Colleges Extramurale zorg CNA/RCA
01-02-21 College 1: Introductie
Leerdoelen:
- Benoemen wat extramurale zorg is.
- Aangeven wat de leeruitkomsten zijn van de module, de opbouw van het onderwijs, en de
toetsprocedure.
Extramurale zorg is zorg die wordt aangeboden door eerstelijns fysiotherapeuten in een particuliere
praktijk of gezondheidscentra.
Overheid heeft een rapport geschreven juiste zorg op de juiste plek (JZODJP), met de volgende
uitgangspunten:
- Het verplaatsen van zorg dichterbij mensen thuis.
- Het voorkomen van (duurdere) zorg.
- Het functioneren van mensen als uitgangspunt.
- Het vervangen van zorg door andere zorg zoals e-health.
Dit rapport laat zien dat de zorg de aankomende jaren gaat veranderen.
Waarom:
- Sterke toename chronische zieken → tot 54% in 2040.
- Sterke toename ouderen → 26% is 65 jaar of ouder in 2040. De levensverwachting stijgt naar
86 jaar.
- Groeiend personeelstekort → van 1 op 7 mensen dat in de zorg werkt, naar 1 op de 4
mensen in 2040.
- Verdubbeling van de zorguitgaven → tot 9.600 euro per persoon in 2040.
Meest voorkomende aandoeningen fysiotherapie:
1. Spier-, pees en bindweefselaandoeningen → 183.130
2. Psychomotore retardatie/ontwikkelingsstoornissen → 115.395
3. Gewichten, uitgezonderd wervelkolom, menisectomie, synovectomie →
63.833
4. Gewrichtscontusie, gewrichtsdistorsie → 36,992
5. Chondropathie/anthropathie, meniscuslaesie → 36.141
6. CVA of centrale paresen → 35.230
7. COPD → 35.227
8. Lymfevataandoeningen/oedeem → 27.519
9. Algemeen vaatlijden, circulatiestoonissen → 22.104
10. Pees, spier- en ligament aandoeningen → 20.776
Gemiddelde leeftijd van patiënten die de fysiotherapeut bezoeken is 49 jaar,
waarbij 59% vrouw is en 41% man.
Gemiddeld ziet een fysiotherapeut 10 patiënten per dag, waarvan 33%
chronische klachten heeft en 67% niet-chronische klachten heeft.
Gemiddelde behandelduur is 10 weken. Voor chronische patiënten ligt dit op 24
weken en voor niet-chronisch op 8 weken.
Het aantal ZZP’s is de afgelopen jaren toegenomen.
1
,Kennisclip neurologische functiestoornissen
Het neurologisch zenuwstelsel kan je onderverdelen in perifeer en centraal. In beide kunnen er
functiestoornissen ontstaan op motorisch, sensorisch of cognitief niveau. Die stoornis kan als
versterkt of verzwakt zich uiten, ofwel positieve of negatieve symptomen.
Stoornissen positieve symptomen → hyper-, para-, dys-
- Spierkracht
- Spiertonus = -tonie
o Hypertonie = algemeen
o Paratonie = dementie = niet goed ontspannen
o Dystonie = wringende bewegingen
o Spasticiteit = cortex problematiek
o Rigiditeit = basale kernen problematiek
o Clonus = ritmisch
- Sturing → -kinesie of -reflexie
o Hyperkinesie/metrie = tremor
o Hyperreflectie
o Dyskinesie (chorea)
o Dysdiadochokinese (alternerend)
o Ataxie = coördinatie stoornis
o Festinatie = op het lopen zetten om niet te vallen
o Freezing
- Sensibiliteit → -esthesie (gevoelsstoornissen) /-algesie (stoornissen in pijn)
o Hyperesthesie = verhoogd gevoel
o Hyperalgesie = verhoogde pijn
o Hyperpathie
o Par(a)esthesie
o Dysesthesie
o Allodynie
Stoornissen negatieve symptomen → hypo-, a-
- Spierkracht
o Parese = verminderde kracht
o Paralyse = kracht volledig afwezig
- Spiertonus → -tonie
o Hypotonie = verminderde tonus
o Atonie = afwezige tonus
2
, - Sturing → -kinesie, -reflexie
o Hypokinesie = kleine bewegingen
o Hyporeflexie = kleine reflexen
o Akinesie = start/stop bewegingen
o Areflexie = reflexen start/stoppen
o Bradykinesie = trage bewegingen
- Sensibiliteit → -esthesie (gevoelsstoornissen) /-algesie (stoornissen in pijn)
o Hyp(o)esthesie
o Hypoalgesie
o Anesthesie = afwezigheid gevoel
o Analgesie = afwezigheid pijn
09-02-21 College 2: CNA: Inleiding neuropathologie
Leerdoelen:
- De zes stappen van de sensomotorische kring, van motivatie tot uitvoering en weer opnieuw
beschrijven.
- De anatomische locaties (in Latijnse en Nederlandse termen) van de stappen van de
sensomotorische kring en wijst deze aan op een hersenmodel benoemen.
- Hoe motoriek vanuit de hersenen wordt aangestuurd, via de belangrijkste motorische banen
(tractus corticospinalis en tractus reticulospinalis) beschrijven.
- Hoe motoriek wordt bijgestuurd door feedback en feed forward beschrijven.
- De vier meest kenmerkende neurologische functiestoornissen (SSSS) benoemen.
- Welke functiestoornissen voorkomen bij schade op verschillende locaties in het centrale
zenuwstelsel (cortex cerebri, basale kernen, cerebellum, ruggenmerg) beschrijven.
- Beschrijven en herkennen van de meest voorkomende klinische beelden bij schade op de
verschillende locaties in het centrale zenuwstelsel
Hersenen zijn opgebouwd uit:
- Grote hersenen
o Hersenschors
o Basale kernen
o Limbisch systeem
- Tussenhersenen
o Thalamus
o Hypothalamus
o Hypofyse
- Kleine hersenen
- Hersenstam
De groeve is sulcus centralis en die maakt de verdeling tussen motorisch en sensorische schors.
Beweging:
1. Prefrontale cortex → bepalen van beweging, keuze of beslissing maken
2. Premotorische cortex → beweging programmeren
3. Primaire motorische cortex → beweging uitvoeren
a. Weergegeven middels homunculus
3
, Sensomotorische kring: hersenschors:
Cortex cerebri = hersenschors
Centraal motorische neuronen in de hersenschors sturen de perifeer motorisch neuronen aan in het
ruggenmerg (medulla spinalis). Ze zitten beide nog in het centraal neuraal zenuwstelsel. De
verbinding tussen centraal en perifeer ruggenmerg is het uitvoerende deel van de sensomotorische
kring. Ze zorgen ervoor dat er facilitatie en inhibitie van perifeer motorische neuronen. Dit gebeurt in
de tractus corticospinalis (piramide baan), dit gaat direct. Daarnaast nog via indirecte banen naar
ruggenmerg.
Tractus corticospinalis gaat direct naar ruggenmerg via interneurenen:
- Lateralis: 85% gekruist, naar heup, schouder en extremiteiten (10% direct
naar hand, dit betekent dat wanneer deze banen beschadigd zijn er geen
andere weg is naar de hand).
- Anterior: 15% ongekruist, naar axiale spieren (nek en romp).
Overige banen uit hersenstam of basale kernen ongekruist en indirect naar axiale
spieren.
Terugkoppeling:
- Bijsturing via somatosensorische cortex (S1)
o Feedback → spin zit nog steeds op je hand
- Bijsturing via cerebellum
o Feedback → vergelijkt instructies met effect (langzaam)
o Feed forward → onderschept instructies en stelt bij op basis van verwachting (snel)
→ spin loopt naar je onderarm
Klinisch beeld bij schade hersenschors → hemibeeld = halfzijdig (li-re), motorisch, sensorisch en
cognitieve stoornissen.
- Spierkracht
o Parese = gedeeltelijke, onvolledige verlamming
o Paralyse = plegie = volledige verlamming
o Distaal > proximaal
o Fijne motoriek > grove motoriek
o Romp relatief gespaard
- Spiertonus → spasticiteit
o Reflexactiviteit (in rust)
o Versterkt bij verhoogde activatie en beweging
o Antizwaartekrachtspieren
▪ Flexie arm
▪ Extensie been
4