Hoorcollege aantekeningen Risicotaxatie
Cursus: Risicotaxatie 2020/2021
Opleiding: Bachelor Psychologie Tilburg University
Hoorcollege 1
Introductie Risicotaxatie
Definitie
Risicotaxatie gaat over het maken van een berekening over de waarschijnlijkheid dat
een schadelijke gedraging of gebeurtenis (opnieuw) zal gaan gebeuren, en dit wordt
gebaseerd op een beoordeling over de frequentie van het gedrag/de gebeurtenis, op
wat de impact zal zijn, en op wie het effect zal hebben. Tegenwoordig wordt de
volgende definitie eerder gebruikt: de poging om de waarschijnlijkheid dat een
toekomstig antisociaal of crimineel gedraag plaats gaat vinden te kunnen
voorspellen, zodat we de individuen die behandeling nodig hebben kunnen
identificeren. Bij risicotaxatie is het belangrijk om het gedrag, de potentiële schade en
de waarschijnlijkheid dat het opnieuw gebeurt en onder welke omstandigheden
(triggers beperken) zo specifiek mogelijk te krijgen.
Beschermende factoren
Er wordt onderscheid gemaakt tussen risico en beschermende factoren. Beide
factoren verwijzen naar biologische, psychologische en sociologische
karakteristieken. Risicofactoren vergroten de kans op crimineel gedrag en
beschermende factoren verminderen de kans. Het is dus belangrijk dat we niet alleen
richten op wat er fout gaat, maar ook op de preventie van de fouten. Dus wat zijn de
sterke aspecten van iemand of zijn omgeving die we nog meer kunnen versterken?
De beschermende factoren zijn ontstaan door het idee dat we allemaal op zoek zijn
naar pro sociale middelen/primaire goederen. Dit is uitgewerkt in het Good Lives
Model: dit model stelt dat men een goed leven kan bereiken door de deze primaire
goederen te verkrijgen. Ze zien crimineel gedrag als een maladaptieve poging op het
verkrijgen van primaire goederen. Bijvoorbeeld iemand wil geliefd zijn, maar is
sociaal niet sterk dus hij verkracht iemand. Beschermende factoren zijn in interactie
met de risicofactoren en werken als buffer voor recidive. Als er risicofactoren
aanwezig zijn en ook beschermende factoren, maar die laatste in een grotere
hoeveelheid of sterkere mate dan worden de risicofactoren opgeheven. In
behandeling is het soms makkelijker om te focussen op de verandering van de
beschermende factoren en vinden delinquenten het ook fijner om te kijken naar de
positieve kanten. Verscheidene studies hebben ook aangetoond dat het richten op
beschermende factoren een grotere positieve werking heeft op het verminderen van
de recidive dan werken aan de risicofactoren. De SAPROF (Structured Assessment
of Protective Factors for violence risk) schat beschermende factoren in en is in
Nederland ontwikkeld. Hij wordt ook buiten Nederland gebruikt en heeft al meerdere
varianten:
- Jeugd
- Volwassen
- Zedendelicten
- Verstandelijk beperkt
- Intensive Care
,Risicofactoren
De risicofactoren worden opgedeeld in statisch en dynamisch. Statische
risicofactoren worden in de praktijk niet zo vaak gebruikt, ze kunnen namelijk niet
veranderd worden (maar zijn wel handig om mee te nemen). Deze factoren hebben
te maken met hun demografische gegevens en (delict)geschiedenis. De StatRec
(Static Risk of Recidivism) is gefocust op het in kaart brengen van de statische
risicofactoren:
- geslacht
- leeftijd
- afkomst
- delict type
- eerdere veroordelingen en de frequentie ervan
De AUC-waarde van dit instrument is .80 en heeft dus een goede
voorspellende/predictieve validiteit. Area Under the Curve (AUC) wordt gebaseerd op
de Receiver Operating Characteristic (ROC). Op zo’n curve is de sensitiviteit tegen 1
– de specificiteit uitgezet. Sensitiviteit is de ware-positieve (je dacht dat iemand zou
recidiveren en dat gebeurt) en specificiteit is de valse-positieve (iemand wordt
voorspelt te recidiveren end doet dat niet). De AUC slaat dus op de kans dat een
willekeurig gekozen recidivist een hogere score haalt op een instrument dan een
willekeurige niet-recidivist. Een ander instrument voor de statische factoren is de
Static99-R (Static Risk Assessment tool for sex offenders). Het verleden is goede
voorspeller voor de toekomst, maar kan niet veranderd worden. Daarom wordt er ook
gekeken naar de dynamische factoren, waar tijdens een interventie wel aan gewerkt
kan worden! De dynamische risicofactoren hebben een causale status en spelen
belangrijke rol bij het ontstaan van crimineel gedrag. Deze factoren hebben dus een
modererend effect op recidive. In het RNR-model
(risk, need en responsivity) worden deze factoren
criminogenic needs genoemd. De risicoprincipes:
- (R) in kaart brengen risico van de dader
(risicotaxatie)
- (N) acht centrale risicofactoren
- (R) aanslaan interventie is afhankelijk van relatie-
en structuurprincipe
De focus ligt dus op het Need gedeelte bestaande
uit 8 factoren worden, ook wel de central 8
genoemd:
1. Antisociale attributie oriëntatie
2. Antisociale leeftijdsgenoten
3. Antisociale persoonlijkheid
4. Antisociaal gedragspatroon impulsiviteit
5. Pro-sociale vrijetijdsbesteding afwezig
6. Dysfunctionele familie
7. Werk/school problemen
8. Middelenmisbruik
Er zijn ook niet criminogene needs die bijdrage aan recidive: persoonlijke distress,
major mentale stoornis, lage self-esteem, lage fysieke activiteit, slechte fysieke
levensomstandigheden, lage conventionele ambitie, en weinig angst voor straf. Het
,LS/CMI (Level of Service/Case Management Inventory) is een instrument voor de
dynamische risicofactoren en is gebaseerd op het RNR-model. De dynamische
risicofactoren kunnen ook weer verder opgedeeld worden in stabiel en acute
factoren. De stabiele factoren zijn wel te veranderen, maar het is onwaarschijnlijk dat
het gebeurt en al helemaal niet op de korte termijn. Denk aan persoonlijkheid of
bepaalde aangeleerde gedragingen. Acute factoren zijn gemakkelijk te veranderen.
Het zijn veranderlijke condities die maar een paar uur of dagen duren. Ze veranderen
snel, omdat triggers of interpersoonlijke stress gerelateerd zijn aan opnieuw een
delict plegen. Denk aan middelengebruik. De Stable-2000/2007 meet de stabiele
risicofactoren voor zedendelicten en de ACUTE-2007 meet de acute risicofactoren
voor zedendelicten en algemeen recidive. Dan is er ook nog de DRAOR (Dynamic
Risk Assessment for Offender Re-Entry) is een risicotaxatie instrument voor in de
klinieken/de gemeenschap. Er wordt dus ook gekeken naar de interventie: stabiele
en acute dynamische risicofactoren en beschermende factoren. Het voorspelt de
kans op een nieuwe veroordeling, gevangenis opname en het schenden van
afspraken tijdens de proeftijd. Samengevat:
Risicofactoren Beschermende
------------------------- factoren
- vergroot de kans ----------------------------
op recidive - vermindert de kans
- werkt op recidive
modererend - werkt als buffer
- RNR-model - GLM model
- SAPROF
- DRAOR
Statisch Dynamisch
--------------------- ---------------------
- onveranderlijk - veranderlijk
- delict - criminogene
geschiedenis needs
- StatRec - LS/CMI
- Static99-R
Stabiel Acuut
-------------- -----------------------
- onwaarschijnlijk - gemakkelijk te
te veranderen veranderen
- persoonlijkheid - omgeving/triggers
- STABLE-2000 - ACUTE-2007
- STABLE-2007 - DRAOR
- DRAOR
, Cause-effect hypothese
De dynamische risicofactoren hebben een duale status: het zijn predictoren voor
recidive, maar ze worden ook gezien als potentiële oorzaken (causaal) en hebben
dus een verklarende waarde. Dit heet de Cause-Effect hypothese en stelt dat als er
een oorzakelijk verband is dat er aan de volgende assumpties moet worden voldaan:
- er moet een associatie zijn tussen risicofactoren en de uitkomst (recidive).
- de causale relatie moet ook in de tegengestelde richting bestaan (de oorzaak moet
voor de gebeurtenis van het effect plaatsvinden).
- een oorzaak is anders dan toeval
- er moeten andere inter-gecorreleerde factoren zijn voor de associatie
- als er een oorzakelijk verband is dan moet we dat kunnen uitleggen
Het is ingewikkeld om aan al deze aannames te voldoen. Dynamische risicofactoren
zijn composiet constructen en dus samengesteld uit sub-factoren. We zeggen dat
een bepaald risicofactor de oorzaak is van recidive, maar vaak is er een gebrek aan
theorieën die dit verklaren. Bijvoorbeeld uit het onderzoek van Mann et al. (2010)
bleek dat emotionele congruentie (relaties met kinderen zijn emotioneel gezien meer
verzadigend dan met volwassenen) ontstaat doordat de overtreder zich makkelijker
kan identificeren met kinderen en zichzelf ook nog als kind voelen. Ze worden beter
begrepen door kinderen dan volwassenen en hebben ook echt het gevoel dat ze
verliefd zijn op de kinderen, en dat het ook wederzijds is. Ward en Fortune (2016)
stelde dat er voor emotionele congruentie ook andere verklaringen zijn: overtreders
vermijden volwassenen omdat ze bang zijn voor hen; kinderen worden gezien als
een bron van beloning; de wereld in het algemeen is gevaarlijk en kinderen zijn
onschuldig; individuen zijn erg onzeker en voelen zich emotioneel veilig bij kinderen.
Er zijn dus heel veel alternatieve causale verklaringen en weinig specificiteit. Dan is
er ook het grain problem dat betekent dat de risicofactoren op verschillende niveaus
gepresenteerd worden (algemeen tot specifiek). Wat is dus het juiste
abstractieniveau voor de risicofactor en behoort echt tot de verklaring voor recidive?
We weten bijvoorbeeld dat Cluster B een belangrijke factor is voor crimineel gedrag,
maar wat is nu specifiek de bijdrage: want Cluster B bestaat weer uit
persoonlijkheidsstoornissen die ook weer onder te verdelen zijn in
karakteristieken/items. De risicofactoren zijn als laatste normatieve concepten: de
gemeenschap heeft de norm bepaalt over hoe je je moet gedragen. Het draait hier
om de vraag: hoeveel schade kan er aan de samenleving en het individu worden
gedaan, voordat een crimineel gerehabiliteerd is. Het is moeilijk om te voorspellen
wanneer de dynamische risicofactoren actief zijn, wanneer ze tot crimineel gedrag
leiden en te begrijpen waarom. Er kan dus niet daadwerkelijk gesproken worden van
een causaal verband.
Generaties risicotaxatie instrumenten
1. De eerste generatie verwijst naar de ongestructureerde professionele
beoordelingen: het is dus niet gebaseerd op een meetinstrument, maar op iemands
kennis en ervaring. De voordelen: niet duur, flexibel, breed geaccepteerd en geen
training nodig. Nadelen: gebrek aan consistentie en transparantie, gevoelig voor
bias, geen training nodig, gebrek aan score integriteit, accuraatheid is toevalskans
(.5), en als laatste slechte betrouwbaarheid en validiteit.
2. De tweede generatie is die van de actuariale instrumenten: model gebaseerde