“The ability to observe without
evaluating is the highest form of intelligence.”
― J. Krishnamurti
Geschreven door Naam
Studentnummer: -
December 2020
NCOI
HBO Bachelor Pedagogiek
,Voorwoord
Mijn naam is Naam, ik ben 26 jaar een woonachtig in Naam. Sinds december 2018 volg ik
met veel plezier de HBO Bachelor opleiding Pedagogiek bij het NCOI. Inmiddels heb ik mijn
propedeuse behaald en rond ik het tweede leerjaar van mijn studie af. In het tweede jaar
van mijn studie heb ik onder andere de module observeren en rapporteren gevolgd. Met
deze moduleopdracht rond ik deze module af en verwerk ik mijn nieuw opgedane kennis.
De moduleopdracht schrijf ik niet alleen in opdracht van het NCOI maar ook voor mijn
stage-/werkplek, een kinderopvanglocatie van Smallsteps in Naam.
Een aanvraag door mijn locatiehoofd is de aanleiding voor het schrijven van deze opdracht,
gebaseerd op een situatie bij mij op mijn werk-/stageplek. Deze situatie deed zich voor op
de naschoolse opvanggroep waar ik werkzaam ben. Op deze groep, genaamd ‘Naam’,
worden kinderen van 7 t/m 12 jaar oud opgevangen. De geobserveerde persoon maakt
onderdeel uit van deze groep, welke bestaat uit nog zo’n 29 andere kinderen op een
doordeweekse schooldag. Voordat deze module van start ging, merkte wij ineens heftige
woede-uitbarstingen op bij de geobserveerde persoon. Ik zeg bewust ‘ineens’, omdat hij al
7 jaar op de opvang zit bij onze kinderopvanglocatie. Er was al wel bekend dat de
geobserveerde persoon op 3-jarige leeftijd flinke driftbuien had, maar daar is hij volgens
ouders destijds overheen gegroeid. Zowel ouders als mijn locatiehoofd stemmen in met
deze observatie aangezien men vastloopt op de woede-uitbarstingen van de
geobserveerde persoon en graag tot meer informatie willen komen.
2
, Samenvatting
1. Informatie geobserveerde personen en situatie
Er wordt in dit observatieplan één persoon geobserveerd, genaamd J. (8 jaar oud). De
geobserveerde persoon maakt deel uit van een groep kinderen in een naschoolse opvang. Deze
groep, genaamd ‘Naam’, bestaat uit kinderen van 7 t/m 12 jaar oud. J. verblijft hier drie middagen in
de week en in vakantieweken wanneer de school dicht is, gehele dagen.
2. Observatiedoel, -vraag en –context
J. heeft woede-uitbarstingen op momenten dat hij op de naschoolse opvang aanwezig is. Dit komt
zodanig met regelmaat voor dat wij (ik als groepsleiding/observator, de ouders van J. en het
locatiehoofd van de locatie) tot de volgende observatievraag zijn gekomen;
‘Zijn de vele woede-uitbarstingen van J. zaak voor een instantie?’
Deze vraag vormt het hoofddoel van de observatie, echter is dit niet concreet genoeg voor een
enkele observatie. Om deze observatievraag te verkleinen heb ik het onderverdeeld in 3
deelvragen;
1. ‘Welke uitingen van gedrag komen het meest voor bij een woede-uitbarsting van J.?’
2. ‘Vormen de woede-uitbarstingen van J. een gevaar voor de andere groepsleden?’
3. ‘Is Naam te kalmeren op het moment van een woede-uitbarsting?’
3. Situering observatie
Deze observatie wordt uitgevoerd door mij persoonlijk, Naam. Ik ben werkzaam op de naschoolse
opvanggroep, de Naam, waar J. wekelijks verblijft. Voor J. ben ik een vertrouwd gezicht dus zal het
niet vreemd zijn als ik aanwezig ben op de groep voor de observatie.
4. Overzicht observatieplan
Gedurende de observaties heb ik J. geobserveerd tijdens een woede-uitbarsting. Ik heb in totaal 3
observaties uitgevoerd, waarvan elke observatie een of meerdere observatiedoelen bevatte. Per
deelvraag lag mijn focus op een ander onderdeel rondom de woede-uitbarsting van J., de
observatieschaal dient hierbij als leidraad. Deze is objectief, wat inhoud dat het gedrag concreet,
feitelijk en zonder waardeoordelen wordt beschreven (Smadar Celestin-Westreich, 2019). Dit
gebeurd d.m.v. voorbeelden waardoor er duidelijk wordt welk gedrag er geobserveerd is.
5. Observatieresultaat
Voor mijn observaties heb ik gekozen voor tijdsampling. Bij tijdsampling ligt de focus op de tijdsduur
waarin frequent gedrag word waargenomen. Dit is relevant aangezien de woedeaanvallen
incidenteel voorkomen en niet te voorspellen zijn (Smadar Celestin-Westreich, 2019). Deelvraag 1
wordt beantwoord a.d.h.v. de observaties. Er is goed te zien welke uitingen van gedrag het meest
voorkomen bij een woede-uitbarsting van J.. Bij deelvraag 2 komt er een duidelijk verschil naar
voren tussen observatie 1 en 2, als het gaat om fysiek agressief gedrag richting groepsgenoten. Tot
slot kwam bij deelvraag 3 naar voren dat er een daling zat in de frequentie van het gedrag van J.,
wanneer de pedagogisch medewerker van de groep hem probeerde te kalmeren.
6. Observatie-interpretaties
In dit hoofdstuk geef ik mijn observatiebevindingen weer door middel van een beschrijving.
Dit doe ik om een duidelijk beeld te schetsen van de cliënt en zijn situatie. Ik benoem wat ik
concreet zag, hoorde en wat er gebeurde (Horst, 2018). Aan de hand van de beschrijvende
interpretaties kunnen er verklarende interpretaties gemaakt worden.
7. Observatiebesluit
De observaties zijn concreet en verantwoord gebruikt om mijn observatie deelvragen te kunnen
beantwoorden. Er is sprake geweest van een mondelinge rapportage naar ouders, nadat ik het
locatiehoofd via een schriftelijke rapportage op de hoogte heb gebracht. Ik zal ouders het rapport
schriftelijk overhandigen, zodat zij beschikken over de observatiegegevens en –resultaten, met
daaropvolgend het besluit. Dit kunnen zij gebruiken wanneer zij met de hulpvraag van J. bij een
instantie terecht willen/kunnen.
3