Thema 6 Ischemie
Week 21 De ademhaling
De student kan:
1. Op hoofdlijnen de normale (radiologische) anatomie van de thorax, de longen en de
onderste luchtwegen beschrijven
2. De fysiologie van de verschillende onderdelen van de ademhaling beschrijven
3. Het ontstaan van veel voorkomende vormen van verhoogde ademarbeid uitleggen
4. De pathofysiologie, symptomen en (in grote lijnen) de behandeling van het klinisch
beeld van de patiëntpresentatie beschrijven en interpreteren.
Onderdelen respiratoire systeem
• Neus en paranasale sinussen
• Farynx en subdivisies (nasofarynx,
orofarynx en laryngofarynx)
• Larynx met trachea inferior
• Trachea
• Bronchi, bronchioli, alveolaire gangen
en 300-600 miljoen alveoli (90 m2)
• Longen
5 functies respiratoire systeem:
1. Filteren en verwarmen lucht in en uit
de longen
2. Oppervlakte voor gasuitwisseling met
het bloed
3. Regulatie pH en lichaamsvloeistoffen
4. Betrokken bij vocalisatie
5. Helpt olfactorisch systeem met
geurdetectie
Pleurale ruimtes
De thorax is verdeeld in een rechter pleurale
ruimte, een linker pleurale ruimte en een
mediastinum (tussen de pleurale ruimtes). De
longen liggen in de pleurale holte, wat omlijnt is
met een viscerale pleura om de longen en een
pariëtale pleura om de thoraxwand, diafragma en
het hartzakje (pariëtalis is glimmende laag en
scheidt mediastinum van pleuraholten) De pleura
bestaat uit bindweefsel met eenvoudig
plaveiselepitheel.
,De longen
Apex: superior deel van bovenste
lob die uitsteekt tot in de
nekwortel (cupula; boven de
clavicula).
Hilum: gebied gelegen aan het
mediale aspect waardoor
mediastinale structuren
(bronchus, vaten, zenuwen,
lymfevaten) de long
binnenkomen en verlaten. Zit
hiermee aan trachea en hart
verbonden.
Costaal: anterieure, laterale en
posterieure aspecten van de long
die in contact staan met de
costale elementen de thoraxkooi.
Diafragmatisch: inferior deel van
de long dat in contact staat met
het onderliggende diafragma. Het
diafragma wordt boven bedekt
door de pariëtale pleura en onder
door het peritoneum.
Structuur Definitie
Koepel (cupula) Koepel van de cervicale pariëtale pleura die
zich uitstrekt boven de eerste rib
Pariëtale pleura Membraan dat het costale, mediastinale,
diagfragmatische en het cervicale (cupula)
borstvlies omvat.
Pleurale reflecties Punten waar de pariëtale pleura’s
weerkaatsen op een oppervlak en zich
uitstrekken naar een ander oppervlak (bijv.
costaal naar diafragmatisch
Pleurale uitsparingen (recessen) Reflectiepunt waar de long niet volledig in
de pleurale ruimte uitsteekt (bijv.
costodiafragmatisch, costomediastinaal)
Structuur Kenmerken
Lobben 3 lobben rechterlong, 2 lobben linkerlong
Horizontale fissuur Alleen rechterlong (scheiding boven- en
onderkwab), tot 4de rib
Schuine (oblique) fissuur Beide longen, tot T2-T3 tot 6de costale
kraakbeen anterieur. In linkerlong fissuur
, tussen boven- en onderkwab, in
rechterlong fissuur tussen boven- en
middenkwab van de onderkwab.
Impressies Aanliggende structuren, in vaste longen
(hart, aortaboog, aorta descendes,
oesophagus, vena cava superior)
Lingula (tongetje) Tong-gevormde kenmerk linkerlong
Cardiale inkeping/notch Inkeping voor het hart in linkerlong
Pulmonaire ligament Omslagplooi van pariëtaal pleura hangend
aan het hilum waar de viscerale pleura
overgaat in de pariëtale pleura.
Bronchopulmonaire segment 10 functionele segmenten in elke long die
worden bevoorraad door een segmentale
bronchus en een segmentale slagader van
de longslagader
De bronchiale circulatie komt van de
aorta descendes. Het parenchym van
de longen wordt doorbloed met de
kleine bronchiale slagaderen met een
dunne wand en iets glad spierweefsel.
Veel van het bloed keert via longaders
terug naar het hart, maar er verzamelt
zich ook een deel in kleine bronchiale
aders die uitmonden in het
azygosysteem van aders. De
lymfedrainage van beide longen is
naar de pulmonale en
bronchopulmonaire lymfeknopen. De
lymfe wordt vervolgens afgevoerd
naar tracheobronchiale knopen bij de
tracheale bifurcatie en naar de rechter
en linker paratracheale knopen. De
kanalen liggen tussen de alveolaire
cellen en pulmonaire arteriolen.
Innervatie autonome ZS
• Sympathische bronchus
verwijdende zenuwen:
ontspanning gladde spieren, vernauwing longvaten en remmen secretie alveolaire
klieren van bronchiale boom. Komen voort uit bovenste thoracale
ruggenmergsegmenten (T1-T4).
• Parasympatische bronchus vernauwende zenuwen: trekken bronchiale gladde
spieren samen, verwijden longvaten en initiëren secretie van alveolaire klieren.
Komen uit nervus vagus (zenuw X).
• Viscerale afferente zenuwen van nervus vagus naar CZS zijn reflexief en geven
impulsen door van het bronchiale slijmvlies, spieren, bindweefsel rekreceptoren
, (Hering-Breuer), drukreceptoren slagaderen en chemoreceptoren (pH,
bloedglasgehalte). Pijn (nociceptief) gaat via sympathische zenuwen terug naar de
bovenste thoracale ruggenmergniveaus.
Structuur Kenmerken
Trachea Enkele middellijn luchtweg anterieur aan de
oesophagus en posterior aan de aortaboog.
Ondersteund door 16-20 C-vormige
kraakbeenringen. Splitst bij de carina in
rechter en linker bronchus.
10 cm lang en 2 cm diameter.
Bronchi Verdeelt zich in een linker en rechter
bronchi bij de sternale hoek van Louis.
Rechter bronchus Korter, wijder en meer verticaal dan de
linker bronchus. Hierdoor ook vaker
aspiratie in rechter bronchus.
Carina Kielachtig kraakbeen bij bifurcatie luchtpijp
Secundaire bronchi Aanvoer lobben elke long (3 rechts, 2 links)
Tertiaire bronchi Aanvoer bronchopulmonaire segmenten
(10 voor elke long) met kraakbeen, mucus-
secreterende klieren, glad spierweefsel,
cilia- endocriene en slijmbekercellen.
Primaire bronchioli Komen uit tertiaire bronchi en eindigen in
longzakjes (alveoli), geen kraakbeen.
Bestaat uit cilia en Clara cellen (surfactant)
en heeft een spierlaag.