SAMENVATTING BLOK 1 KIND- EN JEUGDPSYCHOPATHOLOGIE
College 1 Theoretische modellen van normale en abnormale ontwikkeling
1
Ontwikkeling: een proces wat start bij de conceptie en eindigt bij de dood. Het verschil met
verandering is dat verandering tijdelijk kan zijn en kan omslaan, ontwikkeling bestaat uit permanente
veranderingen in gedrag/emoties.
Domeinen van ontwikkeling (voortdurende interactie onderling)
- Fysieke ontwikkeling
o De biologische ontwikkeling van een individu
Lichamelijke ontwikkeling
Bot- en spierontwikkeling
Motorische ontwikkeling
Seksuele ontwikkeling
Hersenontwikkeling
- Cognitieve ontwikkeling
o Leren, probleem oplossen
Taalontwikkeling
Denkprocessen
- Psychosociale ontwikkeling
o Persoonlijkheidsontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
Identiteitsontwikkeling
Kenmerken van een goede theorie
1. Beknoptheid/spaarzaamheid
2. Falsifieerbaarheid toetsbaarheid
3. Heuristische waarde een theorie roept nieuwe vragen/ideeën op
6 fundamentele kwesties op de ontwikkeling van het kind
1. Nature vs. nurture
2. Rol sociaal-culturele context
3. Actieve/passieve rol van het kind
4. Ontwikkelingsverloop: (dis)continu
5. Kritieke perioden
6. Interactie tussen ontwikkelingsdomeinen (fysiek, cognitief, psychosociaal)
5 benaderingen
Leertheoretische benadering (Watson & Skinner, behaviorisme, Bandura) (1)
Verklaart ontwikkeling op grond van fundamentele klassieke operante leerprincipes
“A person doesn’t act upon the world, the world acts upon him.” Eenrichtingsverkeer
Sociale leertheorie (Bandura)
Verwerpt klassieke operante theorie niet, maar hij vindt het onvoldoende om de complexe
ontwikkeling van kinderen te verklaren. Daar zijn 4 cognitieve processen voor nodig.
Kinderen leren gedrag aan zonder daartoe bekrachtigd te zijn, dus puur door observatie
van een model. Dus leren middels: observationeel leren, imitatie en modeling.
4 cognitieve benodigde processen:
o Aandacht (focussen)
o Geheugen (opslaan informatie)
o (Motorische) reproductie (gedrag vertonen)
o Motivatie (de wil)
“People are both products and producers of their environment.” Reciprook determinisme,
tweerichtingsverkeer.
1
,Vergelijking behaviorisme (Watson & Skinner) en sociale leertheorie (Bandura) a.d.h.v. de 6
kwesties
Bahaviorisme Sociale leertheorie
Omgeving controleert gedrag Interactie tussen kind en omgeving
Universaliteit leerprincipes, sociaal culturele Zeer belangrijke rol
context speelt geen rol
Kind is passief (geen eigen sturing) Kind is veel actief; vanwege de cognitieve
processen kan een kind het zelf sturen
Ontwikkelingsverloop is continu Ontwikkelingsverloop is continu
Geen nadruk op cognitieve perioden Geen nadruk op cognitieve perioden
Ontwikkeling in elk domein onderworpen Reciproke interactie tussen
aan fundamentele leerwetten ontwikkelingsdomeinen
Cognitieve ontwikkelingsbenadering (Piaget) (2)
Er zijn 2 basisideeën;
Normale kinderen tonen gelijksoortige mentale en sociale vaardigheden ondanks ver
uiteenlopende ervaringen
Normale kinderen ondergaan gelijksoortige veranderingen in vaardigheden op ruwweg
dezelfde leeftijden
Basisconcepten 1:
Adaptatie: geneigdheid aan te passen aan de condities vanuit de omgeving
Organisatie: neiging van intellectuele structuren en processen om meer systematisch
en coherent te worden
Schema: een gecoördineerd en systematisch patroon van handelingen, gedragingen en
redeneerwijzen, dat wordt toegepast op gelijke klassen van objecten of situaties.
Basisconcepten 2:
Assimilatie: informatie/input bewerken zodat het in de bestaande schema’s past
Accommodatie: bestaande denkprocessen/structuren (schema’s) aanpassen
Equilibratie: het voortdurend assimileren en accommoderen van informatie
De stadia van Piaget
- Sensorimotorisch 0-1.5 jaar
o Sensomotorische acties
- Preoperationeel 1.5-7 jaar
o Symbolen voor objecten
- Concreet operationeel 7-11 jaar
o Logisch (concreet) denken
- Formeel operationeel >11 jaar
o Deductief/abstract denken
Piaget en de 6 kwesties
1. Interactionalistisch (net als Bandura)
2. Invloed van sociaal-culturele context is beperkt. Wellicht invloed op het tempo en het
eindniveau
3. Kind is zeer actief; intrinsieke motivatie om kennis te verwerven
4. Ontwikkelingsverloop is discontinu (stadiamodel)
5. Geen nadruk op kritische perioden
6. Veel implicaties voor andere ontwikkelingsdomeinen
College 2 Theoretische modellen van normale en abnormale ontwikkeling
2
Neo-Piagetaanse benadering
Omarmen de basisconcepten, maar hebben de theorie vermoderniseerd.
2
, Het gebruiken van klassieke Piagetaanse thema’s om te komen tot een heel ander soort theorie
Zowel acceptatie van Piaget’s kernideeen alsook integratie van nieuwe inzichten
Neo-piagetaanse benadering en de 6 kwesties
1. Interactionalistisch
2. Sociaal-culturele context is van belang (onderwijsvoorzieningen en -leerprocessen)
3. Actieve rol van het kind
4. Ontwikkelingsverloop is beide continu en discontinu
5. Geen nadruk op kritieke perioden
6. Veel implicaties voor andere domeinen van ontwikkeling
Informatieverwerkingsbenadering (3)
Basisassumptie: “De mens is een computer met een beperkt vermogen om informatie te
verwerken.”
Volgens theoretici van deze benadering bestaat cognitie uit;
Cognitieve structuren (boxen)
Sensorische opslag; korte en lange termijngeheugen, uitvoerende systemen, respons
systemen die worden aangestuurd door;
Cognitieve processen (peilen)
Strategieën; hypothesen, regels, categorisering en het nemen van besluiten, opslag en
terughalen
Informatieverwerkingsbenadering en de 6 kwesties
1. Weinig over nature/nurture te vinden
2. Sociaal-culturele context is verwaarloosd
3. Actieve rol van het kind (staat haaks op het computer idee)
4. Continu ontwikkelingsmodel, geen stadia
5. Kritieke perioden weinig benadrukt
6. Andere domeinen van ontwikkeling kregen nauwelijks aandacht, laatste jaren meer
betrokkenheid richting sociaalcognitieve ontwikkeling.
De leertheoretische ontwikkelingsbenadering, cognitieve ontwikkelingsbenadering en
informatieverwerkingsbenadering focussen zich op het tweede ontwikkelingsdomein; cognitieve
ontwikkeling.
Psychodynamische benaderingen (4) (psychosociale domein)
Deze benaderingen stellen dat de ontwikkeling volgens een stadiamodel loopt. Binnen elk stadia
moet een conflict worden opgelost (biologische basisbehoeften vs. externe (maatschappelijke
obstakels)
Freud’s psychoseksuele ontwikkelingstheorie
Basisassumptie: “veel aspecten van de individuele (volwassen) persoonlijkheid vinden hun
oorsprong in de vroegkinderlijke seksualiteit.”
Basisconcepten 1:
Libido/libidineuze energie: biologische instincten
Lustprincipe: verlangen naar onmiddellijke driftbevrediging
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper pleunfijneman. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,49. Je zit daarna nergens aan vast.