Goldstein Samenvatting VU, 1e jaar
Hoofdstuk 1
Cognitieve Psychologie is een tak die zich buigt over ‘the mind’. Onze
‘mind’ creëert mentale functies en houdt dit ook onder controle.
Daarnaast geeft het ook representaties van de wereld, zodat wij onze
doelen kunnen behalen. Mentale functies van ‘the mind’ zijn:
- Perceptie
- Aandacht
- Geheugen
- Emotie
- Taal
- Beslissing nemen
- Denken
- Argumenteren
Cognitieve Psychologie is sinds een paar eeuwen helemaal op en top.
- Rond 1800
o Volgens sommigen was het onmogelijk om het brein te
onderzoeken, omdat we ons eigen brein niet kunnen bekijken
o Ook konden we ons eigen breinproporties niet meten.
- 1968: Donders’ onderzoek
o Hij onderzocht hoe snel beslissingen werden genomen
o Simple reaction time en choice reaction time
Onderzoek met de twee aliens. Slaan wanneer je de
groene zag, maar niet wanneer je de blauwe zag.
o Het was een van de eerste cognitieve experimenten en het gaf
het inzicht dat mentale processen alleen indirect (via gedrag)
onderzocht kunnen worden.
- 1879: Wundt
o Zette het allereerste laboratorium voor wetenschappelijke
psychologie op.
o Kwam met structuralisme en analytische introspectie
De sensatie en deze op een analytische methode
beschrijven.
o Hij bracht empirische benadering
- 1885: Ebbinghaus
o Hij onderzocht hoe lang het duurde voor iemand iets vergat
Hij leerde zichzelf korte losstaande woorden aan en bleef
dit leren
Vervolgens liet hij wat tijd passeren en ging weer kijken
hoeveel woorden hij had onthouden
o Ontdekker van de ‘savings curve’: hoeveel onthoud je na
zoveel tijd
- 1890: William James
o Gaf significante observaties over ‘the mind’.
,Goldstein Samenvatting VU, 1e jaar
o Volgens hem kwamen er
miljoenen sensaties binnen,
maar dat merkt hij niet op. Dat
komt omdat hij er geen
aandacht aan geeft om deze te
observeren.
- 1913: Watson
o Hij kwam met het Behaviorisme
- 1938: Skinner
o Skinner onderzocht operante conditionering
o Volgens hem kon je gedrag veranderen d.m.v. positive
reinforcers
o Er was wel een kritiekpuntje:
Volgens sommigen kon je niet verklaren waarom
mensen een andere reactie leveren op eenzelfde
stimulus (schilderij van een straatmarkt in Parijs)
Rond 1950 kwamen de eerste computers. Deze waren gebouwd om
informatie in te nemen en te processen. Sommige psychologen begonnen
het menselijke brein te beschouwen als een computer en kwamen met de
information-processing approach. Volgens hen krijgen wij een
heleboel input. Deze filteren we uit en sturen we door naar het geheugen.
De computers hebben niet alleen handige input etc. gebracht, maar ze
hebben ook andere theorieën meegenomen: John McCarthy kwam als
eerst met artificial intelligence: het maken van een robot die zich
precies gedroeg zoals een mens dat deed.
Er zijn veel modellen over cognitieve psychologie. Dit zijn allemaal
representaties van de structuren of processen die wij doorlopen. Er zijn
twee soorten modellen:
- Structural models
o Representatie van een fysiek object, zoals een prototype of
3D-afbeeldingen.
- Process models
o Dit is vaak een figuur om duidelijk te maken hoe een bepaald
proces in zijn werking gaat.
o Dit is geen representatie maar een symbolieke manier om de
werking weer te geven.
, Goldstein Samenvatting VU, 1e jaar
Hoofdstuk 2
Alles wat we doen qua handdelingen wordt geregeld door onze hersenen.
Ook zintuigelijke informatie, zoals horen, zien, ruiken, voelen, proeven en
zelfs pijn horen hierbij. De studie van al deze signalen heet Cognitieve
Neurowetenschappen. Deze kijkt naar de fysiologische basis van de
cognitie.
Om te weten waarom iemand handelt zoals hij doet, maken we gebruik
van levels of analyses: observeer iemand, kijk naar verschillende
hersenfuncties en de reacties daarop; je kijkt eigenlijk naar gedrag op
verschillende niveaus.
Ons brein is een orgaan op zich en is de basis van alles wat wij doen. Het
brein lijkt 1 geheel te zijn, maar het bestaat uit allemaal minuscule
bouwblokjes genaamd neuronen, deze samen heten het nervenet.
Met het blote oog zien deze neuronen er met hun dendrieten en axonen
uit alsof allemaal klosjes garen los zijn geraakt en samen zijn verstrengeld.
Nu was er 1 anatomist, Camillo Golgi, die een techniek had ontworpen
waardoor neuronen duidelijker zichtbaar werden en je hun werkelijke vorm
goed kon zien. Toen kwam een Spaanse fysioloog, Raymon Y Cajal, die de
techniek van Golgi gebruikte bij de neuronen van pasgeborenen. Omdat
deze neuronen nog heel weinig vertakkingen hebben, is de
(basis)structuur heel goed te zien. Cajal kon op deze manier een hele
goede basistekening maken van het neuron. Deze tekening wordt tot op
de dag van vandaag nog steeds gebruikt.
Het idee dat individuele cellen signalen doorsturen in het zenuwsysteem
en dat deze cellen losstaan van andere cellen heet neuron doctrine.
Een neuron bestaat uit:
- Cell body
o Bevat proteïnen om de cel levend te houden
- Dendrieten
o Ontvangt signalen van andere neuronen en brengen deze naar
het cellichaam
o De knoppen heten post synaps
- Axon
o Lange smalle buisjes die signalen doorsturen naar andere
neuronen
o Elke cel heeft er maar eentje, maar deze ene kan wel allemaal
vertakkingen hebben
- Synaps
o Deze zit aan het eind van een axon (presynaps)
Cajal ontdekte een paar belangrijke dingen:
1. Er is een smalle ruimte tussen de synaps van de axon en het begin
van de dendriet. De ruimte ertussen heet de synaptische spleet.