Voorbeeld 8 van de 10 Oefenvragen
1.	Wat wordt bedoeld met het begrip “radiatie” in relatie tot warmteoverdracht?
1.	Wat wordt bedoeld met het begrip “radiatie” in relatie tot warmteoverdracht?

A.	Straling.
B.	Geleiding.
C.	Stroming.
D.	Weerstand.

Antwoord A. Straling

2.	Welke stelling is JUIST?
2.	Welke stelling is JUIST?
A.	Warmteoverdracht vindt plaats van een lager naar een hoger temperatuur niveau.
B.	Warmteoverdracht is afhankelijk van het medium en is tijd- en plaatsonafhankelijk.
C.	Warmteoverdracht is afhankelijk van het medium en is tijd- en plaatsafhankelijk.
D.	Warmteoverdracht is onafhankelijk van het medium en is tijd- en plaatsafhankelijk.

Antwoord B is juistt
5.	Welke stelling is juist? De subjectieve of gevoelstemperatuur …?


5.	Welke stelling is juist? De subjectieve of gevoelstemperatuur …?


A.	Is de snelheid van de verplaatste lucht.
B.	Is een combinatie van luchttemperatuur en stralingstemperatuur.
C.	Is de temperatuur van de lucht als het (hard) waait.
D.	Is de gemiddelde stralingstemperatuur.

Antwoord B
6.	Welke van onderstaande beweringen is JUIST?
6.	Welke van onderstaande beweringen is JUIST?
A.	Geluid kan geen positief effect hebben op de prestatie.
B.	Geluidshinder kan veroorzaakt worden door laagfrequent geluid.
C.	Bij geluidshinder speelt de frequentie van het geluid geen rol.
D.	De vertrouwdheid van geluid is uiteindelijk geen factor die de hinderlijkheid van het geluid bepaalt.

Antwoord B
9.	Maak de zin af. “Het geluiddrukniveau (symbool L, van loudness) van een geluidsbron …..”
9.	Maak de zin af. “Het geluiddrukniveau (symbool L, van loudness) van een geluidsbron …..”
A.	is het aantal foon.
B.	is de intensiteit van een bepaald geluid minus de gehoordrempel.
C.	wordt uitgedrukt in dB(A).
D.	wordt uitgedrukt in dB.

Antwoord D
10.	Wat is een ventilator?
10.	Wat is een ventilator?
A.	Een apparaat waarmee lucht mechanisch wordt verplaatst.
B.	Een apparaat waarmee warme afvoerlucht wordt gemengd met koude toevoerlucht.
C.	Een apparaat waarmee warme afvoerlucht wordt gekoeld en gerecirculeerd.
D.	Een warmteterugwinsysteem.

Antwoord A
11.	In welke gebouwgebonden installatie komt een expansieventiel voor?
11.	In welke gebouwgebonden installatie komt een expansieventiel voor?
A.	Warmteterugwinsysteem.
B.	Airconditioner.
C.	Ventilator.
D.	Heatpipe.

Antwoord B
12.	Wat doet de condensor van een koelkast?
12.	Wat doet de condensor van een koelkast?
Antwoord D
Omdraaien
Opnieuw proberen