Financieel management werkcollege 1
Het anders denken
1. Bedrijfseconomische instrumenten bij de ‘not for profit’
2. In de context van de publieke sector; zij denken anders net als bij hybride
organisaties want geen winstdoel
3. Algemene economie houdt belangrijke rol bij de overheid: waarom? Laag/hoog
conjunctuur is namelijk van invloed op de belastingopbrengsten
Wat is er anders; overheid/publieke sector:
1. Gaat om het doel (output: wat genereer je vs outcome: effect van de
output=Belangrijste voor publieke sector)
2. Publieke sector niet op winst gericht: wat dan wel? Het welzijn van de samenleving
en de continuïteit van de organisatie
3. Diverse producten en diensten (club en common pool goederen)
4. Divers georganiseerd; overheid als netwerker
5. Bekostiging: niet marktgeoriënteerd
6. Aanzienlijk deel economie: 35-75% BBP
Non-profit: onderdelen in economische termen
1. Publieke sector: de centrale overheid (ministeries en uitvoeringsorganen) en
decentrale overheden (welke?)
2. Collectieve sector/cliëntgerichte organisaties: het “middenveld”, zoals onderwijs,
zorg, corporaties, openbaar vervoer
3. Quartaire sector/ledenorganisaties (dienstensector, private organisaties met
maatschappelijk doel): kerken, vakbonden, goede doelen
Markt versus budget; wat is de oorzaak van totaal anders denken van de publieke sector
Marktmechanisme
1. Markt: beslissen, betalen en genieten in één hand…marktmechanisme
2. Budget: relatie doorgesneden…budgetmechanisme
3. Gevolg: totaal andere wijze van besluiten, betalen en verantwoorden
Consequenties van dit verschil kunnen dan zijn:
1. Tragere besluitvorming (noodzakelijk meer overleg)
2. Verantwoording is lastiger te bepalen (geen winstmax maar hoe meet je de
maatschappelijke waarde propositie)
3. Hogere kosten m.b.t. keten van langdurige besluitvorming en de verantwoording
daarop
Rol overheid (financieel) bij de markt
1. Verdelingsmotief: overheid kan inkomen verdelen middels baancreatie
2. Stabilisatiemotief: overheid speelt een rol in macro-economische ontwikkeling,
toename besteding bij neergaande conjunctuur (Keynes en Hayek)
Hoe wordt ingegrepen door de overheid: overheidsinterventies
Directe interventie
1
, 1. Regelgeving
2. Zelf produceren
Indirecte interventie middels financiën
- Financiële prikkels; subsidies en heffingen
Gaat het goed bij de overhied?
Natuurlijk lang niet altijd: budgetimperfecties
1. Outcome en dikwijls ook de output moeilijk meetbaar
2. Kwaliteit output moeilijk vast te stellen omdat feedback uit de markt ontbreekt
(behalve dat je wordt weggestemd)
3. Geen concurrentie, enige aanbieder dus waarom service bieden?
4. Geen criteria voor stopzetten beleid van een overheidsorganisatie
5. Beloning voor formuleren probleem en ontwerpen oplossing; niet voor de
implementatie
6. Politieke conjunctuur te kort want ten tijde van implementatie zijn er nieuwe politici
Drie ontwikkelingen in denken bij overheid over hoe aansluiting te vinden bij samenleving in
economisch/financieel perspectief
1. Traditioneel Public Management, de bureaucratische naïeve overheid (Weber)
2. NPManagement met de 3 bedrijfseconomische basiswaarden EEE; economy,
efficiency, effectiveness oftewel zuinigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid
3. NPGovernance met de 3 belangrijkste elementen als netwerkende overheid…HHD;
Herintegratie van diensten door samenwerking, coördinatie en participatie (itt
privatisering), Holisme een nieuwe relatie met de burger (flexibel en eenvoudig) en
verdergaande Digitalisering (bijv digid app). En publiek private samenwerking.
Het New Public Management (NPM)
Managementfilosofie gebruikt door overheden en semi-overheden sinds de jaren 80 om
de publieke sector te moderniseren. New public management is een brede term waarmee
de golf van hervormingen in de publieke sector sinds de jaren 80 wordt aangeduid.
Deze stroming stond tegenover de bureaucratische principes en wilde het model van
de private sector toepassen op de publieke sector. De basiswaarden van het New Public
Management kunnen worden verwoord door Economy, Efficiency, effectiviness
ofwel zuinigheid, doelmatigheid, doeltreffendheid. Zo wordt er meer gebruikgemaakt
van verzelfstandiging, en worden bijvoorbeeld resultaten belangrijker dan de wijze waarop
die behaald zijn. Het denken is bedrijfsmatig, men denkt in termen van producten en
klanten. Ook krijgen managers meer vrijheid maar ook meer verantwoordelijkheid. Na
verloop van tijd zijn echter enkele dysfuncties zichtbaar geworden, waardoor het
bureaucratisch model weer aan aanhang wint. Zo zou een overdreven nadruk op efficiency
ten koste kunnen gaan van andere waarden zoals gelijkheid en rechtvaardigheid. Een
overheid is geen bedrijf dat op winst gericht is. De nadruk op het meten van producten en
prestaties kan ongewenste gedragseffecten hebben. Een negatief gevolg is bijvoorbeeld dat
de wegpolitie zo weinig middelen en mensen heeft dat ze nepcontroles uitvoert om aan de
nodige statistieken te geraken. Volgens onder andere Dunleav wordt het NPM nu vervangen
door het Post-New Governance tijdperk, ofwel de "digital-era governance" door de opkomst
van moderne informatie- en communicatietechnologie
2