AARDRIJKSKUNDE
WONEN IN NEDERLAND
1.1 Rijkswaterstaat is een overheidsdienst die het beleid voert van
het ministerie van Infrastructuur en Milieu op het gebied van
veiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid in Nederland. Er is in
Nederland gevaar door zeespiegelstijging en bodemdaling.
Bewoners voelen zich echter veilig: het overstromingsrisicobewustzijn
is laag.
Een waterkering is een object dat oppervlaktewater moet
tegenhouden, bijvoorbeeld een dijk, sluis, dam of duin. Primaire
waterkeringen beschermen tegen buitenwater van de Noordzee,
de Waddenzee, grote rivieren, het IJsselmeer en het
Markermeer (buitenwater). Een dijkring is een gebied dat wordt
beschermd door een primaire waterkering. Twee derde van
Nederland wordt beschermd door primaire waterkeringen. De
waterschappen regelen het beheer hiervan. Een waterschap is
een regionale overheidsinstantie die verantwoordelijk is voor
het beheer, de bescherming en het onderhoud van dijken en
duinen en ze zorgen voor beheersing van het grondwaterpeil en
voor de waterkwaliteit. Het gebied waarin een waterschap
actief is, wordt bepaald door stroomgebieden. Nederland heeft
er 22.
De kans op overstromingen kan worden verkleind door het
verhogen van dijken of duinen, het verbreden van het strand of
het aanvullen met zand. Hoe groter de mogelijke schade is, hoe
beter een gebied moet worden beschermd. Elke vijf jaar wordt
beoordeeld of waterkeringen nog sterk genoeg zijn. De schade
die een overstroming aanricht verschilt per gebied. Dit hangt af
van de oppervlakte van de dijkring, hoe ver deze beneden
zeeniveau ligt, hoeveel inwoners het gebied heeft en de
investeringen die daar zijn gedaan. Het risico van een
overstroming hangt af van de kans dat een overstroming
plaatsvindt en de gevolgen de overstroming heeft. Als de kans
op een overstroming groot is en er veel slachtoffers kunnen zijn
,en ook veel schade dan is er sprake van een groot risico. Voor
Nederland komt het grootste overstromingsgevaar van zee,
vooral wanneer een noordwesterstorm samengaat met extra
hoge waterstanden op zee en in de rivieren. Overstromingen en
extreme weersomstandigheden zijn moeilijk te voorspellen en
hebben dus een korte waarschuwingstijd, waardoor
bescherming moeilijk is.
Doordat broeikasgassen in de atmosfeer terechtkomen, wordt
de dampkring extra opgewarmd. Dit noem je het versterkt
broeikaseffect. Het versterkt broeikaseffect leidt tot
klimaatverandering. Door klimaatverandering stijgt de gemiddelde
temperatuur. Deze temperatuurstijging heeft grote gevolgen.
Poolgebieden zullen gaan smelten en zeewater zal uitzetten.
Hierdoor ontstaat er een zeespiegelstijging. Het weer in West-
Europa wordt daardoor extremer en valt meer neerslag. Het
neerslagregiem (verdeling van hoeveelheid neerslag over een
bepaalde periode) zal veranderen. Zomers worden droger, zo
droog dat er watertekorten zullen voorkomen. De winters
worden juist natter. Anders dan velen denken, zal het niet vaker
of harder gaan stormen. Ook aan de windrichting zal niet veel
veranderen.
Gevolgen van klimaatverandering zijn van groot belang voor
het waterbeheer. De Nederlandse kust is alleen in stand te
houden onder bepaalde voorwaarden.
De zeebodem moet over een grote afstand vanaf de kust
flauw aflopen.
De stroming moet voldoende zand aanvoeren.
Het verschil tussen hoogwater en laagwater
(getijdenverschil) mag niet te groot zijn.
De kust moet niet worden geteisterd door zware stormen.
Er mag geen sprake zijn van een te snelle stijging van de
zeespiegel.
De gevolgen van klimaatverandering zorgen ervoor dat het
afslagpunt landinwaarts opschuift wanneer het water hoger
staat. Er komt een moment dat de zeereep (de duinstrook die
direct aan het strand grenst) niet meer voldoende bescherming
biedt.
,Kustafslag is de landinwaartse verplaatsing van de kust als gevolg
van erosieve kracht. Bij kustafslag gaat er door erosie
(verplaatsing van stenen en zand door de werking van wind,
stromend water, ijs) duingebied verloren. Dit heeft invloed op
het Waddengebied: als de zeespiegel meer dan 5 mm/jaar
stijgt, zal het Waddengebied onder water komen te staan. Niet
overal langs de kust treedt zandverlies op. Op sommige
plekken langs de kust groeit de zandvoorraad aan. Wanneer op
een bepaalde plek een tekort aan zand ontstaat, zullen
stroming en wind uit een ander gebied zand aanvoeren. De
aan- en afvoerende krachten worden weergeven in een
zandbalans.
Na de watersnoodramp werd de Deltacommissie opgericht. Met
de Deltawet ging het Deltaproject van start. Dijken werden
verhoogd, dammen gebouwd, bruggen en wegen gebouwd. Er
werden ook zeegaten afgesloten: het Veerse Gat, de
Oosterschelde, de Grevelingen, het Haringvliet en de
Lauwerszee. De Maeslantkering was het laatste grote project
van de Deltawerken.
Het doel van de Deltawerken was het vergroten van de
veiligheid. Er waren ook bijkomende voordelen.
Afgesloten zeegaten werden zoetwaterbekkens waarmee
de drinkwaterbehoefte van Zuidwestelijk Nederland werd
voorzien.
De zoetwatervoorraad kon dienen als irrigatiewater (water
dat nodig is voor het bevloeien van akkers) en
toenemende verzilting tegengaan.
De nieuwe verbindingen over dammen en dijken hieven
het isolement van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden
op.
De scheepvaart profiteerde van het wegvallen van de
grote verschillen tussen hoog- en laag water en van de
aanleg van nieuwe vaarwegen.
Het afdammen van de Oosterschelde leverde veel weerstand
op. Het unieke zoutwatermilieu, oesterteelt en visstand zouden
lijden door een afdamming. De Oosterscheldedam kreeg
daarom doorlaatsluizen. Deze gaan alleen bij extreme
waterstanden dicht. Een groot deel van de getijdenwerking
wordt op via deze halfopen dam in stand gehouden.
, Bij de (volledige) afsluiting van de andere zeearmen verdween
de overgang tussen zee en rivier. Planten en dieren die in deze
gebieden leefden verdwenen. Het stilstaande, zuurstofarme en
vervuilde rivierwater in de nieuwe zoetwaterbekkens vormde
een bedreiging voor milieu, visserij en recreatie. Men bedacht
hiervoor een aantal maatregelen.
De waterkwaliteit van het Grievelingenmeer werd hersteld
door de Brouwersdam gedeeltelijk te openen. Door openen
van de dam kreeg het binnenwater meer zuurstof. Bij
storm kan de doorgang worden gesloten.
De Haringvlietsluizen gingen op een kier open. Hierdoor
ontstond er een natuurlijk overgangsgebied tussen zout-
en zoetwater. Het westelijke deel van het Haringvliet
verziltte en trekvissen kwamen terug.
Het geld voor deze maatregelen kwam uit het Deltafonds. Met
behulp van dit fonds kunnen ook in de toekomst de
waterveiligheid en de zoetwatervoorzieningen van Nederland
worden zeker gesteld.
1.2 De zee legde duizenden jaren geleden zand en klei neer over
Laag-Nederland. Op de grens tussen water en land ontstonden
zandbanken (een ophoping van zand op de bodem van een zee of
meer). Als deze zandbanken bij eb droogvallen, spreek je van
strandwallen. De wind verplaatste het zand en legde het achter
planten of andere obstakels. Zo ontstonden de duinen (door de
wind gevormde zandheuvels aan de landzijde van het strand).
Achter de duinen ontstonden veenmoerassen.
Nederlandse duinen zijn te onderscheiden in oude en jonge
duinen. Oude duinen ontstonden duizenden jaren geleden en
liggen nu een aantal kilometer landinwaarts. Veel steden zijn
gebouwd op de oude duinen. De jonge duinen ontstonden
ongeveer duizend jaar geleden en dienen als zeewering. Jonge
duinen zijn een stuk hoger dan oude duinen.
In Nederland kan je drietal kusttypen onderscheiden. Van Noord
naar Zuid zijn dat een waddenkust, een gesloten duinenkust en
een estuariumkust.
De waddenkust is te herkennen aan zeegaten en eilanden.
Wadden zijn buitendijkse gronden die alleen bij hoogwater
overstromen. In het waddengebied is er meestal meer
aanslibbing dan afslag, omdat het gebied wordt