Samenvatting persoonlijkheidspsychologie Caitlin Zonneveld
Samenvatting Persoonlijkheidspsychologie
H1 t/m 5
1
,Samenvatting persoonlijkheidspsychologie Caitlin Zonneveld
Toelichting:
Alle dikgedrukte woorden zijn begrippen uit het boek, deze zijn dus belangrijk om te weten.
De onderstreepte woorden staan niet schuingedrukt in het boek, maar zijn wel belangrijk (vind ik).
Alle blauwe tekst komt uit de kennisclips/lessen en is aanvulling op de stof uit het boek (daardoor niet
minder belangrijk!).
Alle rode tekst zijn voorbeelden.
Hoofdstukken: 1 t/m 5
Hoofdstuk 1: Introductie
1.1 Wat is persoonlijkheid?
Eigenschappen: hulpvaardig, spontaan, vriendelijk etc.
Iedereen is verschillend individuele verschillen (datgeen wat mensen van elkaar onderscheidt).
Persoonlijkheid: Persoonlijkheid heeft betrekking op de kenmerkende individuele verschillen tussen
mensen in de manier waarop ze denken, zich voelen en zich gedragen. Deze individuele verschillen zijn
vrij stabiel en deels genetisch bepaald en openbaren zich in verschillende situaties.
Hier gaan psychologische mechanismen achter schuil die mensen helpen zich aan te passen aan
de omgeving
Twee deeldomeinen van persoonlijkheid:
Temperament: er zijn 4 belangrijke vloeistoffen in je lichaam (humores), namelijk bloed, slijm, gal en
zwarte gal. Wanneer iemand te veel of te weinig van deze vloeistoffen heeft, zou dit het gedrag en
bepaalde emoties van mensen verklaren. Komt uit de Griekse oudheid, wordt nu niet veel meer
gebruikt.
Tegenwoordig wordt er met temperament de basale persoonlijkheidseigenschappen bedoeld die
al in de kindertijd aanwezig zijn en die observeerbaar zijn (bijvoorbeeld hoe een baby op prikkels
reageert of hun algemene energieniveau).
3 soorten kinderen: het moeilijke kind (10%), het gemakkelijke kind (40%) en de langzame starter
(15%). Deze temperamenten vormen de basis voor de persoonlijkheid later.
Karakter: het kenmerkende of typerende van een persoon (iemand is een nerd).
1.2 Stabiliteit van persoonlijkheid
Een belangrijk kenmerk van persoonlijkheid is dat deze relatief stabiel is. Persoonlijkheid wordt met de
maanden/jaren stabieler. Twee vormen van stabiliteit:
1. Rangordestabiliteit: de relatieve positie die iemand in een groep inneemt in de loop van de tijd
(als iemand als kind opstandig is, is hij dat later dan ook meer?)
2. Mean level stability: de mate waarin scores van groepen personen naarmate ze ouder worden
hetzelfde blijven (zijn kinderen van 15 extraverter dan kinderen van 10?)
Rangorde als je als kind verlegen bent maar als volwassene niet, je vergelijkt dan jezelf als
kind met de andere kinderen op school en vergeleken met die groep was je verlegen. Nu niet
meer, het verschil is veranderd. Mean-level stability wat is de stabiliteit als je een groep
vergelijkt. Als mensen volwassen zijn en ouder te worden zwakken persoonlijkheidsstoornissen
af. Als je ouder wordt dan zwakken eigenschappen af. Zelfvertrouwen is niet stabiel, in de
2
, Samenvatting persoonlijkheidspsychologie Caitlin Zonneveld
puberteit gaat het omlaag. Over leeftijd heen persoonlijkheidseigenschappen worden die meer
of minder.
Zelfwaardering: de mate waarin mensen positief over zichzelf denken.
1.3 Erfelijkheid van persoonlijkheid
Erfelijkheid verwijst naar de mate waarin genen overeenkomsten en verschillen tussen mensen kunnen
verklaren. Het deel dat niet wordt verklaard door de genen wordt bepaald door de omgeving.
Tweelingonderzoek. Hierbij is de aanname van gelijke omgevingen belangrijk. Wanneer er
dezelfde omgeving is, kan je kijken naar de invloed van de genen. Hieruit is gebleken dat
persoonlijkheid voor ongeveer 50% erfelijk is.
Gedeelde omgeving (het gezin, opvoeding van ouders, het huis etc.) en niet-gedeelde omgeving
(eigen vrienden en ervaringen etc.)
Hoe bereken je de mate van erfelijkheid voor een eigenschap? Eerst wordt er bepaald in
hoeverre bijvoorbeeld eeneiige tweelingen op elkaar lijken met betrekking tot impulsiviteit.
Hiervoor wordt de correlatie berekend, dus hoe erg het samen hangt. Daarna doe je hetzelfde
met twee-eiige tweelingen. Het verschil tussen de twee correlaties wordt gebruikt en in de
formule gezet. Dit getal doe je keer 100 en dan krijg je een percentage.
Zelfconcept: het beeld dat je van jezelf hebt.
Zelfwaardering: de mate waarin je tevreden bent over je zelfconcept Rosenberg Self-Esteem Scale
Sociale identiteit: hoe je jezelf presenteert naar anderen toe.
Identiteitscrisis identiteitstekort (iemand heeft nog geen duidelijke identiteit gevormd, bijvoorbeeld
als iemand net op zichzelf is gaan wonen of is gaan studeren, de identiteit is dan makkelijk te
beïnvloeden. Ook een midlifecrisis valt hieronder.) en identiteitsconflict (wanneer er aspecten zijn in de
identiteit die moeilijk te combineren zijn, bijvoorbeeld school en werk).
1.4 Het vakgebied persoonlijkheidspsychologie
Persoonlijkheidspsychologie is handig tijdens coachen of bijvoorbeeld het werven van mensen bij een
bedrijf.
Hoofdstuk 2: Klassieke modellen van persoonlijkheid
Persoonlijkheidstrekken: algemene kenmerken die ieder individu in een bepaalde mate heeft (zoals
extraversie) die binnen dat individu niet of nauwelijks over tijd of situatie variëren.
2.1 Sigmund Freud en de psychoanalyse
Volgens Freud ben je je niet altijd van je wensen, voorstellingen en doelen bewust onbewuste bepaalt
je gedrag.
Freud zag in door het psychiatrisch ziektebeeld hysterie dat als je lichamelijke symptomen kan
oplossen door een behandeling met woorden (hypnose), dat de oorzaak dus psychisch moet zijn.
Vrij associëren: patiënten vertellen vrijuit wat er in hen opkomt.
De 3 aspecten van de psychoanalyse: dynamiek, economie en structuur van de psyche.
Dynamiek:
3