Week 6 Verplichtingen bij schade en eigen schuld I (opzet)
Jurisprudentie
Polygram-arrest (HR 17 februari 2006, NJ 2006/378, m.nt. MMM): het ging in deze zaak om
een video, uitgebracht door Polygram, waarin bokser McGuigan zich beledigend had
uitgelaten over boksmanager Eastwoord. Deze sprak Polygram in rechte aan, maar
uiteindelijk werd de zaak geschikt voor 650.000 UK pond. Een van de rechtsvragen was of
Polygram het door haar betaalde schikkingsbedrag kon vorderen van Royal, haar
aansprakelijkheidsverzekeraar, ondanks diens beroep op een hier toepasselijk vervalbeding
wegens te late melding. Hof Den Haag was van oordeel dat het beroep van Royal op ‘late
notification’ in de omstandigheden van het geval inderdaad naar maatstaven van redelijkheid
en billijkheid onaanvaardbaar is voor zover Royal daarop de gehele claim van Polygram zou
willen laten stranden’. Het Hof paste een korting toe van 10%. De HR sauveerde dit op art.
6:248 lid 2 BW gebaseerde oordeel van het hof: ‘het bestreden oordeel is in de kern
gebaseerd op de omstandigheid dat Royal c.s. slechts in zeer geringe mate zijn benadeeld
door de ‘late notification’ van de vordering van Eastwoord, welk na – deel volledig wordt
gecompenseerd door een aftrek toe te passen van 10% van het verzekerde bedrag. Door op
grond hiervan het beroep van Royal c.s. op art. 1.1 van de polis naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te achten, heeft het Hof niet blijk gegeven van een
onjuiste rechtsopvatting. Art. 6:248 lid 2 BW heeft immers ook betrekking op
verzekeringsovereenkomsten.’
TROS (HR 5 oktober 2007, NJ 2008/57, m.nt. MMM): De verzekeraar beriep zich op verval
van uitkering vanwege te late schademelding. Daarvoor geldt dat een verzekeraar dat alleen
kan doen als hij door die te late melding in een redelijk belang is geschaad. Toepassing van
de regel die inmiddels is vastgelegd in art. 7:941 lid 4 BW. De HR overwoog dat een
verzekeraar gemotiveerd moet stellen dat daadwerkelijk een redelijk belang is geschaad en
dat hij dit, na gemotiveerde betwisting, ook moet bewijzen.
Bierglas (HR 30 mei 1975, NJ 1976/572, m.nt. BW): een minderjarige jongen wordt met zijn
vrienden uit een café verwijderd. De jongen werpt, in zijn woede over de gang van zaken,
een bierglas dat hij in zijn had heeft tegen een hek. Splinters van het glas treffen het oog van
een slachtoffer. De jongen is meeverzekerd op de door zijn vader aangesloten
aansprakelijkheidsverzekering. De verzekering was van mening dat zij geen dekking hoefde
te verlenen, zijn beroepen zich op een clausule: “uitgesloten is de aansprakelijkheid van een
verzekerde voor schade die voor hem het beoogde of zekere gevolg is van zijn handelen of
nalaten.” De HR dacht hier anders over en oordeelde dat de schade veroorzaakt door het
voorwaardelijk opzet (bewust de aanmerkelijke kans aanvaarden dat de schade het gevolg is
an zijn handelen) wel viel onder de dekking van de aansprakelijkheidsverzekering. De HR
vond dit redelijk vanwege de aard van de aansprakelijkheidsverzekering die weliswaar door
de verzekerde is gesloten in zijn eigen belang, maar in feite tevens in het belang van
eventuele slachtoffer is.
Aegon/Van der Linden (HR 6 november 1998, NJ 1999/220): iemand wordt zwaar
mishandeld in een café. Gevolg is ernstig letsel aan het gezicht. De dader heeft een
aansprakelijkheidsverzekering en cedeert zijn vordering op Aegon aan het slachtoffer. De
verzekering bevat echter een clausule die dekking uitsluit in geval de verzekerde het
oogmerk had of het bewustzijn had dat zijn daad de (specifieke) schade die zich in concreto
voordoet teweeg zou brengen. Aan dit vereiste was in casu niet voldaan: de dader kon
moeilijk voorzien welk specifiek letsel zijn daad teweeg zou brengen. In dit verband was van
opzet als oogmerk of zekerheidsbewustzijn dan ook geen sprake. De verzekeraar kon hier
dus geen beroep doen op de schuldclausule.
De generieke opzet clausule die viel onder dit arrest was degene geformuleerd na het
bierglas-arrest. Maar de onderhavige clausule had een toepassingsprobleem. Hoewel het
, opzet mag worden afgeleid uit de omstandigheden van het geval bleek het bewijs voor het
vereiste causale verband tussen de gedraging van de verzekerde en de schade zoals deze
zich in concreto heeft voorgedaan een groot praktisch probleem. Dus de HR zei: de schade
valt onder de dekking van deze opzetclausule. Naar aanleiding van dit arrest werd er een
nieuwe opzetclausule ontworpen. Bij deze is opzet nu gericht op de gedraging in plaats van
de schade, zoals in de oude opzetclausule. Toch is ook hier weer een toepassingsprobleem:
wat valt er onder de term ‘opzettelijk’? Geen voorwaardelijk opzet dus.
Shaken Baby (HR 18 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:601): HR heeft in deze zak, waarin bij
een jongetje door het toedoen van zijn vader het zogenoemde shaken-babysyndroom is
ontstaan een belangrijk arrest gewezen over de opzetclausule: volgens de HR is voor
toepassing van de opzetclausule bij een schadevoorval uitgangspunt dat sprake moet zijn
van een opzettelijke en wederrechtelijke gedraging van verzekerde die objectief bezien
gericht is op het doen ontstaan van letsel of zaakschade, en waarbij het in feite toegebrachte
letsel of de zaakschade naar objectieve maatstaven als een te verwachten of normaal gevolg
van de desbetreffende gedrongen kan worden aangemerkt. Maar de HR laat ruimte voor
maatwerk. Onder omstandigheden kan worden geoordeeld dat de clausule naar haar
strekking desondanks niet van toepassing is. In r.o. 3.6.3. wordt vervolgens overwogen dat
het door elkaar schudden van het jongetje – ook al heeft de vader dat op zichzelf genomen
opzettelijk gedaan en is hij daarvoor strafrechtelijk veroordeeld – gelet op de
omstandigheden van het geval niet kan worden aangemerkt als het soort gedrag waarop de
opzet clausule blijkens toelichting het oog heeft, en dat in het licht van de maatschappelijke
functie van de AVP van de dader- en slachtofferbescherming, de opzetclausule in dit geval
buiten toepassing dient te blijven. Dus in casu: lang schudden aan baby: je kunt letsel
verwachten (objectieve toets). Dit valt onder de clausule. Als je hard aan baby schudt kun je
verwachten dat baby hersenletsel had. Maar: HR laat ruimte voor maatwerk, subjectieve test:
onder omstandigheden kan worden geoordeeld dat de clausule niet van toepassing is. wat
was van belang? Meneer ziet snel in dat wat hij aan het doen was niet oké is, subjectieve
omstandigheden zijn zodanig dat hier geen beroep op de clausule kan worden gedaan. Dus
1) objectieve toets en 2) als sluitstuk omstandigheden meenemen.
College
1. Verplichtingen bij schade, mede aan de hand van jurisprudentie
Bereddingsplicht
We hebben een aantal keer met elkaar al een tijdlijn gemaakt. Op een moment tijdens de
looptijd kunnen er dingen gebeuren, een van de dingen is dat er schade voordoet. Stel dat
schade zich voor doet op een gegeven moment. Wat de verzekeraar dan van je verwacht is
dat je voldoet aan je bereddingsplicht. Op het moment dat jij nu ziet dat een risico zich
verwezenlijkt of op handen is, en je kunt er wat mee, dan zou je moeten beredden. En
tegelijkertijd, als er dan wat gebeurd is, moet je het ook meteen melden bij je verzekeraar.
Deze twee verplichtingen zijn te vinden in artikelen. Wat Van Tiggele bijzonder vindt: je hebt
aan de ene kant de informatieverstrekkingsplicht in art. 7:941 BW, en de bereddingsplicht
staat in art. 7:957 BW. waarom staat dit voor? Omdat die in afdeling 1 staat, omdat die
zowel voor de schadeverzekering als voor de sommenverzekering geldt. De bereddingsplicht
daarentegen geldt alleen maar voor de schadeverzekering. Maar eerst ga je beredden, en
pas daarna ga je melden. Dus vandaar eerst op de beredding in en daarna op de
informatieverstrekking.
Art. 7:957 BW “Je bent verplicht om binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen”.
Wat mooi is aan dat systeem is dat de verzekeraar de kosten vergoed van die maatregelen.
Dat is los van de vraag of zo’n maatregel die je getroffen hebt, nut heeft gehad of niet. Daar