Klinische redeneren – week 2
INHOUD
WEEK 1
Leerdoelen ..................................................................................................................................................... 2
WEEK 2
Leerdoelen ..................................................................................................................................................... 5
WEEK 3
Leerdoelen ................................................................................................................................................... 13
WEEK 4
Leerdoelen ................................................................................................................................................... 17
WEEK 5
Leerdoelen ................................................................................................................................................... 25
WEEK 6
Leerdoelen ................................................................................................................................................... 29
,Klinische redeneren – week 2
WEEK 1
LEERDOELEN
De student kan uitleggen hoe lichamelijke veroudering verloopt op cel en weefselniveau en kent de
heersende theorieën over veroudering.
Normale veroudering: een tijdafhankelijk biologisch proces dat, hoewel het niet een ziekte op zichzelf is,
functionele achteruitgang en risico voor ziekte en dood met zich meebrengt.
Gompertz-Makeham law of mortality: houdt in dat het risico op sterven elke 8 jaar wordt verdubbeld.
Hoewel mannen en vrouwen met dezelfde snelheid verouderen, is de vrouw op elke leeftijd minder
biologisch fragiel dan een man met dezelfde leeftijd.
Lichamelijke verandering is een tijdsafhankelijk biologisch proces dat, hoewel het niet een ziekte op zichzelf
is, functionele achteruitgang en risico voor ziekte en dood met zich meebrengt.
• Verandering cel/weefsel niveau
• Veranderingen per orgaan
• Veranderingen fysiologische functies
Theorieën over normale somatische veroudering: hiervan zijn twee categorieën.
• Kans: veroudering als gevolg van externe gebeurtenissen, zoals een opeenstapeling van willekeurige
negatieve factoren die cellen en lichaamssystemen aantasten.
o Wear-and-tear-theorie (slijtagetheorie): is gebaseerd op het feit dat het lichaam constant
slijt en zich herstelt. Hiermee zijn ziektebeelden te verklaren zoals artrose en staar.
o Somatic mutation theory of ageing: beschrijft dat cellen beschadigd raken door straling en
als gevolg hiervan muteren en genetisch veranderen. Verklaart waarom ouderen meer kans
hebben op het krijgen van kanker.
o Accumulative waste theary of ageing: beschrijft hoe afvalproducten en andere schadelijke
stoffen zich ophopen in cellen. Dit belemmert het metabolisme in de cellen wat tot celsterfte
leidt.
o Free-radicals-theorie: vrije radicalen zijn onstabiele organische moleculen die als een
bijproduct vrijkomen bij zuurstofmetabolisme in de cellen. Ze kunnen zorgen voor mutaties
en schade aan celmembranen. Dit resulteert in leeftijdsgerelateerde syndromen zoals
dementie, Parkinson, kanker, beroertes en hartziekten.
• Noodlot: het verouderingsproces is een resultaat van een interne oorzaak, soort ingebouwd
genetisch programma dat afgespeeld wordt tot aftakeling optreedt.
o Auto-immuuntheorie: beschrijft dat het immuunsysteem uiteindelijk defect gaat en het
lichaam zichzelf dan aanvalt. Dit resulteert in leeftijdsgerelateerde ziekten zoals reuma.
o Ageing-clock-theorie: beschrijft dat het verouderen geprogrammeerd is in ons lichaam als
een klok die tikt vanaf het moment van conceptie. Bijvoorbeeld de menstruatiecyclus.
Vrouwen worden geboren met een x-aantal eicellen, dus de menopauze is een ‘getimede’
levensgebeurtenissen geassocieerd aan de leeftijd.
o Cellulaire theorie: een van de belangrijkste bevindingen in de celbiologie is dat normale
cellichamen een maximumaantal keren kunnen reproduceren en hun functionele capaciteit
kunnen behouden. Hoe vaak een cel dit kan, lijkt intrinsiek gestuurd en geprogrammeerd als
onderdeel van de genetische code. Deze theorie beschrijft dat veroudering het resultaat is
van een progressieve verzwakking van de capaciteit van celdelingen, mogelijk door uitputting
van het genetische materiaal.
,Klinische redeneren – week 2
De student kan uitleggen welke consequenties veroudering heeft voor de verschillende orgaansystemen.
Farmacologische veranderingen:
• Achteruitgang nierfunctie door medicatie. Ouderen houden minder vocht vast, waardoor er een
hogere concentratie ontstaat van medicatie. Er ontstaat een mindere absorptie. Vetproductie van
ouderen is meer, hierdoor meer ruimte om te stapelen van medicatie.
• Verminderde leverfunctie en verandering lever- enzym functie. Hierdoor wordt de afbraak van
medicatie geremd. Het gevolg hiervan is dat er hogere bloedsuikerspiegels ontstaan.
• 48% van de ziekenhuisopnames kan voorkomen worden door evaluatie van medicatie
(polyfarmacie).
Wat zorgt voor verschillen in verouderingssnelheid en maximale levensverwachting tussen soorten
organismen:
• Grootte van de hersenen speelt een rol bij zoogdieren. Hoe groter de hersenen, hoe hogere
levensverwachting.
• Metabolische activiteiten gedurende het leven: de grootte, het gewicht, lichaamstemperatuur en
snelheid van energie gebruikt.
De student kan de volgende specifieke geriatrische principes uitleggen:
Start low go slow: start bij het opstarten van medicatie bij ouderen bij een lagere dosering. Belangrijk om
inschatting te maken van nier- en leverfuncties. Bijvoorbeeld: Haldol.
Polyfarmacie: letterlijk betekent dit het gebruik van twee of meer geneesmiddelen, maar meestal spreken
we van polyfarmacie bij chronisch gebruikt van vijf of meer medicijnen. Risicio: bijwerking, interacties en
intoxicaties (waarbij stapeling).
Geriatric giants/ Geriatrische syndromen: is een probleem/symptoom van meerdere aandoeningen of
omstandigheden tegelijkertijd. Bijvoorbeeld: delier, ondervoeding, dementie, incontinentie, depressie,
duizeligheid en vallen.
Multiproblematiek/ Polyproblematiek: tegelijkertijd bestaan van ten minste 3 chronische aandoeningen,
over een periode van ten minste één jaar, waarbij men spreekt over comorbiditeit als de ziekten aan elkaar
zijn gerelateerd. Gaat vaak samen met functiebeperkingen die de zelfstandigheid bedreigen.
Multiproblematiek gaat vaak gepaard met een aandoening van alle vijf de zintuigen.
Symptoomverschuiving/ atypische symptomatologie: een heel langzaam progressief vrijwel
asymptomatisch verloopt plotseling zodanig ernstig kan versnellen dat er sprake is van een
levensbedreigende situatie (infectie met als gevolg hypo- of hyperglykemie).
Symptoomverarming: minder symptomen dan verwacht bij aandoeningen. Bijvoorbeeld bij ouderen: hogere
pijndrempel, mindere dorstprikkel, verminderd vermogen temperatuur te verhogen en slechte
baroreceptorreflex.
Sterke interactie bio-psycho-sociale assem: holistisch kijken. Bij elke zorgvrager wordt er gekeken naar alle
gebieden, ondanks dat iemand alleen een somatisch ziektebeeld laat zien.
Cascade reactie: hoe groter de aard van de kwetsbaarheid, hoe meer risico de oudere loopt te moeten
worden opgenomen in een ziekenhuis of instelling en ook het welbevinden wordt bedreigd. De ene
aandoening leidt tot de andere, waardoor een gelaagde ontregeling kan ontstaan. Bijvoorbeeld:
Urineweginfectie > delier > valincident > gebroken heup > pijn > minder eetlust.
Cascade/verminderd homeostase: minder reservecapaciteit organen, minder fysiologische opvang, cascade
breakdown, mortaliteit pneumonie en heupfractuur.
, Klinische redeneren – week 2
Klinisch redeneren bij ouderen
Dominomodel: logische opeenvolging van met elkaar samenhangende ziekten en effecten van behandeling.
Synergistische model: lineaire optelsom van niet aan elkaar gerelateerde ziekte of neveneffecten van
behandeling.
Integratief geordynamisch model (IGD-Model): Het gaat over het ouder worden, ofwel over het levenslange
veranderingsproces van conceptie tot overlijden. In de beginperiode van het leven valt het
ontwikkelingsaspect het meest op (manifest) en
minder het ouder worden (latent). Omgekeerd valt
in de gevorderde leeftijdsfasen het ouder worden
op (manifest) en minder het ontwikkelingsaspect
(latent). Hierbij een schematische weergave van het
verouderingsproces door het leven heen. Het punt
waar de lijnen elkaar snijden, verschilt per
levensdomein of per aspect binnen een
levensdomein, nog daargelaten de verschillen
tussen individuen.