Risicomanagement H1 t/m H7
Hoofdstuk 1, risico’s en risicomanagement - introductie en ontwikkeling
- Piramide van Maslow, de hiërarchie van behoeften:
Zelf-
ontplooiing
Waardering (succes,
prestige)
Liefde, sociale contacten
(genegenheid, erbij horen)
Veiligheid (bescherming, economische
zekerheid)
Fysieke behoeften (eten, drinken, slaap, seks)
- Risico = de mogelijkheid dat zich een gebeurtenis voordoet in een gegeven periode en
situatie, die een negatief effect heeft, waarde creatie verhindert of bestaande waarde uitholt.
- Kenmerken van een risico:
1. Kans op het optreden van een gebeurtenis
2. Gevolg
3. Blootstelling
4. Betrokkene
- Risicomanagement = de analyse en de beheersing van de risico’s.
- Dynamische risico’s = zijn bijv. strategische risico’s, commerciële risico’s en organisatorische
risico’s deze risico’s leiden dus niet altijd tot schade of verlies en zijn niet verzekerbaar.
- Statische risico’s = zijn de risico’s die ook echt 100% leiden tot schade of verlies, bijv. brand.
- Aansprakelijkheidswetgeving -> bedrijven steeds zorgvuldiger met het aansprakelijkheidsrisico
bijv. de arbeidswetgeving, die bedrijven en instellingen steeds nadrukkelijker dwingen tot een
goed gestructureerd risicomanagement m.b.t. arbeidsongevallen en beroepsziekten.
- ERM - Enterprise riskmanagement = de beheersing van alle risico’s van de organisatie.
- Safety = beschermen tegen onbedoeld kwaadwillen handelen, ongeluk.
- Security = het beschermen tegen doelbewust kwaadwillend handelen, opzet.
Hoofdstuk 2, risico’s nader beschouwd
- COSO-raamwerk;
- Risico’s = de mogelijkheid van gebeurtenissen met een negatief effect, waarde vermindering
- Kansen = kunnen de negatieve effecten van risico’s verminderen
- Risicoformule = risico = kans x gevolg
- Risico’s ontstaan -> door bedreigingen = de afwezigheid van 1 of meer omstandigheden
waaruit mogelijk aantasting van waarde, schade, verlies of letsel kan ontstaan.
- Bedreiging = de kans dat er schade kan ontstaan, maar het is niet zeker of de schade ook
inderdaad ontstaat.
- Elementen van een bedreiging:
, 1. Een belang dat geschaad kan worden, persoon die letsel op kan lopen of een doelstelling
die mogelijk niet wordt gerealiseerd. Vraag; wie of wat negatief kan worden aangetast.
Hierbij zijn verschillende benaderingen mogelijk, indeling als volgt: persoonlijk welzijn
(persoonlijke gezondheid als emotionele waarde en als economische waarde/het
vermogen om inkomen te verwerven). Eigendommen (de economische waarde die zijn
vastgesteld in materiële en immateriële vermogensbestanddelen/capaciteit om met de
vermogensbestanddelen inkomen te verwerven/emotionele waarden verbonden aan
bepaalde zaken zoals kunst of dierbare voorwerpen). Vrijheid van wettelijke
verplichtingen (vrijwaring van aansprakelijkheden) en doelstellingen waarvan de realisatie
niet kan worden zeker gesteld (strategische- financiële- commerciële- organisatorische
doelstellingen)
2. De gevaren of krachten die de schade of het letsel veroorzaken. Vraag; waardoor de
negatieve aantasting ontstaat. Indeling potentiele schadeoorzaken: natuurlijke
schadeoorzaken (ziekte, brand, storm en overstroming). Menselijke schadeoorzaken
(agressie, diefstal, vandalisme, fraude, nalatigheid). Economische schadeoorzaken
(recessies, inflatie, veranderingen consumentengedrag, koersval op beurs). Juridische,
politieke en maatschappelijke schadeoorzaken (verandering wetgeving, inbeslagname of
nationalisatie).
3. Het gevolg van de schade of het letsel in termen van economische of emotionele waarden.
Dit is het logische gevolg van de eerste 2 vragen, dit resulteert in vermindering van
vermogen.
- Term risico -> wordt ook gebruikt om de meetbare kans aan te geven dat een bedreiging
inderdaad leidt tot letsel, schade of nadeel. Bedreiging is dan ook wel een factor van het veel
bredere begrip risico.
- Onderscheid tussen dynamische en statische risico’s
Dynamische risico’s Statische risico’s
Worden bewust opgeroepen Zijn ongewenst
Kans op verlies maar ook winst Alleen kans op verlies
In de regel niet te verzekeren In principe wel te verzekeren
Voorbeelden; investerings- en beleggingsrisico Voorbeelden; brand, inbraak en aansprakelijkheid
- Interne risico’s = risico’s binnen de organisatie. Bijvoorbeeld; strategie, kwaliteit, continuïteit,
fraude, materiële risico’s, veiligheid, financiële risico’s, veiligheid, kennis en capaciteit.
- Externe risico’s = risico’s buiten de organisatie. Bijvoorbeeld; economie, markt, politiek, wet-
en regelgeving, natuur, sociale ontwikkelingen en maatschappij.
- Matrix van kans en schadeomvang
Kans / Gevolg Kleine schade Grote schade
Kleine kans I II
Grote kans III IV
- Risico wordt groot genoemd wanneer de gevolgen zodanig een bedreiging vormen dat het
nemen van het risico niet langer acceptabel is voor degene die het loopt.
- Groot risico = bedreigend voor de continuïteit van de onderneming.
- Middelgroot risico = is niet continuïteitsbedreigend maar reduceert de rentabiliteit.
- Klein risico = kan worden gefinancierd uit lopende middelen. Reductie = kostenbesparing.
- Bagatelrisico = verwaarloosbaar
Hoofdstuk 3, risicomanagement, wat is dat?
- Risicomanagement = een combinatie van beleid, organisatie en processen opgezet en
toegepast binnen de organisatie en gericht op het identificeren, beoordelen, beheersen, en