Hoofdstuk 2: soorten en populaties
§1 definitie van een soort
Taxonomie, soorten op basis van verwantschap ingedeeld d.m.v. DNA-onderzoek
Indeling door Linnaeus:
Soort geslacht familie orde klasse rijk
Soorten, organismen met grote overeenkomst in uiterlijk, eigenschappen, gedrag en leefgebied die
onderling vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
Binominale naamgeving/ wetenschappelijk naam, twee delen: geslachtsnaam en de soortaanduiding
§2 populaties
Populatie, geografisch gescheiden groepen van dezelfde soort
Beperkende factor, reden voor vertrek van een individu uit een populatie
Versnippering, opdelen van het leefgebied van een populatie waardoor soortgenoten moeilijker in
contact komen met elkaar
Ontsnippering, verbinden van het leefgebied van een populatie waardoor soortgenoten makkelijker
in contact komen met elkaar
Territorium, leefgebied van één dier. Genoeg leefgebied zorgt voor een gezonde populatie waarin
genetische verschillen zijn. Hierdoor wordt een populatie minder door ziekten aangetast.
§3 elke soort is anders
Habitat, leefomgeving met specifieke biotische en abiotische factoren
Tolerantiegrenzen, gebied voor verschillende factoren waarbinnen een organisme kan leven met in
het midden de optimumwaarde
Niche, invloed van een soort op het ecosysteem vb: voedsel en behuizing
Concurrentie, soorten hebben dezelfde niche en habitat
§4 relaties
Predatie, vangen en eten van andere organismen
Voedselketens, opeenvolgende organismen die elkaar eten, waarbij organische stoffen met energie
worden doorgegeven
Voedsel web, serie met elkaar verbonden voedselketens
Accumulatie, ophoping van o.a. gifstoffen in de top van de voedselketen
Symbiose, langdurige relatie tussen organismen
Soorten symbiose:
1. Mutualisme, beiden soorten hebben voordeel
2. Parasitisme, één soort heeft voordeel één heeft nadeel
3. Commensalisme, één soort heeft voordeel de ander is neutraal vb: epifytisme, planten die op
andere planten groeien
Hoofdstuk 3: ecosystemen
§1 kwetsbare ecosystemen
Ecosysteem, min of meer afgebakend gebied met eigen biotische en abiotische relaties
Producenten, o.i.v. zon leggen ze organische stoffen vast
Consumenten, halen hun organische stoffen uit andere organisme
Reducenten, verwerkers van detritus, dode resten van planten en dieren tot anorganische stoffen
Draagkracht, maximale populatiegrootte die een gebied kan onderhouden (neemt toe wanneer
beperkende factoren afnemen)
Populatiedynamiek, verandering van grootte van de populatie
Verstoring, verandering ontstaan in korte tijd die leidt tot langdurige grote veranderingen in het
ecosysteem
§2 energie
Biomassa, gewicht aan organische stoffen van de organismen samen in het ecosysteem
Voedselpiramide (T 93E), grafische weergave van de biomassa in een ecosysteem