, is deels afhankelijk van sociaal-culturele context
Bijvoorbeeld sociale angst in collectivistische versus individualistische culturen
is collectivistische culturen is angst iets positief want betekend dat je bescheiden bent, dan je
rekening houdt met je omgeving. Je loopt minder vaak vast, want er zijn minder hoge verwachtingen
dan je jezelf op de voorgrond zet
minder strenge sociale controle, maar er zijn veel hoge verwachtingen met betrekking tot
assertiviteit en jezelf op de voorgrond zetten.
,Het gezin de Vries bestaat uit moeder met 2 kinderen, Jasper en Mike, en een nieuwe partner van
moeder. Vader is door zijn verslaving slechts op de achtergrond aanwezig. Jasper is een jongen van 12
jaar, hij vertoont veel onrustig gedrag en is snel afgeleid.
Op school zijn er problemen. Jasper is blijven zitten in groep 7, omdat hij achter liep met taal en
rekenvakken. School meldt dat Jasper moeite heeft met het op zijn plek blijven zitten en niet langer
dan 5 minuten met een taak bezig kan zijn. Jasper heeft geen echte vrienden in de klas.
Opa en oma van moeders kant zijn weinig betrokken bij het gezin, de vader en moeder van vader zijn
meer betrokken. Zij hebben regelmatig contact met de jongens en komen trouw op de verjaardagen
van iedereen. Beiden hebben wel aangegeven dat ze het steeds moeilijker vinden om binnen te
komen in het huis; moeder opent niet altijd de deur wanneer ze aanbellen en de jongens niet thuis
zijn.
Moeder geeft aan het helemaal zat te zijn met iedereen maar met name met haar beide jongens; ze
kan het niet langer aan. Wanneer moeder Jasper aanspreekt krijgt ze een grote mond van hem of een
driftbui; eigenlijk heeft ze de moed opgegeven om hem nog te corrigeren. Partner van moeder lijkt
eveneens weinig gemotiveerd een ondersteunende rol te spelen in de opvoeding van de kinderen.
Vader van de kinderen is op dit moment niet in staat een bijdrage te leveren maar heeft sinds een
maand een relatie met een vrouw die hem heeft gevraagd af te kicken zodat ze een relatie kunnen
aangaan. Hij is hiervoor sterk gemotiveerd. … etc
DSM-IV
as I: ADHD
as II: V 71.09 (geen diagnose)
as III: n.v.t.
as IV: afwezigheid & verslaving vader
as V: GAF 41 – 50 (Bij 100 functioneer je heel goed, 0 heel slecht)
DSM-5
ADHD, academisch/schoolprobleem (V62.3), ernstig
voordeel is een Beknopte samenvatting van de problematiek. Hierdoor kan je makkelijk informatie
doorgeven aan anderen en kan je makkelijk gebruiken voor onderzoek. Je weet ook soms ook beetje
de richting over welke behandeling effectief zal zijn.
International Classification of Diseases
ICD (nu: ICD-10, ICD-11 in 2015)
Ontwikkelt door de WHO = World Health Organization
Diagnostic and Statistical Manual of the mental disorders
DSM (nu: DSM-5)
Ontwikkelt door de APA = American Psychiatric Association
Komt tot stand door:
- consensus door experts (maar is dus niet DE waarheid)
- Beide systemen kunnen worden ‘vertaald’ naar elkaar
Voordelen:
- internationale eenduidigheid (onderzoek, onderwijs, beleid, communicatie)
- duidelijke beschrijving van basis problematiek
- richtinggevend voor behandeling (maar hierbij wel kijken naar omgeving, ouders e.d.)
Nadelen:
- mogelijk te sterk gereduceerd (dus heel verhaal en dan maar aantal dingen worden
benoemd, hiermee mis je misschien belangrijke informatie)
- categoriale indeling (denken in hokjes)
, - suboptimale basis voor behandeling (is niet zo ADHD en dan die behandeling, ook kijken naar
andere factoren)
Historisch overzicht ICD
ICD-6 (1948) (eerste versie met psychische stoornissen)
ICD-7 (1955)
ICD-8 (1965)
ICD-9 (1977)
ICD-10 (1992; 1996 – assen toegevoegd)
ICD-11 (verwacht 2015)
ICD, Hoofdstuk 5
F00-F09 Organische, inclusief symptomatische, psychische stoornissen
F10-F19 Psychische stoornissen en gedragsstoornissen door gebruik van psychoactieve middelen
F20-F29 Schizofrenie, schizotypische stoornissen en waanstoornissen
F30-F39 Stemmingsstoornissen = affectieve stoornissen
F40-F48 Neurotische stoornissen, stress-gebonden stoornissen en somatoforme stoornissen
F50-F59 Gedragssyndromen samengaand met lichamelijke symptomen en stoornissen
F60-F69 Persoonlijkheidsstoornissen en gedragstoornissen op volwassen leeftijd
F70-F79 Zwakzinnigheid
F80-F89 Stoornissen in psychische ontwikkeling
F90-F98 Gedragsstoornissen en emotionele stoornissen die doorgaans op kinderleeftijd of in
adolescentie beginnen
F99-F99 Psychische stoornis, niet nader omschreven
As I: klinische diagnose (bijv. ADHD)
As II: specifieke ontwikkelingsachterstand
As III: niveau intellectueel functioneren
As IV: somatische aandoening
As V: afwijkende psychosociale omstandigheden
As VI: globaal algemeen functioneren (schaal 8-0) (o is heel goed functioneren en 8 betekent dat je
niet goed voor jezelf kunt zorgen.
Historisch overzicht DSM
DSM-I (1952)
DSM-II (1968)
DSM-III (1980)
DSM-III-R (1987)
DSM-IV (1994)
DSM-IV-TR (2000)
DSM-5 (mei 2013 Engels april 2014 Nederlands)
Tot stand koming DSM-5
- 162 experts in werkgroepen en ‘task forces’ sinds 2007
- 300 adviseurs - internationaal
- gericht onderzoek rond discussiepunten sinds 2005
- presentaties op congressen
- inspraakrondes met patiënten verenigingen
- feedback geven mogelijk via DSM-5 website
Website DSM-5:
http://dsm.psychiatryonline.org/book.aspx?bookid=556
, kijken of het hokjes denken wat minder extreem kon
meer ontwikkelingsperspectief erin dus klachten op verschillende leeftijden
meer kijken naar interculturele
DSM IV
As I: klinische diagnose (bijv. ADHD-C)
As II: persoonlijkheidsstoornissen en mentale retardatie (bijv. V71.09 geen diagnose)
As III: somatische aandoening (bijv. diabetes)
As IV: psychosociale en omgevingsfactoren (bijv. 10, relatieproblemen ouders)
As V: Global assessment of functioning/ niveau van functioneren (GAF) (schaal 0-100)
DSM-V
Vermelden alle stoornissen (geen hiërarchisch onderscheid mbv assen I-II en III)
Specificaties & stressoren vermelden in codes ICD-9/ICD-10
Niveau van functioneren/ernst: WHODAS (WHO Disability Assessment Schedule)
nu via een vragenlijst, waar je een gemiddeld score uit krijgt, want oudere systeem gaf teveel ruimte
voor eigen interpretatie, te grote range:
- 36 items over 6 domeinen:
- communicatie, mobiliteit, zelfzorg, sociale omgang, activiteiten, deelname aan de gemeenschap
- Scoring 100% (volledig afhankelijk) – 0% (goed functionerend)
- wordt vertaald in: geen, mild, matig, ernstig, zeer ernstig
DC: 0-3( 1994)
Diagnostic Classification of Mental Health and Developmental Disorders in Infancy and Early
Childhood, Zero to Three
As I: primaire diagnose
As II: classificatie relatie ouder (gedrag, affect, betrokkenheid)
As III: medische en ontwikkelingsstoornis en conditie
As IV: psychosociale stressoren
As V: sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau (dat is eigenlijk wat het kind is op deze leeftijd.
Cognitief is veel moeilijker, maar sociaal emotioneel moet kind al stappen kunnen maken)
Sophie, een meisje van 8 jaar, wordt aangemeld bij een 2e-lijns GGZ instelling.
Ouders: Sinds Sophie in groep 3 zit, durft ze niet meer alleen te slapen. Eén van hen moet ’s avonds naast haar
bed zitten tot ze in slaap valt. Als zij dit niet doen, raakt Sophie in paniek, durft ze haar ogen niet te sluiten en
krijgen ze ruzie.
Ze dachten aanvankelijk dat dit, naarmate ze meer gewend zou raken in haar nieuwe klas, wel over zou gaan.
Sophie heeft altijd terughoudend gereageerd op nieuwe situaties. Na 3 maanden lijkt het gedrag eerder te
verergeren dan te verminderen. Als Sophie ’s nachts wakker wordt, roept ze om haar ouders. Deze nemen haar
regelmatig bij hun in bed. Ze zijn bang dat ze slaap tekort komt.
Sophie klaagt veel over buikpijn als ze naar school moet, vaak de avond ervoor al. Op school blijft Sophies
moeder vaak tot na de bel in de klas bij Sophie, omdat ze steeds moet huilen als haar moeder weg wil gaan.
De juf: zodra moeder weg is, doet Sophie gewoon mee met de rest van de klas. Sophie is wel wat verlegen,
maar heeft in de klas wel 2 vriendinnetjes gemaakt met wie ze in de pauze speelt. Daarnaast blijkt ze een
bovengemiddelde leerling.
Ouders maken zich zorgen over hun dochter. Ze willen graag adviezen over hoe met dit probleem om te gaan.
Daarnaast zijn ze momenteel in relatietherapie omdat ze regelmatig ruzie hebben. Ze hebben het idee dat
Sophie geen weet heeft van hun relatieproblemen, hoewel Sophie wel eens na een ruzie van ouders gevraagd
heeft of ze gaan scheiden.
Klachten
- durft niet meer alleen te slapen
- na 3 maanden lijkt het gedrag te verergeren