ANESTHESIOLOGIE – COMPLEX INTENSIEVE ZORG
Inhoudsopgave
Farmacologie (herhaling)............................................................................................................................... 2
Autonome zenuwstelsel beïnvloedende en aanverwante farmaca..................................................................5
Transfusiebeleid.......................................................................................................................................... 22
De oudere patiënt met meerdere aandoeningen..........................................................................................34
Vaatchirurgie (carotis & AAA)....................................................................................................................... 39
Cardioanesthesie......................................................................................................................................... 46
Thoraxanesthesie......................................................................................................................................... 63
Anesthesie bij traumatologie....................................................................................................................... 73
Kinderanesthesiologie.................................................................................................................................. 83
Kinderen in de anesthesie...................................................................................................................................83
Anesthesie bij kinderen.......................................................................................................................................88
Kinderen in soorten en maten............................................................................................................................92
Postoperatief......................................................................................................................................................97
Les 1
- Bloed & stolling – Hoofdstuk 9.
- Kwetsbare ouderen - geen leeswerk.
Les 2:
- Cardio-anesthesie – Hoofdstuk 20.
- Thoracale anesthesie – Hoofdstuk 20.
Les 3:
- Neuro-anesthesie – Hoofdstuk 22.
- Trauma - geen leeswerk.
- Vaatchirurgie (carotis en AAA) – Hoofdstuk 19 (2.6 samengevat)
Les 4:
- Kinderanesthesiologie – Hoofdstuk 17 & 37.
1
,Farmacologie (herhaling)
- Inotropica, vasodilatantia, (para)sympathicomimetica, cardioselectieve
bètablokkers, digitalis en dantroleen herhalen!
- Hoofdstuk 10 – paragrafen 9, 10 en 11 – klinische anesthesiologie
(Noordzij 2017).
Inotropica medicijnen die het hart ondersteunen door de pompkracht van
het hart te vergroten.
- Indicatie: hartfalen de pompkracht van het hart is dan verlaagd.
- Meeste gebruikte: dobutamine & milrinone.
- Zijn erg snel uitgewerkt worden daarom vaak via de pomp
toegediend.
Milrinone = verhoogt de calciumconcentratie in de hartspiercellen, waardoor ze
beter kunnen samentrekken. Ook verwijdt het de bloedvaten, waardoor de druk
waar tegenin het hart moet pompen wat lager is.
Dobutamine = verbeterd de knijpkracht van het hart, waardoor het hart wordt
ondersteund om voldoende bloed rond te pompen.
Vasodilatantia zijn geneesmiddelen die de spiertonus van arteriën en/of
venen verlagen, waardoor een vaatverwijdend effect optreedt.
Indicatie: voor het verlagen van de preload of afterload van het hart, of eventueel
het creëren van gecontroleerde hypotensie.
- bedreigende hypertensie, asthma cardiale en myocardischemie.
Kunnen onderverdeeld worden in:
1. primair veneus = nitroglycerine bij myocardischemie & hartfalen.
Veneuze dilatatie leidt tot een toename van de capaciteit van het
vaatbed, waardoor er pooling van bloed ontstaat, de veneuze return naar het
hart vermindert en de vullingsdruk & einddiastolische volume nemen af.
2. arterieel = fentolamine
Verminderd de pompweerstand voor de LV & gaat gepaard met een
afname van de einddiastolische wandspanning (afterloadreductie)
zuurstofverbruik ventrikel neemt af.
3. veneus of arterieel = nitroprusside en ketanserine.
Parasympathicomimetica = cholinergica groep medicijnen die de
spaninning (tonus) van de wand van holle organen (maag, darm, galwegen,
blaas) verhoogt. Ze bootsen de activiteit van het parasympatische zenuwstelsel
na.
- bijvoorbeeld carbacol & acetyl-choline-esterase-remmers remmen de
afbraak van acetylchooline en versterken of verlengen zo het effect van de
parasympathicus.
- stimuleren de muscarine-receptoren van spieren en klieren.
Sympathicomimetica = adrenergica na bootsen van de effecten van de
catecholamine, doordat ze de alfa- en bètareceptoren (adrenerge receptoren)
stimuleren.
- adrenerge receptoren zijn het aangrijpingspunt van catecholamine =
hormonen van het sympathische zenuwstelsel.
2
, - beide receptoren zitten in verschillende organen, waarbij hun functie
afhankelijk is van het orgaan.
Worden onderverdeeld in 3 groepen:
1. natuurlijke catecholamine = epinefrine, norepinefrine en dopamine
2. synthetische catecholamines = dobutamine en isoprenaline
3. synthetische niet-catecholamines = fenylefrine (direct werkend) en efedrine
(indirect werkend).
Alfareceptoren (I & II) bevinden zich in de veneuze & arteriële bloedvaten.
Werking: stimulatie leidt tot vasoconstrictie & stijging van de RR door
verhoging preload (veneuze vasoconstrictie) & verhoging afterload (arteriële
vasoconstrictie) van het hart.
- RR-stijging kan gepaard gaan met reflexmatig afname van de HF & daling CO.
- Langdurige vasoconstrictie gaat ten koste van de doorbloeding van perifere
weefsels.
Bèta-I-receptoren bevinden zich in spier- en geleidingsweefsel van het
hart.
Werking: stimulatie werkt positief inotroop, chronotroop en dromotroop.
- inotroop = toename van de contractiliteit van hartspierweefsel met
verhoging van het slagvolume.
- chronotroop = verhoging van de automaticiteit van de sinusknoop.
- dromotroop = versnelling van de prikkelgeleiding via AV-knoop, bundel
van HIS en purkinjevezels.
- De hogere HF & toename slagvolume lijden tot een stijging van de CO.
Bèta-II-receptoren bevinden zich in de aders & slagaders.
Werking: stimulatie leidt tot perifere vasodilatatie hierdoor wordt de
afterload van het hart gereduceerd, stijgt het slagvolume en neemt de CO toe.
- Bevinden zich ook in de gladde spiercellen van de bronchiën belangrijke rol
bij het behandelen van een bronchospasme.
Cardioselectieve bètablokkers deze blokkeren de bèta I & II receptoren.
Hierdoor neemt de gevoeligheid van het weefsel voor adrenerge prikkeling (door
catecholamines) af.
- indicaties: AF, hartfalen, HT, hyperthyreoïdie, migraine.
- eindigt op -lol.
- relatieve frequente bijwerkingen: bradycardie, (orthostatische)
hypotensie, koude handen & voeten, vermoeidheid, slaapstoornissen,
depressie, duizeligheid.
Digitalis/ digoxine versterkt de knijpkracht van het hart & verlaagd de HF.
- indicatie: AF (verlaging hartritme) of chronisch hartfalen.
Dantroleen antagoneert de instroom van calcium in de spiercel via de
ryanodinereceptor.
- Grijpt direct aan op de oorzaak van MH!
- Het is een poedervorm en moet opgelost worden
Plasmahalveringtijd: ongeveer 12 uur.
Metabolisatie: deels plaats in de lever.
Klaring: via nieren & feces.
3
, Gebruik is geassocieerd met een risico van het optreden van spierzwakte,
hemodynamische instabiliteit, tachycardie, hartfalen, longoedeem,
ademhalingsdepressie en hepatitis.
Dosering:
- 1-2 mg/kg IV, om de 5 minuten herhalen tot adequaat effect (maximaal 10
mg/kg).
4