-Cel: kleinste levende eenheid van organisme.
-Wordt genoemd als cytologie (cytos= cel
Logos= kennis, leer)
Cel bestaat uit:
Celplasma: vloeibaar medium waarin stoffen kunnen oplossen en niet afbreken.
Celmembraan met poriën: scheidt de chromosomen van het omringende
cytoplasma
Kern(nucleus): al het dna van het organisme opgeslagen.
Dna: regelt de productie van eiwitten, die maken dat hele organisme kan
functioneren, alle erfelijke eigenschappen worden aangestuurd door info uit celkern.
Kernlichaampje: betrokken bij het maken van ribosomen(eiwitten in elkaar)
Kernplasma:
Celmembraan: zorgt voor de regeling van de opname stoffen vanuit de omgeving
van de cel
Celdeling:
Chromosomen:
Ze bestaan uit een stof die dna heeft, in dna zit soort code waarin al onze erfelijke
eigenschappen zijn vastgelegd.
Mitose celdeling:
-Gewone deling die kopieert zich.
Is (46) en wordt weer gekopieerd naar 46
Meiose Reductie:
- Geslachtsceldeling
- Deelt zich in 4
- 46 deelt zich in vier de baby krijgt 4x 23 = 46
3 verschillen tussen normale en reductie
, 1) Deelt en kopieert
2) Gewone celdeling en geslachtsdeling
3) Blijft zich 46 delen/ deelt zich in 23
Weefsels:
Weefsels: groepje cellen die de zelfde vorm/functie hebben.
Twee soort groepen:
Dekweefsels (epitheel):
Ligt aan de opperhuid( buitenhuid) die je huid beschermt.
Resorptie = opname
Opnemen van het voedsel vanuit darmkanaal naar het bloed.
Secretie = afscheiden van stoffen.
Slijmcellen
Produceren slijm, geeft bescherming tegen uitdroging en tegen
inwerking van zuren. Reden waarom maagwand veel slijm
produceert(zich zelf te beschermen tegen de inwerking van maagzuur)
Klierweefsel
Kleine orgaan dat speciale stoffen afscheidt (secretie) die een rol spelen
in het lichaam.
Afvoerbuis( exocriene klieren) (melkklieren/zweetklieren)
Klieren zonder afvoerbuis (endocriene klieren) (lymfe/hormonen)
Beide soorten klieren halen de grondstoffen voor de secretie-producten
direct uit het bloed.
Steunweefsel: