DEELTOETS 1
Hoorcollege Docent Boek en Leerstof n vragen
CEL 1 Bergman Alberts 5de editie: Chapter 18 (geheel)
Ca. 25
CEL 2 Bergman Alberts 5de editie: Chapter 16 (geheel)
IMM 1 Duinkerken Parham 4de editie: Hst 1 (1.3-1.5, 1.7-1.8, 1.11-1.12)
Hst 2 (2.2-2.3, 2.6-2.9)
Hst 3 (3.1-3.4, 3.7, 3.9-3.10, 3.13, 3.14 (interferon
response), 3.17, 3.19)
IMM 2 Duinkerken Parham 4de editie:
Hst 5 (5.1-5.2, 5.6-5.7, 5.9, 5.17)
Hst 7 (7.1, 7.8, 7.11-7.14)
Ca. 25
IMM 3 Duinkerken Parham 4de editie:
Hst 5 (5.10-5.11, 5.13, 5.15)
Hst 8 (8.1, 8.3, 8.5, 8.7-8.10, 8.13-8.14, 8.16-8.20)
IMM 4 Duinkerken Parham 4de editie:
Hst 5 (5.18, 5.21, 5.23)
Hst 17 (17.4-17.7, 17.8-7.12, 7.14-7.17)
Werkgroep AGP (Antigen-presentatie
DEELTOETS 2
Hoorcollege Docent Boek en Leerstof n vragen
CEL 3 Bergman Alberts 5de editie: Chapter 17 (geheel); Chapter 20
(geheel)
CEL 4 Kooter Collegedia’s (boek is naslag voor bekende stof
Moleculaire regulatie en signalering tijdens
embryogenese (HL1)) Ca. 25
Alberts 5de editie: Chapter 8 (blz. 267 t/m 288, alleen
mechanismen van eukaryoten)
CEL 5 Hamers Collegedia’s en hoofdstuk 4.2.7 van het online
textbook (link zie Canvas)
IMM 5 Den Haan Parham 4de editie:
Hst 4.1 t/m 4.4; samenvatting op blz. 91
4.7, t/m 4.12; samenvatting op blz. 98
4.13 t/m 4.16; samenvatting op blz. 107
Ca. 25
Hst 6.1 t/m 6.7, 6.11 t/m 6.14, samenvatting p172
IMM 6 Den Haan Parham 4de editie:
Hst 4.13 t/m 4.16; samenvatting op blz. 107
Opdracht Fagocytose
IMM 7 Den Haan Parham 4de editie:
Hst 6.15; Hst 9.1 t/m 9.16.
l
,Deeltoets 1
Cel 2 : Chapter 16
Een ‘signalling cell’ maakt een extracellulair signaal molecuul die naar een target cel
wordt gestuurd. Deze target heeft een receptor aan de binnen- (intracellulair) of aan
de buitenkant (extracellulair).
De signaalmoleculen kan je in 4 delen verdelen:
A. hormoon: endorcine cellen maken hormonen,
deze kan door heel het lichaam worden gestuurd
door de bloed stroom.
B. Local mediators: dit is een paracine signaal die
omtrent de cel wordt opgevangen door dichtbij
liggende receptoren.
C. Neurotransmitter: er worden in het neuron een
elektrisch signaal verstuurd over het axon,
aangekomen bij de nerve terminal worden deze
singalen omgezet in neurotransmitters. Dit is een
extracellulair signaal die via de synaps op kan worden gevangen door de target.
D. cel – cel singaal: Er wordt geen signaalmolecuul losgelaten, in het
plasmamembraan zitten de signalen die meteen vast komen te zitten aan de
receptor.
Extracellulaire signaalmoleculen kunnen nog een keer onderscheid worden in 2
groepen:
1. Groot of hydrofiel die membranen niet kunnen passeren. Er zit dus een receptor op
het celmembraan (extracellulair).
2. Klein of hydrofoob kan het membraan wel passeren dus de receptor
zit in de cel (intracellulair).
Hetzelfde signaal molecuul kan verschillende response veroorzaken in
verschillende typen cellen. Door verschillende combinaties van signalen
kunnen er nog meer responses komen. Dit is erg belangrijk bij dierlijke
cellen, zonder combinatie zouden ze niet overleven.
De tijd dat de cel reageert op het signaal kan snel maar ook langzaam
zijn. Het signaal beïnvloedt de eiwitten die al zich al in de cel bevinden,
waardoor het snel kan plaatsvinden. De cel kan ook langzaam reageren, bij
bijvoorbeeld celgroei, dit komt doordat er een verandering is vereist in genexpressie
en productie van nieuwe eiwitten.
Als een signaal aan de receptor bindt, zorgt het voor intracellulaire signalen die
worden doorgegeven van molecuul naar molecuul. Uiteindelijk komt het bij een
molecuul die iets verandert, dit is ‘the response of the cell’. De intracellulaire
signaalmoleculen kunnen meerdere dingen doen:
Ze kunnen…
1. het signaal doorsturen.
2. het signaal versterken, hierdoor kan er een groot intracellulair response komen.
3. de signalen van meerdere paden ‘vangen’ en volledig maken en dan
doorsturen.
4. het signaal verdelen en naar meerdere effectoreiwitten sturen.
5. feedback geven
, Feedback regulatie is erg belangrijk in de cel, het kan een signaal versterken of
verzwakken. Bij positieve feedback wordt de molecuul waar het signaal vanaf komt
versterkt, het blijft meer signalen sturen. Negatieve feedback is andersom, het remt
de afgifte van het signaal.
Veel intracellulaire signaaleiwittten doen zich voor als moleculaire switches: ze zetten
een molecuul van inactief naar actief om of andersom ( uitschakelen komt door een
ander proces). De 2 hoofdgroepen zijn kinases ( geeft fosfaat af (fosfylering) en
phosphatase ( neemt fosfaat op (hydrolyse). De 2 grote eiwitkinases zijn
serine/theorine kinase, fosfyleerd. Of tyrosine kinases.
Andere switch eiwitten dei signalen doorgeven zijn GTP-binding eiwitten. Ze zijn aan
of uit als er GDP of GTP is gebonden.
Receptoren van de signalen zijn te verdelen in 3
groepen:
1. Ion-kanalen: zorgt voor het sluiten of openen
van het kanaal.
2. G-eiwit koppelreceptoren
3. Enzym koppelreceptoren
De ion-kanalen zijn een van de makkelijkste
receptoren, ze gaan gelijk open en laten veel ionen
door. Als een neurotransmitter bindt gaat het
kanaal open, door elektrochemscihe gradienten
wordt er een verschil gemaakt in
membraanpotentiaal. Deze verandering kan een zenuwimpuls veroorzaken die het
makkelijker of moeilijker maakt voor neurotransmitters om te binden.
G-protein coupled receptor:
Dit is de grootste familie van oppervlak receptoren en hebben 7
transmembranen. Ze spelen in veel cellulaire processen een rol.
Het signaalmolecuul kan binden aan het G eiwit, als het
bindt aan de receptor van het ligand komt er een
conformatie verandering. De GDP wordt verwisseld door
GTP, hierdoor gaan de alpha en beta unit van mekaar af en
worden geactiveerd.
Beide moleculen kunnen een signaal versturen. Om de
conformatie terug te krijgen:
Actieve alfa subunit inactiveert zichtzelf door de gebonden
GTP te fosfyleren, hierdoor neemt die weer de vorige
conformatie af en kan de bèta subunit gaan binden. De
affiniteit voor GDP wordt minder, dit wordt dus gefosfyleerd
en wordt vervangen voor GTP. De tijd dat ze ontbonden zijn
licht eraan hoe snel de alfa de GTP hydrolyseerd.
Ze activeren membraaneiwitten die second messengers
produceren, zij kunnen het signaal versterken en
verspreiden in het cytoplasma van de cel.
Belangrijke targets:
- Adenylyl cyclase