Week 1
Karakter Nederlandse strafproces
De functies van het strafrecht zijn:
• Vergelding
Iemand straffen, laten voelen: dit kan niet.
• Preventie
Speciaal -> voorkomen dat de dader nog een keer de fout maakt
Generaal -> voorkomen dan anderen hetzelfde doen
Het strafprocesrecht geeft aan welke procedure moet worden gevolgd wanneer iemand ervan wordt
verdacht een strafbaar feit te hebben gepleegd, het geeft de spelregels voor de afdoening van een zaak.
Ons strafproces kan worden gekarakteriseerd als een gematigd inquisitoir. Belangrijkste kenmerk van
een inquisitie procesvorm is dat de verdachte geen gelijkwaardige procespartij is. In het inquisitoire
proces staat de waarheidsvinding centraal.
Het uitgangspunt van de accusatoire procesvorm is dat het proces is geconstrueerd als een procedure
tussen gelijkwaardige partijen. De officier van justitie en de verdediging staan op gelijke voet en
vechten met ‘gelijke wapens’ (equality of arms).
Omdat er in het Nederlandse strafproces kenmerken van beide procesvormen aanwezig zijn, is een
onderscheid moeilijk te maken. Het zijn slechts theoretische modellen die uitersten weergeven. Wel is
het zo dan ons Nederlandse stelsel de laatste decennia, steeds sterker accusatoire trekken is gaan
vertonen.
Beroepsrechters in plaats van juryrechtspraak/lekenrechtspraak
Het Nederlandse strafrechtsysteem kent een zeer sterke professionele cultuur en, daarmee
samenhangend, een relatief grote afstand tussen burger en rechtspraak. Dit komt tot uitdrukking in het
feit dat we in Nederland enkel beroepsrechters kennen. Burger worden hier niet bij de rechtspraak
betrokken (zoals in Duitsland). Ook kennen we geen juryrechtspraak (zoals Amerika). Geen enkel
systeem is vrij van kritiek.
Rechterlijke onpartijdigheid en onafhankelijkheid
Onafhankelijkheid, onpartijdigheid, integriteit en professionaliteit vormen de essentiële voorwaarden
voor een eerlijke en deskundige beslechting van geschillen en berechting van strafbare feiten. Ook de
schijn dat niet aan deze voorwaarden is voldaan moet worden vermeden.
Als een verdachte of het OM van mening is dat een rechter partijdig is, kan hij een verzoek tot
wraking indienen. Wanneer een dergelijk verzoek wordt gedaan, wordt het onderzoek ter terechtzitting
geschorst en buigt de zogenoemde wrakingskamer zich over de vraag of de rechter partijdig was of de
schijn van partijdigheid heeft gewekt. Beide zijn redenen om het wrakingsverzoek toe te wijzen.
Indien het wrakingsverzoek wordt gehonoreerd, moet een andere rechter de strafzaak tegen de
verdachte behandelen. Indien het verzoek wordt afgewezen, zal de gewraakte rechter zelf de zaak
afdoen. Een rechter kan zich verschonen indien hij vermoedt dat hij om welke reden dan ook niet
volledig onpartijdig kan zijn in een zaak of de schijn van partijdigheid zal wekken. Hij laat de zaak
dan aan een andere rechter over.
Het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel
Het wetboek van strafvordering gaat ervan uit dat het gehele strafprocesrecht in een formele wet
geregeld moet worden. Dit belangrijke strafvorderlijke legaliteitsbeginsel is neergelegd in artikel 1 Sv.
Alleen in een wet in formele zin mogen de regels staan over de strafvordering. Formele wet = wet in
formele zin = gevormd door Regering en Staten Generaal
Met strafvordering wordt bedoeld opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten en de
tenuitvoerlegging van straffen.
,Dit beginsel beschermt de burger tegen inbreuken op fundamentele rechten door de overheid.
Dergelijke inbreuken (denk aan de doorzoeking van een woning, het tappen van een telefoon of het
stelselmatig observeren van een verdachte) moeten bij wet in formele zin worden geregeld.
Opportuniteitsbeginsel
Het OM is in ons land dominus litis. Het OM heeft een vervolgingsmonopolie. Dit wordt ook wel het
opportuniteitsbeginsel genoemd. (art. 167 jo 242 Sv). Het opportuniteitsbeginsel heeft als doel het
legaliteitsbeginsel zijn scherpte te ontnemen. Niet in elk geval is vervolging de beste ‘oplossing’.
Nemo tenetur en zwijgrecht
Misschien wel het meest verankerde beginsel dat ons strafrechtelijk stelsel kent is het zogeheten
nemo-teneturbeginsel, hetgeen inhoudt dat niemand actief behoeft mee te werken aan zijn eigen
veroordeling, noch daartoe verplicht dan wel gedwongen kan worden en dat hij tot die veroordeling
voor onschuldig wordt gehouden.
Onschuldpresumptie
De onschuldpresumptie houdt in sterke mate verband met het nemo-teneturbeginsel.
Onschuldpresumptie is een mensenrecht en daarom neergelegd in het EVRM in het tweede lid van art.
6.
Uit de rechtspraak van het EHRM vallen de volgende waarden en eisen af te leiden uit de
onschuldpresumptie:
1. Behandeling als onschuldige voor het proces door vervolgingsautoriteiten en media
2. Verbod op vooringenomenheid van de rechter
3. Verbod op punitief voorarrest
4. Terughoudend gebruik van voorlopige hechtenis
5. Zwijgrecht
6. Verbod gedwongen mee te werken aan de eigen veroordeling (nemo tenetur)
7. Bewijslast bij de vervolgende instantie
8. Bij twijfel vrijspreken.
Ne bis idem
Het ‘ne-bis-idem’-beginsel verbiedt een tweede vervolging voor een feit waarover reeds
onherroepelijk door een rechter is beslist. In het Wetboek van Strafrecht is dit beginsel neergelegd in
art. 68. Dit betreft een bijna universeel beginsel, dat in tal van verdragen is vastgelegd.
Door de rechter dient een finaal oordeel over de feiten te zijn gegeven. Een nietigverklaring van de
dagvaarding of een niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie vallen hier niet onder; een
veroordeling, vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging uiteraard wel.
De voorvragen
Ingevolge het bepaalde in artikel 348 Sv dienen eerst de zogeheten voorvragen te worden beantwoord:
1. Is de dagvaarding geldig?
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de formele geldigheid en de materiële geldigheid.
Bij de formele geldigheid gaat het om de vraag of de betekening van de dagvaarding rechtsgeldig is
geschied. De wijze waarop de dagvaarding dient te worden betekend is onder meer geregeld in artikel
585-589 Sv en in de jurisprudentie. Bij het ontbreken van een rechtsgeldig betekende dagvaarding
dient deze nietig te worden verklaard indien de verdachte niet ter zitting verschijnt en zich ook geen
gemachtigde raadsman heeft gemeld.
De vraag of de dagvaarding materieel geldig is, dient te worden beantwoord aan de hand van de
criteria genoemd in de eerste twee leden van artikel 261 Sv. In elk geval moet de dagvaarding het
volgende bevatten:
• Een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd
• Omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het feit begaan zou zijn
• De wettelijke voorschriften waarbij het feit is strafbaar gesteld
, • Vermelding van de omstandigheden waaronder het feit begaan zou zijn
2. Is de rechter bevoegd?
Absolute competentie -> welke soort rechter is bevoegd?
• De kantonrechter oordeelt over overtredingen. Overtredingen zijn over het algemeen minder
ernstige strafbare feiten dan misdrijven.
• De meeste strafzaken worden afgedaan door de politierechter. (367 Sv) Deze rechter oordeelt over
misdrijven die naar het aanvankelijke oordeel van het Openbaar Ministerie van eenvoudige aard
zijn. Het betreft voorts zaken waarin niet meer dan twaalf maanden gevangenisstraf kan worden
opgelegd. De politierechter doet na afloop van het onderzoek ter terechtzitting meestal direct
mondeling uitspraak.
• Wanneer een zaak niet van eenvoudige aard is, dan wordt deze aangebracht bij de meervoudige
strafkamer van de rechtbank waarin drie rechters gezamenlijk oordelen. De meervoudige strafkamer
doet uiterlijk binnen veertien dagen na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting uitspraak.
• De kinderrechter behandelt strafzaken tegen jeugdigen.
Relatieve competentie -> welk gerecht is bevoegd de zaak te behandelen?
De regels omtrent de relatieve competentie zijn met name te vinden in art. 2-6 Sv. Uitgangspunt is dat
een strafzaak aanhangig wordt gemaakt bij de rechtbank binnen welker rechtsgebied het strafbare feit
is begaan. Daarnaast is ook de rechtbank bevoegd binnen welker rechtsgebied de verdachte woont, dan
wel zich bevindt op het moment dat de vervolging tegen hem is aangevangen.
3. Is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging?
De wet noemt een aantal omstandigheden waaronder het voor het OM onmogelijk is om tot vervolging
over te gaan. In die gevallen dient te worden beslist dat het OM niet ontvankelijk is in de vervolging.
De belangrijkste zijn:
• De verdachte is overleden (art. 69 Sr)
• Het feit is verjaard (art. 70 Sr)
• In het geval van ne bis in idem (art. 68 Sr)
Daarnaast kan het zijn dat een rechter tot niet-ontvankelijkheid besluit op grond van het bepaalde in
art. 359a Sv omdat het OM heeft gehandeld met grove veronachtzaming van rechten van de verdachte
dan wel een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de procesorde, het zogeheten Zwolsman-criterium. Dit
kan ook in het geval sprake is van een zodanige schending van algemene rechtsbeginselen dat reeds op
die grond het vervolgingsrecht aan het OM wordt ontzegd.
4. Is er aanleiding de vervolging te schorsen?
Schorsing der vervolging kan bijvoorbeeld aan de orde zijn indien een (nog komende) beslissing in
een civiele procedure van belang kan zijn bij de uiteindelijke strafrechtelijke beslissing. Ook wordt het
instrument wel eens toegepast indien voorafgaande aan of tijdens het onderzoek ter terechtzitting is
gebleken of blijkt dat de verdachte niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging
te begrijpen, bijvoorbeeld omdat hij in een psychose verkeert.
De hoofdvragen
Materiële hoofdvragen art. 350 Sv
1. Kan de TLL worden bewezen?
Hier kijkt de rechter naar de TLL die op de dagvaarding staat. De officier draagt bewijs aan voor het
strafbare feit en de rechter beoordeelt of alle bestanddelen bewezen kunnen worden
-> zo niet: Vrijspraak, art 352, lid 1 Sv
2. Kan het feit worden gekwalificeerd?
De rechter beoordeelt of alle bestanddelen die in de delictsomschrijving in de wet staan, ook in de
TLL terugkomen. Als dat niet zo is, levert het in de ten laste gelegde feit geen strafbaar feit op.
-> zo niet: OVAR, art. 352, lid 2 Sv
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through EFT, credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying this summary from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Isa07. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy this summary for R103,83. You're not tied to anything after your purchase.