Aardrijkskunde - HOOFDSTUK 1
Voorkennis:
Arbeidsintensief: productieproces waarbij veel arbeid wordt ingezet per product.
Armoedegrens: inkomen dat je nodig hebt om in je basisbehoefte te kunnen
voorzien.
Bevolingsgroei: Toename van de bevolking in een bepaalde periode. De toename kan
het gevolg zijn van geboorteoverschot, een vestigingsoverschot of een combinatie.
BRIC(S): Akorting Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika. Zij hadden een snelle
economische groei tussen 2000-2012.
Gini-coëfficiënt: een maat om sociale ongelijkheid te meten, loopt van 0 (volledige
gelijkheid) tot 1 (volledige ongelijkheid).
Handelsbalans: overzicht van de waarde van geëxporteerde en geïmporteerde
goederen van een land.
Informele sector: Het niet-officiële deel vd economie van een land. De opbrengsten
hiervan worden niet v geschat opgemomen in statistieken, ook wel scharreleconomie
genoemd.
Megastad: stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Vergrijzing: toename van ouderen (>65 jaar)
Welzijn: de rijkdom van een land op basis van levensomstandigheden zoals
gezondheid, scholing en voedsel. Oftwel; maatschappelijke welvaart.
1.1 Patronen: verschillen in welvaart
Er zijn drie manieren om welvaart te meten:
- Bruto binnenlands product per inwoner -> hiermee tel je de waarde van alle
goederen en diensten bij elkaar op en deel je door aantal inwoners.
- Samenstelling vd beroepsbevolking -> deel vd bevolking dat tegen betaling een
beroep uitoefent, dit wordt verdeeld in primair, secundaire en tertaire.
- VN-ontwikkelingsindex -> hierbij wordt naast inkomen nog op levensverwachting en
analfabetisme gelet. Dit loopt van 1 (goed) tot 0 (slecht).
Maar het meten van de welvaart is lastig door een aantal problemen:
1 Voor één dollar kan je in het ene land meer kopen dan het andere. Maar hiervoor is
de koopkracht bedacht: je vergelijkt en als het verschil tussen de koopkracht en het
bbp gelijk is, is de welvaart ook gelijk.
2 Informele sector telt niet mee. In arme landen is de informele sector van groot
belang en dus is het veel beter dan dat de cijfers zeggen.
3 Grote inkomensverschillen waardoor het bbp/hoofd niet meer betrouwbaar is.
4 Regionale ongelijkheid waardoor bbp/hoofd ook niet meer betrouwbaar is. In het
oosten kan het namelijk veel hoger zijn dan in het westen.
De welvaart is slecht verdeeld in de wereld, je kunt de landen in 3 hoofdgroepen
delen; 1 centrum (flinke groei in laatste 20 jaar), 2 semiperiferie (onderscheid is arm
en rijk, 3 periferie (armste landen). Deze 3 vormen een wereldsysteem.
, 1.2 Patronen: bevolkingsspreiding en cultuurgebieden
De bevolkingsspreiding is zeer onregelmatig verdeeld, gemiddeld is de bevolkings
dichtheid 50 inwoners per km. De hele wereldbevolking woont op 10% van de aarde.
Er zijn 4 dichtbevolkte gebieden die opvallen: 1 Zuid-Azië, 2 West-Azië, 3 West-Europa
en 4 VS Oosten.
De verklaring:
1 Natuurlijke mogelijkheden. Denk aan klimaat, vruchtbare bodem, water, bergen.
2 Ligging. Denk aan economische kerngebieden, infrastructuur.
3 Koloniaal verleden. In vroeger gekoloniseerde gebieden concentreert de bevolking
zich op de kust.
Het westerse cultuurgebied heeft de grootste oppervlakten maar de chinese de
meeste leden. Cultuur is een breed begrip maar we kijken vooral naar sporen in de
landschap. Taal en godsdienst zijn de twee belangrijkste elementen. Diffusie is de
verspreiding van cultuurelementen. Als dat nieuwe element dan wordt aangepast
heet het cultuurvermenging of acculturatie. Hierbij spelen toerisme, migratie en
communicatiemiddelen een rol.
1.3 Patronen: de politieke en sociale wereldkaart
De manier waarop een staat wordt bestuurd, blijkt uit het politieke stelsel. Gelet op
democratisch gehalte zijn er 3 vormen:
1 Democratie -> vrije verkiezingen voor burgers, bijna helft vd landen heeft dit.
2 Beperkte democratie -> bevolking wordt gecontroleerd door overheid, stemrecht
maar ze mogen vaak alleen stemmen op één of twee gecontroleerde partijen.
3 Dictatuur -> land wordt bestuurd door één partij of een dictator. Mensenrechten
worden er met voeten bestreden en opposities worden onderdrukt.
Na de Koude Oorlog is de politiek minder overzichtelijk geworden. Het vroegere
bipolaire systeem in VS en SU is meer multipolair geworden, een tegengewicht voor
de grootmachten op dit moment zijn de kleinere landen met regionale
samenwerkingsverbanden. Het democratische gehalte is toegenomen sinds de val
van de muur, maar er is nog lang niet overal vrijheid.
1 vd belangrijkste welzijnindex elementen is de alfabetiseringsgraad. Die graad daalt
maar alsnog gaan 1 op de 8 kinderen niet naar school en nog meer mensen verlaten
school na een paar jaar, vooral meisjes. Dit heeft te maken met armoede, oorlog en
politieke onrust. En als kinderen naar school gaan is nog van de kwaliteit te spreken.
1.4 Samenhang: ontwikkeling en werk
Economische geschiedenis vd wereld heeft 3 ingrijpende veranderingen:
1 de agrarische revolutie
2 de industriële revolutie