MKE-semester 2
Hoofdstuk 1: inleiding op psychiatrie en psychiatrische verpleegkunde
Sigmund Freud: stelde dat de mens gedreven wordt door energieën, driften, die ons aanzetten tot
ons gedrag. Deze driften hebben een onbewuste oorsprong, het Es. 10 bekendste
afweermechanismen, manieren om het draagbaar te maken voor jezelf:
1. Ontkenning van de realiteit;
2. Verdringing;
3. Dissociatie;
4. Regressie;
5. Projectie;
6. Rationalisering;
7. Verplaatsing;
8. Reactievorming;
9. Sublimeren;
10. Identificatie.
Affectieve symptomen: het gevoel;
Conatieve symptomen: bewegen, intrinsieke motivatie, de wil van iemand.
Syndroomdiagnose: klinisch beeld, samenloop van een aantal symptomen.
Structuurdiagnose: kijken naar de aard, ernst en het verloopt van een psychiatrische
symptomatologie aan de hand van een model.
Kwetsbaarheid is het omgekeerde van de mate van draagkracht. Hoe minder draagkracht, hoe
kwetsbaarder je bent bij een mate van stress.
Historische context van de psychiatrie
Verpleging begon al voor de jaartelling.
Florence Nightingale: hedendaagse verpleegkunde, schreef een citaat.
In 1892 werd het eerste krankzinnigenverpleging examen afgelegd op initiatief van de
Nederlandse vereniging voor psychiatrie.
Na de 2e wereldoorlog heeft verpleegkunde als beroepsuitoefening zich verder ontwikkeld
tot een zelfstandig georiënteerde discipline.
Theorievorming van scheiding tussen lichaam en geest, bijv. A-diploma: algemeen ziekenhuis
en B-diploma: psychiatrie.
Na 1950: psychiatrisch ziekenhuis, sociale werkplaatsen.
1980: nieuwe definitie voor verpleegkunde, er werd een beroepsprofiel vastgesteld en
verpleegkunde kwam in de wet-BIG.
Biopsychosociaal model: George Engel, het gehanteerde model is bepalend voor wat je waarneemt
als ziekte en de oorzaken daarvan, maar ook wat je niet waarneemt. Het heeft aandacht voor de
biomedische, psychologische en sociale factoren die van invloed zijn op ziekte en herstel. Patiënten
worden cliënten.
Van biopsychosociaal model naar positieve gezondheid
Sinds 1 januari 2014 bestaat de keten GGZ uit 3 echelons:
De huisartsenzorg waaronder POH-GGZ valt;
De generalistische basis-GGZ, licht tot matige klachten;
De gespecialiseerde GGZ, complexe ernstige psychiatrische stoornissen;
Daaraan is in 2016 een 4e echelon toegevoegd, top-GGZ.
Uitgangspunt van de hervorming van de geestelijke gezondheidszorg is het bieden van betaalbare en
doeltreffende zorg dicht bij huis. Focus ligt op het behouden en bevorderen van de participatie.
,F-ACT-teams: ambulante behandeling.
Bevorderen van zelfmanagement en eigen regie
Zelfmanagement: het individuele vermogen van de persoon om waar mogelijk
gezondheidsproblemen te voorkomen, en wanneer deze toch optreden, om te kunnen gaan
met de symptomen, behandeling en lichamelijke, psychische en sociale consequenties van de
gezondheidsproblemen en aanpassingen in leefstijl.
Geletterdheid speelt een grote rol in gezondheid, laaggeletterdheid speelt een belangrijke rol
bij beperkte gezondheidsvaardigheden.
Zelfregie in de dialoog met professional gaat uit van 4 waarden:
Eigenaarschap: betrokkene beslist zelf, de professional volgt;
Kracht: iemands kracht is minstens zo belangrijk als de klacht;
Motivatie: professionals helpen betrokkene om zijn motivatie te vinden;
Contacten: de professionals ondersteunen bij het in kaart brengen en verstrekken hiervan.
Van ziekte naar herstel
Met alleen de DSM-5 kom je er niet, mensen hebben vaak verschillende symptomen, dit
maakt dat iedere cliënt een andere type behandeling nodig heeft.
Positieve gezondheid
Gezondheid omschreven door 38 experts: het vermogen om zich aan te passen en zelf de
regie te voeren, gegeven psychische, lichamelijke en sociale uitdagingen.
Herstelondersteunende zorg
Functioneel herstel: betreft het herstel van psychische functies die als gevolg van de
aandoening zijn verminderd, aangetast of niet goed zijn ontwikkeld.
Maatschappelijk herstel: gaat over de mate waarin iemand in staat is om zelfstandig te
wonen, te werken en relaties aan te gaan.
Persoonlijk herstel: betekenis kunnen geven aan de dingen die in het verleden gebeurd zijn.
CanMeds rollen:
Zorgverlener;
Communicator;
Samenwerkingspartner;
Recflectieve EBP-proffesional;
Gezondheidsbevorderaar;
Organisator;
Proffesional en kwaliteitsbevorderaar.
Farmacologie: plaatje blz. 297
Hoofdstuk 7: stemmingsstoornissen
Volgens de DSM-5 worden stemmingsstoornissen geclassificeerd in 8 categorieën van depressieve
stemmingsstoornissen en 7 categorieën van bipolaire stemmingsstoornissen.
Depressieve stemmingsstoornissen
Disruptieve stemmingsregulatiestoornis
Depressieve stoornis
Persisterende depressieve stoornis (dysthymie)
Premenstruele stemmingsstoornis
Depressieve stemmingsstoornis door een middel/medicatie
, Depressieve stemmingsstoornis door een somatische aandoening
Andere gespecificeerde depressieve stemmingsstoornis
Ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis
Bipolaire stemmingsstoornissen
Bipolaire-1-stoornis
Biplolaire-2-2stoornis
Cyclothyme stoornis
Bipolaire stemmingsstoornis door een middel/ medicatie
Bipolaire stemmingsstoornis door een somatische aandoening
Andere gespecificeerde bipolaire stemmingsstoornis
Ongespecificeerde bipolaire stemmingsstoornis
Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis (DMDD)
Bij kinderen tussen de 6 en 18 jaar met een ernstig chronische prikkelbaarheid en frequente
driftbuien.
Kenmerken: gaan vaak gepaard met kenmerken van de oppositionele-opstandige stoornis.
Epidemiologie: tussen de 0,8 en 5%, meest bij jongens.
Behandelopties: zijn minimaal onderzocht. Individuele aanpak, met betrokkenheid van ouders en
school lijkt het meest zinvol. Daarnaast psychofarmaca en het belang van psycho-educatie.
Depressieve stoornis
Een gemoedstoestand met een ernstig gedrukte stemming.
Symptomen: somber, futloos, lusteloos, slecht concentratievermogen, geheugenstoornis,
slaapproblemen, piekeren, negatieve gedachtes, negatief zelfbeeld, pseudodementie. Stemming is in
de ochtend slechter dan in de avond.
1e symptomen ontstaan meestal rond 40e levensjaar.
Epidemiologie: schatting is dat 4,4% van de bevolking wereldwijd lijdt aan een depressieve stoornis.
In Nederland is dit 6& van de bevolking (322 miljoen mensen). De kans om dit eenmalig te krijgen is
15% bij mannen en 25% bij vrouwen.
Vrouwen hebben meer kans, dit heeft te maken met hormonale verschillen.
Ziekte komt vaker voor in rijkere landen en grote steden
Risicofactoren: verliessituaties, alcohol- of middelenmisbruik, onderliggende lichamelijke ziekte,
chronische stress, sociaal isolement, ongunstige werkomstandigheden.
De ziekte heeft een groot risico op suïcidaliteit. De kans is het grootst aan het begin van een
depressieve episode, of binnen 6 maanden na ziekenhuisopname. Suïcidaliteit komt het
meest voor bij oudere mannen.
Pseudodementie: toestand die kan lijken op dementie.
Waanachtig nihilisme: voorbeeld: gedachten dat men nooit meer hersteld of dat men alles fout heeft
gedaan.
Verklaringsmodellen
Geven antwoord op het ontstaan van depressieve stoornissen
Biologische verklaring
Sluit aan bij het idee van de oude Grieken, dat lichamelijke factoren een rol spelen bij het ontstaan
van depressieve stemmingsklachten.
Erfelijke aanleg
Onderliggende ziekten (hypothyreoïde, hart- of herseninfarct, ziekte van Parkinson)
Tekort serotonine
Tekort norepinefrine
, Tekort dopamine
Verhoogd cortisolgehalte
Seizoen (zonlicht)
Psychosociale verklaringen (leertheoretische verklaring, cognitieve verklaring, geïntegreerd
verklaringsmodel)
Bouwen voort op het idee van Freud dat verlies een belangrijke risicofactor vormt voor het
ontwikkelen van een depressieve stoornis. (verlies van dierbare, werk, gezondheid, relatie).
Life events
Persoonlijkheid
Draagkracht/draaglast.
Life events: lijsten die een verhoogd risico vormen voor het ontwikkelen van een depressieve
stoornis.
Er wordt verondersteld dat elke life event permanente veranderingen veroorzaakt in de werking van
bepaalde delen van de hersenen, zodanig dat de gevoeligheid voor stress na elke life event
toeneemt.
Leertheoretische verklaring (Amerikaanse psycholoog Martin Seligman 1942)
Verondersteld dat mensen met een depressieve stemmingsstoornis op de één of andere manier
hebben aangeleerd zich hulpeloos te gedragen. Hierdoor wordt een inadequate coping ontwikkelt.
Cognitieve verklaring (Amerikaanse psycholoog Aaron Beck 1921)
Een depressieve stemmingsstoornis wordt vooral veroorzaakt door een verkeerde manier van
denken. Beck: verondersteld dat depressief gestemde mensen op basis van vroegere negatieve
ervaringen een zogenoemd negatief denkschema hebben ontwikkeld, waarvan ze zich niet of slechts
ten dele van bewust zijn.
Geïntegreerd verklaringsmodel
Endogene depressie: biologisch bepaald. Klachten beginnen zonder duidelijke aanleiding en
deze vorm van depressie zou ernstiger zijn en vaker gepaard gaan met zogenoemde vitale en
psychotische kenmerken.
Exogene depressie (reactieve depressie): is lichter van aard en gaat vooral samen met angst-
en paniekklachten. Er is wel een duidelijke aanleiding.
In het licht van de moderne wetenschap is onderscheid tussen endogene en exogene depressie niet
meer houdbaar.
Diagnostiek
Autoanamnese met patiënt
Heteroanamnese
Psychiatrische voorgeschiedenis
Familiaire belasting
Informatie omtrent biografische en psychosociale gegevens
Psychiatrisch onderzoek
Lichamelijk onderzoek
Labonderzoek
Meetinstrumenten
Montgomery-Asberg-depressieschaal (MADRS
Hamilton-depressieschaal
Beck-en Zung-zelfbeoordelingsschalen
Geriatrische depressieschaal