Week 1 – Hoofdlijnen en hoofdvragen
College 1 – Maatschappelijke trends en maatschappelijke bestuurskunde
Neo-liberalisme = een wereld die sterk geïndividualiseerd is waarin mensen elkaar afrekenen
op prestaties gebruikelijk is = meritocratie -> Er moet een samenleving komen waarin
mensen elkaar afrekenen op basis van merites - Wat is je opleidingsniveau? Hoe presteer je
etc. - In NL zien we dat als behoorlijk rechtvaardig, als je een diploma hebt dan zal je vast
goed zijn.
Daarnaast bestaat het idee dat we zo min mogelijk met de overheid moeten doen behalve
als die de markt kan helpen. Organisaties worden te neo-liberaal -> te
bureaucratisch/ competitief etc. Het boek zegt ‘we zijn moe daarvan en hebben het idee dat
deze ideeën niet meer werken.’ Hangt samen met overorganisatie. Alternatieve termen ->
Co-operatie, governance etc.
Vd Brink wil een samenwerkend model, waarin professionals die over hun eigen werk
beschikken, over hun eigen werk beslissen hoe we naar zo’n patiënt moeten kijken. ->
Maatschappelijke bestuurskunde - Je doet je best om de sociologische veranderingen te
beschrijven. Wat zijn de sociale trends om beter te begrijpen hoe mensen tot elkaar
verhouden, wat mensen hun waardepakketten inhouden en wat de frustraties zijn. Veel
mensen voelen zich gekrenkt door het neo-liberalisme. In de maatschappelijke
bestuurskunde willen we dat begrijpen en aanpakken.
Fukuyama; Waarom is het probleem van delegeren zo lastig? Wat is delegeren precies?
Andere mensen vragen iets uit te voeren wat jij bedacht hebt. Hoeveel beslisvrijheid geef je
ze mee? (1C)
Wetenschap is een doel opzicht - het is waarheidsvinding. De kerndefinitie is op zoek naar de
wetmatigheden achter de oppervlakteverschijnselen. Bijvoorbeeld bij de Fishhervergelijking
om de inflatie te begrijpen. Bv de mechanismes van doelverschuiving, bv; dat je een ICT-
systeem ontwerpt om werkprocessen efficiënter te laten werken, maar in praktijk vinden de
werknemers het niet een handig systeem maar omdat het ingekocht is en veel geld heeft
gekost gaan ze het toch gebruiken. Het doel was in eerste instantie efficiëntie, wat dus niet is
gelukt, en wordt vervangen met het doel om het gewoon te gebruiken (om maar te gebruiken).
Dat is doelverschuiving. -> Je vraagt je vervolgens af waarom doelverschuiving plaatsvindt.
Wetenschappers proberen genomen kennis te beschrijven en die te analyseren. Elk
onderwerp heeft zijn eigen perspectief op het probleem. Zorg en onderwijs kunnen anders
naar hetzelfde maatschappelijke vraagstuk kijken. - Wetenschap doen is informatie ordenen,
wegen en kijken hoe kan ik dat vraagstuk oplossen. Bestuurskunde gaat over de inrichting van
de publieke ruimte en dus overheid en daarbij gaat het erom dat je inziet dat er belangrijke
waarde en belangen spelen. De medicus wil corona bestrijden, psychologische en
sociologische perspectieven focussen zich op de sociaalpsychologische effecten van de
coronamaatregelen op mensen. Wij moeten dus integraal denken en wij hebben een generieke
vorm van kennis. Het gaat om objectiviteit maar eentje waarbij wij zien dat iedereen zijn kennis
vanuit een ander perspectief bekijkt. Als je later aan onderzoek gaat doen en beoordelen moet
je op andere aspecten letten, bijvoorbeeld hoe is de methode ingezet. Feiten zijn niet zomaar
,feiten maar op een bepaald manier georganiseerd. Het gaat over jouw oordeel als
wetenschapper op de structureren.
Bestuurskundig onderzoek gaat over concreet beleid en beleidsprikkels en niet over meningen
of andere subjectieve aspecten.
Het liberale mensbeeld ‘heeft ons vrijheid gegeven’ maar ook problemen, namelijk de
overschatting wat het individu kan. Steeds meer mensen zien zichzelf als individu die alles
voor zichzelf mogen beslissen en dat doen. Dit heeft te maken met de lange
ideeëngeschiedenis. Vanaf de 16e en 17e eeuw dat wij in onze cultuur, de Europese traditie,
Noordwest-Europa hechten we waarde aan individuele rechten, dat bezittingen van mensen
beschermd moeten worden tegen de overheid, tegen andere individuen. Dat is een bevochten
recht, in het oude Rome bestond dat nog niet. Liberalisme is dat dit verankerd wordt in de wet,
instituties, in onze ideologie, in het geloof etc.
, ING - was vroeger van de overheid, nu een bedrijf die burgers ziet als klanten, producten
leveren vooral omdat ze gefocust zijn op efficiency. Dit heeft allemaal te maken met de
marktwerking.
Van de sixties was het ideeën dat je moest doen wat je wilde, denk aan de seksuele revolutie.
Dit is het liberalisme. Grote ondernemers worden als helden gezien, omdat die mensen veel
geld verdienen. In het liberalisme: - Staat het individu centraal, volgt zijn eigen behoeftes (ook
al zijn ze niet altijd goed), als er iemand bij de overheid gaat werken is dat gaar, je moet op de
vrije markt werken. Er zijn vier ordes; de staat, markt, familie en associaties (de
maatschappelijke sectoren). De staat wordt steeds gepercipieerd - als machtig en dat moeten
we afbouwen. De markt kannibaliseert op de staat en de associaties van de gemeenschap.
Familietaken worden door de markt overgenomen; OBS’s creches. -> vermarkting. De
associaties (kerken, voetbalverenigingen) daar hebben wij veel hoop in, veel sociaal
engagement waar mensen veel dingen doen. De staat stoot dingen af die nep zijn, bv;