Vennootschaps- en Rechtspersonenrecht
Week 1 – Contractuele vennootschappen
Personenvennootschappen De Maatschap, De VOF en de CV bezitten geen rechtspersoonlijkheid:
- Vennoten zijn dus persoonlijke dragers van rechten en verplichtingen;
- Vennoten dragen persoonlijk de verliezen;
- Het vermogen behoort toe aan de vennoten persoonlijk;
- Maar het vermogen is wel ‘afgescheiden’.
Zij zijn contractuele vennootschappen ofwel, personenvennootschappen.
Personenvennootschappen zijn contractuele samenwerkingsverbanden. Zij hebben als karakter dat
je het aangaat met het oog op specifieke kenmerken en eigenschappen van je wederpartij
Noemen we intuiti personae. Als gevolg: als een v/d vennoten uittreedt, dat in principe de gehele
vennootschap wordt ontbonden en als er een nieuwe vennoot intreedt, dat er dan een nieuw
contract moet worden opgesteld.
Oprichting van de personenvennootschappen is vormvrij: hoeft niet schriftelijk, en dus ook niet bij
notariële akte. Er moeten dus onderling afspraken gemaakt worden in de overeenkomst. Er is weinig
dwingend recht.
De personenvennootschap is een benoemde overeenkomst Dat wil zeggen dat de wetgever
daarvoor een eigen wettelijke regeling heeft gemaakt. Benoemde overeenkomsten hebben
specifieke kenmerken/eigenschappen. Dus iedere overeenkomst die benoemd is, heeft zijn eigen
kenmerken, als je aan deze kernmerken voldoet dan ben je dus een (…)overeenkomst. ‘
Welke personenvennootschappen heb je?
- De maatschap Art 7A:1655 BW
- De VOF Art 16 WvK
- De CV Art 19 WvK
De Maatschap
De maatschap wordt wel de grondvorm v/d personenvennootschappen genoemd:
- De VOF Art 16 WvK is een namelijk ook een maatschap, maar een bijzondere, namelijk
een maatschap tot de uitoefening v/h bedrijf onder gemeenschappelijke naam.
- De C.V. Art 19 WvK kan net als de VOF worden omschreven als de maatschap die is
gericht op de uitoefening van een bedrijf onder een gemeenschappelijke naam. Verschil
tussen de CV en de VOF is echter dat een of meer vennoten niet jegens derden aansprakelijk
zijn voor de schulden v/d vennootschap Namelijk de stille/commanditaire vennoot
Geldschieter.
2 varianten maatschappen:
- Stille maatschap Die niet onder gemeenschappelijke naam onder het rechtsverkeer
deelneemt. Als die gericht is op beroep of op bedrijf, dan blijft het nog steeds een stille
maatschap, maar op het moment dat je een gemeenschappelijke naam gaat gebruiken dan
wordt je een openbare maatschap
- Openbare maatschap De maatschap die onder gemeenschappelijke naam naar buiten toe
treedt. Kan alleen in de sfeer van het vrije beroep Artsen, tandartsen, advocaten, fysio
etc. maar niet hoveniers.
,De wettelijke vereisten/kenmerken om te spreken van een personenvennootschap: Art 7A:1655 BW
- Contractuele samenwerking De partijen die een vennootschapscontract aangaan
verplichten zich in te zetten voor de verwezenlijking v/d doelstelling v/d vennootschap. Geldt
ook als er in de ovk geen non-concurrentiebeding is opgenomen Koghee
o Min of meer duurzaamheid De samenwerking moet niet eenmalig zijn, maar een
zekere duurzaamheid hebben.
o Op voet van gelijkheid Dit wil niet zeggen dat alle vennoten exact dezelfde
rechten en bevoegdheden hebben, maar dit wil zeggen dat er geen
gezagsverhouding is tussen de vennoten. Voor het nemen van een besluit is in
beginsel instemming van alle vennoten vereist.
- Met inbreng door de vennoten Je stelt iets, voor de duur v/d vennootschap, als middel ter
beschikking aan de gezamenlijke vennoten om het vennootschapsdoel te verwezenlijken.
Dus in principe, alles wat bijdraagt aan een succesvolle vennootschap. Inbreng kan bestaan
uit: geld, goederen, genot van goederen en arbeid Art 7A:1662 BW
o Bij inbreng van goederen: vennoten worden mede-eigenaren, want moet worden
overgedragen aan medevennoten. Waardeverandering/risico is voor de
vennootschap.
o Bij inbreng van het genot/gebruiksrecht van de goederen: geen mede-eigendom, je
blijft als enige gewoon eigenaar v/h goed.
Inbreng van economische eigendom Samen met het genot v/h goed
wordt ook de waarde v/h goed ingebracht. Eigendom blijft berusten bij de
inbrengende maat/vennoot. Waardeverandering/risico is voor de
vennootschap.
Inbreng van zuiver genot van goederen Hier breng je het gebruiksrecht in
en kan je verder afspreken dat eventuele waardeverminderingen komen
voor de inbrengende vennoot. Goed blijft voor rekening/risico van inbrenger.
Voorbeeld:
o Waarde goed bij inbreng = 1000;
o Waarde bij ontbinding = 1500
Inbreng (economische) eigendom;
500 winst, te delen dor de vennoten (verlies zou door alle vennoten moeten
worden gedragen)
Inbreng zuiver genot;
500 waardestijging is voor inbrengende vennoot (verlies zou ook voor zijn
eigen rekening zijn)
- Gericht op het behalen van materieel voordeel Behalen van winst, maar kan ook zijn een
samenwerking tot besparing van kosten.
- Ter verdeling onder de deelnemers Elk v/d vennoten moet een aandeel hebben in de
winst. Art 7A:1672 BW: het is verboden om maar aan één vennoot alle voordeel toe te
kennen.
o Het winstaandeel van elk v/d vennoten kan wel bij overeenkomst worden bepaald,
bijv. naar evenredigheid van ieders inbreng.
o Wordt er niks afgesproken, dan vult art 7A:1670 BW de leemte.
Vennootschapsvermogen
- Vermogen in economische zin Alles wat de vennoten, ten behoeve van de samenwerking,
hebben ingebracht. Bevat ook de inbreng van arbeid en genot van een zaak.
- Vermogen in juridische zin De goederenrechtelijke gemeenschap tussen de vennoten:
omvat slechts die vermogensbestanddelen die aan de vennoten gezamenlijk toebehoren.
,Biek Holding M.b.t. afgescheiden vermogen HR: (Openbare) Maatschap heeft ook een
afgescheiden vermogen Vermogen v/d maatschap zelf.
Het afgescheiden vermogen kan je alleen aanspreken op het moment dat er bevoegd gehandeld is.
Bij onbevoegd handelen is de VOF niet gebonden en ben je dus een privécrediteur van de
onbevoegde handelende vennoot.
Het vennootschapsvermogen heeft een gebonden karakter Vennoten moeten dat vermogen
alleen gebruiken voor een bepaald doel.
- Als je het inbrengt in een doelgericht vermogen, dan kan je als vennoot niet meer over dat
goed beschikken en ook niet over je aandeel in een afzonderlijk goed, althans niet zonder de
instemming van alle vennoten. Je bent dus niet vrij om over het goed te beschikken omdat
het bestemd is tot het doel, en je kan dus ook niet beschikken over het aandeel.
Bestuur van de vennootschap
Bij bestuurshandelingen moet je onderscheid maken tussen:
- Beheershandelingen Art 7A:1676 BW Handelingen die passen in de normale,
dagelijkse gang van zaken v/d maatschap. Bij beheershandelingen gaat de wetgever ervan uit
dat de vennoten onder elkaar over en weer een volmacht hebben gegeven.
Beheershandelingen hebben ALLEEN te maken met de interne verhouding.
- Beschikkingshandelingen Alle handelingen die niet in de categorie beheershandelingen
vallen, dus handelingen die niet tot de normale, gebruikelijke verrichtingen v/d
vennootschap behoren. Betreffende beschikkingshandelingen zijn vennoten slechts
gezamenlijk bevoegd.
Interne verhouding:
Afspraken die de vennoten onderling hebben gemaakt. De derde heeft niks met de interne
verhouding te maken.
Als we vragen naar de interne verhouding dan vragen we naar:
- Komt het voor rekening van ….
- Het woord ‘’bijdragen’’
Het gaat er bij de interne verhouding om de vraag of het een beheershandeling is of niet Art 7A:
1676 BW. Beheerhandelingen zijn handelingen die passen in de normale gang van zaken. Bij
beheershandelingen gaat de wetgever ervan uit dat de vennoten onder elkaar over en weer
volmacht hebben gegeven. Beheershandelingen hebben ALLEEN te maken met de interne
verhouding.
Bij personenvennootschap verbindt je jezelf altijd persoonlijk. Maar kunnen de andere vennoten ook
aangesproken worden? Alleen als het een beheerhandeling is en volmacht is gegeven. Bij
beschikkingshandeling moet de vennoot zelf de kosten dragen.
Winst en verlies
Recht op winst en verplichting om aan verlies bij te dragen is ook een onderdeel v/d interne
verhouding.
Winst Naar rato van ieders inbreng, maar je kan afwijken (regelend recht).
Verlies Naar rato van inbreng, maar je kan afwijken (regelend recht)
Externe verhouding:
Als er wordt gevraagd naar de externe verhouding wordt er gevraagd naar:
- Wie is aansprakelijk
- Wie kan worden aangesproken
- Is de vennootschap gebonden
, Gaat telkens om de vraag, wie bevoegd is om namens de VOF overeenkomsten aan te gaan met
derden. Bij de externe verhouding gebruiken we art 17 en art 18 WvK.
- Voorbeeld: VOF 3 (A,B,C) vennoten hebben een onderneming Schildersbedrijf Kopen
materiaal bij X (derde). Verhouding tussen VOF en derde noemen we de externe verhouding.
Bij de Maatschap heb je een volmacht nodig, heb je geen volmacht dan ben je in beginsel onbevoegd
en verbindt je in principe alleen jezelf. De volmacht zit in art 7A:1681 BW. Bij externe verhouding
gaat het dus om de vraag naar de bevoegdheid. Als er sprake is van een onbevoegde
vertegenwoordiging dan kun je nog altijd kijken naar de volgende 3 gevallen:
- Schijn van volmacht Art 3:61 lid 2 BW Schijn moet gewekt zijn door de VOF op het
moment v/d overeenkomst, of er voor. Moet niet door degene opgewekt zijn die de
handeling heeft verricht! Kort gezegd: degene (de anderen) die bevoegd zijn om te handelen
die hebben aangegeven dat hij (degene die eigenlijk niet bevoegd was) een volmacht heeft,
impliciet of expliciet.
- Bekrachtiging Art 3:69 BW Altijd achteraf, rechtshandeling is al verricht er is een
probleem mee, kan stilzwijgend of mondeling.
- Baattrekking Art 7A: 1681 BW Door de handeling is de maatschap bevoordeeld. Kom
je nauwelijks toe, want moet echt gaan om netto voordeel, het is opeens veel meer waard, of
gratis gekregen.
Als er sprake is van een van deze 3 gevallen, dan kan de crediteur ook de andere maten, dan de
onbevoegd handelende maat, aansprakelijk stellen.
Je gaat alleen naar deze 3 als je hebt geconcludeerd dat er ONBEVOEGD vertegenwoordigd is. Op het
tentamen als je aangeeft dat er sprake is van een onbevoegde vertegenwoordiging even deze 3
nalopen.
Biek Holdings mede-verbondenheid v/d vennoten HR: Art 7A:1679-1681 BW brengen mee dat
degene die geen partij waren bij een verbintenis die door de maatschap is aangegaan, maar wel maat
waren op het moment dat door de maatschap wanprestatie wordt gepleegd, voor gelijke delen
persoonlijk voor die schade aansprakelijk zijn.
Als hoofdregel geldt dat het uittreden van een vennoot tot gevolg heeft dat de maatschap algeheel
wordt ontbonden, want het is een contractuele samenwerkingsverband. Echter kan er ook sprake
zijn van partiele ontbinding, dit gebeurt door middel van een voortzettingsbeding die vaak in de
maatschapsovereenkomst is opgenomen. Dit voortzettingsbeding houdt in dat de overblijvende
vennoten de maatschap dan voortzetten. Moeten wel minimaal 2 vennoten zijn, anders is
voortzetting niet mogelijk, want er is geen samenwerkingsvorm meer. Daarnaast is er ook een
vermogensbeding, deze geeft de uittredende vennoot slechts aanspraak op een vergoeding in geld
voor het aandeel in het vermogen v/d maatschap.
De vermogensbeding kan worden onderscheiden in: verblijvingsbedingen met goederenrechtelijke
werking, toedelingsbedingen en overnemingsbedingen. Verblijvingsbedingen en toedelingsbedingen
hebben betrekking op goederenrechtelijk gemeenschappelijke goederen, zijn verdelingsbedingen.
De Vennootschap onder Firma (VOF)
De VOF is de maatschap tot de uitoefening van een bedrijf onder een gemeenschappelijke naam
aangegaan Art 16 WvK. De vereisten voor totstandkoming v/d maatschap gelden ook bij de VOF.
De VOF is ook een vormvrije overeenkomst. Indien niet het bestaan v/d vof kan worden aangetoond,
kan nog wel het bestaan van een maatschap worden bewezen. Voor derden maakt het, gezien de
hoofdelijke aansprakelijkheid v/d vennoten en het afgescheiden vermogen v/d vof, wel uit of er
sprake is van een maatschap of een vof.
Onderscheid tussen de VOF en de maatschap: