Inhoud
Psychologie – De Essentie.......................................................................................................................2
Hoofdstuk 2 – Sensatie en perceptie..................................................................................................2
Hoofdstuk 4 – Geheugen....................................................................................................................7
Hoofdstuk 6 – Motivatie en emotie..................................................................................................13
Hoofdstuk 8 – Stress, gezondheid en welzijn....................................................................................20
Hoofdstuk 11 – Gedragspatronen in groepen (blz 359-375).............................................................27
Psychologie – Een Inleiding..................................................................................................................30
Hoofdstuk 7 – psychologische ontwikkeling (behalve 7.1.1)............................................................30
,Psychologie – De Essentie
Hoofdstuk 2 – Sensatie en perceptie
We ervaren de wereld niet direct, maar via een reeks ‘filters’ die we onze zintuigen noemen.
Sensatie = het proces waarbij de gestimuleerde receptoren (zoals in de ogen of de oren) een patroon
van neutrale impulsen creëren. Dit patroon representeert de waargenomen stimuli in de hersenen,
waardoor een initiële ervaring van de stimuli ontstaat.
Perceptie (waarneming) = een proces dat de inkomende sensorische patronen bewerkt en er
betekenis aan geeft. Perceptie creëert een interpretatie van de sensatie.
Zintuigen hebben functies die helpen bij overleving door onze aandacht op bepaalde sensaties te
richten. De zintuigelijke indrukken van de wereld bestaan uit neurale representaties van stimuli, niet
uit werkelijke stimuli.
De hersenen ontvangen stimuli uit de buitenwereld nooit rechtstreeks. Ze moeten vertrouwen op de
informatie die afkomstig is van het sensorische systeem, dat fungeert als tussenpersoon en een
gecodeerde neurale boodschap doorgeeft, waaruit de hersenen hun eigen ervaring moeten
destilleren.
2.1.1 Transductie: stimulatie in sensatie veranderen
Alle informatie die de zintuigen opvangen, wordt door neuronen in de vorm van neurale impulsen
naar de hersenen verstuurd. De sensorische receptoren zetten de informatie om in elektronische
signalen.
Transductie (omvorming) = het proces waarbij fysische energie, zoals lichtgolven, wordt omgezet in
neurale impulsen. Het begint wanneer een sensorische neuron een fysische stimulus opvangt.
Receptoren = gespecialiseerde neuronen in een bepaald zintuig. De receptoren zetten hun prikkeling
om in een zenuwimpuls. Informatie in de vorm van een neurale impuls kan zich door het
zenuwstelsel verplaatsen.
2.1.2 Sensorische adaptie
Sensatie wordt in belangrijke mate beïnvloed door verandering. De receptoren van onze zintuigen
zijn gespecialiseerd in het verzamelen van informatie over nieuwe gebeurtenissen in de omgeving.
Sensorische adaptie = zintuigen worden steeds minder gevoelig naarmate een stimulus langer
aanhoudt.
stimuli waarvan de intensiteit of andere kenmerken niet veranderen hebben de neiging naar de
achtergrond van ons bewustzijn te verschuiven, tenzij heel intens of pijnlijk.
2.1.3 Drempels: de grenzen van sensatie
Absolute drempelwaarde = de minimumhoeveelheid fysische energie die nodig is om tot een
sensorische ervaring te leiden. De drempel varieert van persoon tot persoon.
De drempel varieert bij iedereen voortdurend door wisselingen in onze geestelijke alertheid en
lichamelijke conditie.
Psychofysica = de tak van onderzoek waarbij drempelwaarden van verschillende typen prikkeling
werden vastgesteld.
,Verschildrempel (juist waarneembare verschil, JWV) = het kleinst waarneembare verschil tussen
twee stimuli dat iemand betrouwbaar, de helft van het aantal keren, als verschil kan opmerken.
Wet van Weber = stelt dat de grootte van het JWV proportioneel samenhangt met de intensiteit van
de stimulus (JWV is groot bij grote intensiteit van stimulus). Dit geldt voor alle zintuigen.
2.1.4 Signaaldetectietheorie
Signaaldetectietheorie = sensatie is afhankelijk van de kenmerken van de stimulus, de
achtergrondstimuli en de detector.
De klassieke psychofysica stelde slechts dat als een signaal sterk genoeg was om de absolute drempel
van een persoon te overstijgen, het zou worden opgemerkt, terwijl het gemist zou worden als het
onder die drempel bleef.
In de moderne signaaldetectietheorie wordt sensatie beschouwd als een waarschijnlijkheid dat het
signaal wordt opgemerkt en accuraat wordt verwerkt onder bepaalde omstandigheden.
De signaaldetectietheorie neemt variabele omstandigheden, die van invloed zijn op het opmerken
van een stimulus, in ogenschouw en geeft daardoor een accurater beeld van sensatie van de
klassieke psychofysica.
2.2.1 Het systeem van perceptuele verwerking: het vinden van betekenis in sensorische informatie
Percept (wat wordt waargenomen) = een sensatie, maar ook de betekenis die daarmee samenhangt.
De wat- en de waar-route in de hersenen
De primaire visuele cortex achter in de hersenen splitst visuele informatie in twee onderling
verbonden routes.
De wat-route loopt vanuit de occipitaalkwab naar de temporaalkwab. Het bestaat uit twee takken:
de ene haalt informatie over specifieke objecten naar boven
het andere deel identificeert omgevingen
De waar-route projecteert vanuit de occipitaalkwab op de pariëtaalkwab. Het stelt de locatie van een
voorwerp vast ten opzichte van ons lichaam.
Blindzicht = een toestand die zich voordoet bij mensen met schade aan de wat-route, waardoor ze
zich visueel niet meer bewust zijn van de voorwerpen om zich heen.
Kenmerkdetectoren = gespecialiseerde groepen cellen in de visuele routes die uit deze routes zeer
specifieke stimuluskenmerken halen (lengte, lichtinval, locatie).
Binding problem = het is onbekend hoe de hersenen de kenmerken die de gespecialiseerde cellen
opmerken, met elkaar verbinden tot een enkel percept.
Top-downverwerking = onze doelen, vroegere ervaringen, kennis, verwachtingen, herinneringen,
motivaties of culturele achtergrond spelen een rol bij de perceptie van objecten of ervaringen. Je
maakt hiervan gebruik telkens als je primair afhankelijk bent van een beeld of geest om een stimulus
te interpreteren.
Conceptuele of (kennis)gedreven verwerking = het percept wordt bepaald door een concept in de
cortex. Dit soort denken is afhankelijk van concepten (kennis) in de geest van de waarnemer.
Bottom-upverwerking = de kenmerken van de stimulus (niet een beeld in onze geest) hebben een
sterke invloed op onze waarnemingen. Hierbij worden sensorische gegevens via receptoren naar de
hersenen gestuurd, waar ze ‘omhoog’ worden geleid naar de cortex.
, Stimulusgedreven verwerking = een verwerking waarbij het resulterende percept door kenmerken
van de stimulus wordt bepaald of ‘aangedreven’.