H7: Inleiding ingenieursrecht
Vermogensrecht behoort tot het privaatrecht. Het vermogensrecht geeft regelingen inzake de
rechten en plichten, die onderdeel van het vermogen van natuurlijke personen en rechtspersonen
kunnen vormen. Tot het vermogensrecht behoren het goederenrecht en verbintenissenrecht.
Iemands vermogen bestaat uit al zijn goederen en schulden. Het BW vat onder de algemene term
goederen samen: zak en vermogensrechten. Vermogensrechten worden onderscheiden in absolute
en relatieve rechten. Absolute rechten verschaffen in beginsel aan de rechthebbenden een absolute,
alle andere personen uitsluitende bevoegdheid tot het voorwerp van zijn recht. Relatieve rechten
verschaffen de rechthebbende een recht op een bepaalde prestatie van bepaalde personen. De
rechthebbende kan het recht in principe slechts inroepen tegenover die bepaalde persoon. Een
relatief recht heeft dus een prestatie als object.
In het vermogensrecht spelen normen van redelijkheid en billijkheid en het gebruik van recht een
belangrijke rol. Bij de vaststelling van wat redelijkheid en billijkheid eisen, moet rekening worden
gehouden met algemeen erkende rechtsbeginselen, met de in Nederland levende
rechtsovertuigingen en met de maatschappelijke en persoonlijke belangen, die bij het gegeven geval
zijn betrokken. Partijen moeten dus niet alleen de gemaakte afspraken en regels tegenover elkaar in
acht nemen maar ook morele en fatsoensregels.
Een rechtshandeling is een handeling van één of meer rechtssubjecten, waaraan het objectieve recht
dat rechtsgevolg verbindt, dat door de handelende subjecten wordt beoogd. Een rechtshandeling
kan geldig, nietig of vernietigbaar zijn. Aan een geldige rechtsbehandeling verbindt het recht de
beoogde rechtsgevolgen. Nietig wil zeggen: Het recht onthoudt aan haar ieder rechtsgevolg. Als een
rechtshandeling vernietigbaar is, betekent dat: de rechtshandeling bestaat voor het recht wel en het
recht verbindt daaraan ook het beoogde rechtsgevolg, maar de rechtshandeling is aantastbaar
waardoor alsnog ongeldigheid kan intreden.
Voor het totstandkomen van een geldige rechtsbehandeling moet aan twee vereisten voldaan zijn:
• Er is bij de handelende persoon een op het rechtsgevolg gerichte wil,
• Die wil heeft zich geopenbaard door een verklaring.
Rechtshandelingen zijn nietig als wil en verklaring niet overeenstemmen en als het
vertrouwensbeginsel niet kan bewerkstelligen dat er een rechtshandeling tot stand komt.
Handelingsonbekwaamheid en wilsgebrek zijn ook nog redenen waarom rechtshandelingen
vernietigbaar zijn. Handelingsonbekwaamheid is de onmogelijkheid om voor zichzelf onaantastbare
rechtshandelingen te verrichten. Hieronder vallen minderjarigen en onder curatele gestelden. Bij
totstandkomen van een rechtshandeling kan de persoonlijke wilsvorming op onzuivere wijze tot
stand zijn gekomen. Er zijn 4 wilsgebreken: Bedrog, dwang, misbruik van omstandigheden en
dwaling.
Vertegenwoordiging is het verrichten van rechtshandelingen in naam van een ander door iemand
die daartoe rechtens de bevoegdheid heeft, met het gevolg dat de rechtsgevolgen niet voor de
handelende, maar voor de ander intreden. Wanneer een schuldeiser ten opzichte van zijn
schuldenaar een recht heeft om een bepaalde prestatie te verlangen, zeggen we dat hij een
persoonlijk, relatief of vorderingsrecht heeft. De crediteur heeft dan in beginsel ook een
rechtsvordering of actie: De bevoegdheid om de prestatie bij de rechter te vorderen en de debiteur
daartoe te laten veroordelen.
H8 Vermogensrecht, goederenrecht
,Het goederenrecht heeft betrekking op de juridische relatie tussen een rechtssubject en een goed
voor zover deze rechtsverhouding een absoluut karakter heeft. Het goederenrecht heeft een
gesloten karakter: Men kan alleen die goederenrechtelijke rechten benutten, die de wet kent. Het
recht onderscheidt goederen in roerende en onroerende zaken. Onroerende zaken worden
gedefinieerd als:
• De grond
• De nog niet gewonnen delfstoffen
• De met de grond verenigde beplantingen
• De gebouwen en werken die duurzaam met de grond verenigd zijn.
Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn. Ook bestanddelen van een onroerende
respectievelijk roerende zaak - Dat wil zeggen onzelfstandige delen daarvan - zijn
onroerend/roerend. Bestanddelen zijn onzelfstandige zaaksdelen die opgaan in de hoofdzaak
waarvan zij deel uitmaken. De eigenaar van de hoofdzaak is volgens de wet eigenaar van al haar
bestanddelen.
Voor de overdracht of vestiging van een registergoed is inschrijving in een bepaald, in de
desbetreffende wettelijke regeling genoemd, openbaar register noodzakelijk. De volgende goederen
zijn registergoederen:
• Onroerende zaken.
• Te boekgestelde schepen en luchtvaartuigen.
• Aandelen in en beperkte rechten op een registergoed.
Iemand kan goederen verkrijgen, doordat hij als rechtsopvolger voor het geheel of een evenredig
gedeelte opvolgt in het vermogen van de rechtsvoorganger en daardoor treedt in de rechten en
verplichtingen van die rechtsvoorganger. Dan spreekt men over rechtsopvolging onder algemene
titel. Wanneer iemand een rechtsvoorganger opvolgt in een bepaald recht of een bepaalde
verplichting noemt men dat rechtsopvolging onder bijzondere titel. In zo'n geval treedt de
rechtsopvolger of alleen in de rechten of alleen in de plichten van de rechtsvoorganger.
Rechtsopvolging onder algemene titel vindt plaats bij: Erfopvolging, boedelmenging (bijv. trouwen),
juridische fusie van rechtspersonen. Voorbeelden van rechtsopvolging onder bijzonder titel:
• Eigendomsoverdracht van een zaak
• Natrekking
• Verkrijgende verjaring
• Onteigening
Een zeer belangrijke wijzen van verkrijging onder bijzondere titel is de overdacht: Daarbij wordt een
bepaald goed met al zijn hoedanigheden van de rechtsvoorganger verkregen. Voor geldige
overdacht van een zaak moet aan drie vereisten zijn voldaan: Een geldige titel (rechtsgrond voor
overdracht), beschikkingsbevoegdheid, levering.
De titel is de oorzaak van de overdracht en daarom spreken wij van het causale stelsel bij overdracht
van goederen. Degene die de zaak overdraagt, moet beschikkingsbevoegd zijn. Iemand kan namelijk
niet meer rechten overdragen dan hij zelf heeft. Wordt een registergoed overgedragen dan is voor
de eigendomsoverdracht een notariële akte tot levering (transportakte) door de
beschikkingsbevoegde eigenaar nodig.
Bezit en eigendom zijn in het recht niet hetzelfde: Bezit wil zeggen dat iemand een goed voor
zichzelf houdt. De eigenaar is onmiddellijk bezitter van dat huis. Een houder is iemand die een goed
op grond van een rechtsverhouding voor een ander houdt.
Zakelijke rechten zijn alle rechten op zaken. Ze zijn te onderscheiden in het eigendomsrecht en een
aantal zogenaamde beperkte rechten op zaken. Beperkte zakelijke rechten zijn rechten die zijn
, afgeleid uit meer omvattend recht, dat met het beperkte recht is bezwaard. Een zakelijk recht heeft
de volgende kenmerken:
• Het is een recht met betrekking tot een zaak.
• Het recht heeft absolute werking: Het kan tegen iedereen worden ingeroepen en niet slechts
tegenover een bepaalde tegenpartij. Gevolgen hiervan zijn:
o De gerechtigde van een zakelijk recht kan tegen iedereen die daarop inbreuk maakt
optreden
o Het zakelijk recht blijft rusten op, volgt de zaak bij wie deze ook is.
• Publiciteitsvereiste bij overdracht of vestiging van zakelijke rechten op registerzaken (Register).
• Anciëniteitsbeginsel, dat met zich brengt, dat een rechthebbende op een ouder zakelijk recht
een later ontstaan zakelijk recht op diezelfde zaak mag negeren.
Het meest omvattende recht dat men op een zaak kan hebben is het eigendomsrecht. Een eigenaar
kan bepaalde groepen eigendomsbevoegdheden uit zijn eigendomsrecht afsplitsen en die aan een
ander rechtssubject overdragen zodat diegenen een beperkt zakelijk recht hebben.
• Recht van eigendom: Een eigenaar zal normaliter zijn eigendom beheren. Ook is de eigenaar
bevoegd om over de zaak te beschikken (verkopen en eigendomsoverdracht).
• Recht van erfdienstbaarheid: Een erfdienstbaarheid is een last waarmee een onroerende zaak
ten behoeve van een andere onroerende zaak is bezwaard. Bijvoorbeeld een recht van
overpad, een waterloop of een kabel. Zo'n recht is een afhankelijk, beperkt zakelijk recht.
Afhankelijk omdat het zo verbonden is aan een ander recht dat het niet zonder dat andere
recht kan bestaan. Een recht van erfdienstbaarheid ontstaat meestal door vestiging. De
rechten en plichten voortvloeiend uit dit recht gaan bij latere rechtsopvolging met het
eigendomsrecht op de zaak mee.
• Recht van opstal: Het recht van opstal is een beperkt zakelijk recht om in een onroerende zaak
van een ander gebouwen, werken of beplantingen in eigendom te hebben. Zo wordt de regel
van natrekking doorbroken en is de eigenaar van de grond niet meer de eigenaar van de
gebouwen, beplanting, etc.)
• Recht van erfpacht: Erfpacht is het beperkt zakelijk recht om een onroerende zaak van een
ander gedurende lange termijn te houden en te gebruiken. Na het einde van de erfpacht heeft
de voormalige erfpachter recht op vergoeding van de waarde van nog aanwezige gebouwen,
werken en beplantingen, die door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de
eigenaar tegen vergoeding de waarde zijn overgenomen. Ook kan in de akte van vestiging
wordt bepaald dat de erfpachter geen recht heeft op de in het eerste lid bedoelde vergoeding.
• Recht van vruchtgebruik: Vruchtgebruik is een beperkt recht op goederen, waarvan een ander
eigenaar is, om die te gebruikten en daarvan de vruchten te genieten. De vruchtgebruiker mag
de in vruchtgebruik gegeven goederen in feitelijke zin gebruiken en hij wordt eigenaar van de
vruchten. Kenmerkend voor dit beperkte recht is dat het maximaal kan worden gevestigd voor
de duur van het leven van de vruchtgebruiker.
• Recht van hypotheek: Hypotheek is een afhankelijk, beperkt zakelijk zekerheidsrecht dat een
schuldenaar ten behoeve van zijn schuldeiser kan vestigen op een registergoed. Het recht is
verbonden aan een ander persoonlijk recht, namelijk het vorderingsrecht van de schuldeiser.
Verder is het een zekerheidsrecht: De schuldeiser is er zeker van dat de schuld wordt betaald.
• Recht van pand: Pandrecht is een afhankelijk, zakelijk beperkt zekerheidsrecht dat een
schuldenaar ten behoeve van zijn schuldeiser kan vestigen op een niet-registergoed.
H9 Vermogensrecht; verbintenissenrecht
Het verbintenissenrecht heeft betrekking op rechtsverhoudingen van vermogensrechtelijke aard van
natuurlijke en rechtspersonen tot andere rechtssubjecten. De term verbintenis wordt in twee
betekenissen gebruikt: